Thema’s die aan de orde komen:
Pacht en verkoop. Behalve wat eigen fruit kocht vader, zoals ook anderen in de omgeving van Ingen deden, d.m.v. verpachtingen fruit ‘aan de stam’. De boomgaarden waren van het Fonds Hulpbetoon van Baron van Brakel op Den Eng. Er waren publieke verpachtingen en verkopingen. Het bezoeken van verkopingen werd ‘vakantie’ genoemd. De verkopingen moesten in acht dagen gebeurd zijn. Ze werden in het dorp door een plaatselijke notaris geleid. Men kon dan ‘mijnen’. ’s Avonds was het dan feest met een borreltje. Men kon er redelijk van leven.
Pluk. Voor de pluk nam men zo nodig extra mensen mee; mensen die in ploegen in de fabriek werkten en met plukken wat extra’s verdienden.
Hoogstam. Alles was hoogstam; halfhoog- of struikvorm kwam bijna niet voor. De ladders voor het plukken waren tot 40 of 50 sporten hoog. Bij het kersen plukken had men een voorplukker die riep als de fruitverzamelmanden (hoenderikken) uitgegoten moesten worden.
Oorlog. In de oorlog kon men met het fruit niet weg. Men bracht het toen zelf naar de fabriek in Tiel. In de jaren ’43, ’44 ging fruit op boten naar Amsterdam waar niets te krijgen was.
Oude appel- peren- en pruimenrassen. Appels: Goudreinetten, Bellefleur, Jonathan, Sterappels,Yellows, Dijkmannen Kesterens Wijnzuur, Koningszuur, Bosappelen, Notarisappel. Appels gingen in kisten van 25 kilo. Peren: IJsbouten, Conference, Gieser Wildeman, Winterjannen, Leopolds. Peren gingen in kisten van 30 kilo. Pruimen: Reine Vic, Eldense Blauwen en Boerenwit. Het fruit werd vroeger op stro bewaard, tegenwoordig heeft men koelcellen. (Geluidsbestand ontbreekt)