Thema’s die aan de orde komen zijn:
Opgroeien tussen de boomgaarden. De heer K. hielp als kind altijd al met van alles mee. Schoffelen, hakken, wieden, groenteplantjes uitzetten, fruit plukken. Op iets oudere leeftijd ging hij naar de veiling in Culemborg. Dan werd de pony voor de kar gespannen, met kisten appels of bonen erop.
Handwerk. Tijdens het appels plukken waren er vier, vijf of zes volwassenen aan het werk en een paar kinderen. De mannen plukten, op hoge ladders. De vrouwen sorteerden. Dat gebeurde met een plankje waar gaten in zaten. Appels moesten aan de maat voldoen. De sfeer was gemoedelijk, met het verlenen van wederdiensten; het was één grote familie.
Rassen. Er stonden rassen als de Notarisappel, Bellefleur en Winterjan en er waren zoete appelen.
Kersen. Iets verderop was een kersenboomgaard. Voor vijf cent kochten de kinderen een puntzak kersen. Ook kregen ze wel gratis kersen waar een plekje op zat: kroet.
Pachtgrond. Behalve grond in eigendom, werd er ook veel grond van de grondbezitters gepacht. In november moest de pacht betaald worden. Soms moest er een koe of varken verkocht worden om de pacht te kunnen betalen.
Spuiten. Hoogstammen werden zo’n vier keer bespoten, Dat was heel bewerkelijk. De struikbomen van later tijd werden wekelijks bespoten met zwaar gif als Kaptan, DDT e.d.
Verdwijnen van de boomgaarden. Hoogstamfruitbomen zijn bijna helemaal verdwenen. Zij maakten plaats voor struikbomen. Daardoor veranderde het leven van de mensen die van het fruit moest leven ingrijpend. (Geluidsbestand ontbreekt)