Thema’s die aan de orde komen:
De boomgaard. De hoogstamboomgaard is in 1922 ingeplant. Het duurt 10 tot 15 jaar voordat de hoogstamboom volwassen is en er aan verdiend kan worden. Toen de heer I. in 1945 het land kocht, waren de bomen volop in productie. Eerst komen de pruimen, dan de kersen, de peren en daarna de appels. In één seizoen werden 6 á 7 duizend kisten fruit van 20 kilo geplukt. Om afscheuren van zware takken te voorkomen, werden er in het voorjaar schoren (takken van gesnoeide sparren) onder gezet.
Fruitpluk. In de drukke tijd kwamen er 7 of 8 plukkers, kleine boertjes die wat bijverdienden. Vooral de kersentijd was gezellig. Omdat de kersenbomen hoog waren, werkten er dan jonge mensen. Bij dubbele kersen trakteerde de heer I. op een fles jenever.
Spreeuwen. Van ’s morgens 6 tot ’s avonds 8 kwam de kersenkeerder de spreeuwen verjagen. Het schieten van de spreeuwen deed de heer I. zelf. Die spreeuwen werden door een oude man mee naar huis genomen om te braden.
Nieuw materiaal. Rond 1960 werd er goed verdiend. Toen ging het paard eruit en werd een nieuwe trekker gekocht. Ook kwamen er een spuit en cirkelmaaier.
Hard werken. Tot zijn 68ste had de heer I. naast de boomgaard ook nog koeien. Om 4.15 uur stond hij op om de koeien te melken voor hij om 6.00 uur in de boomgaard was. Het voeren van de kalveren deed zijn vrouw. Toen hij 68 was weidde hij alleen nog jong vee, dat was minder werk. Het fruit kostte veel tijd.
Veiling. In het dorp kwamen twee vrachtwagens, de een ging naar de veiling in Geldermalsen en de ander naar Utrecht. De veiling in Utrecht was groter, de prijs beter. Nu wordt fruit niet meer via de veilingklok verkocht, alles gaat via internet.