Thema’s die aan de orde komen:
Vak geleerd. Cursussen veeverloskunde en de fruitteeltvakschool en Geldermalsen. Sorteren en verpakken geleerd. ’s Winters verdiende hij samen met een zwager wat bij met snoeien in boomgaarden.
Boomgaarden. In vroeger jaren stond de Betuwe vol hoogstammen. ‘Blijver- en wijker’ systeem. Rij Goudreinetten en een rij kersen. Elk jaar werd ergens een boomgaard gepacht. In kleinere boomgaarden werden de bomen dichter op elkaar gepoot, met andere soorten appels. Langs de slootkanten werden Winterjannen en Eldense blauwe gezet; dan bracht ook de slootkant nog wat op.
Verpachtingen. In de jaren ’50 en ’60 was de helft van de bewoners fruitpachter. Van het fruit kon men niet van bestaan, dus had men er een andere baan naast. Zoals postbode, caféhouder, slager of paardenhandelaar. Verpachtingen werden met een advertentie aangekondigd en dan kwamen de kijkers langs. Soms werden er wel 50 percelen fruit verkocht. Kijkers schatten de boomgaarden op opbrengst. Goudreinetten brachten soms wel 35 kisten per boom op. Dan hoef je niet veel bomen te hebben.
Oogsten. Eerst kersen en later het harde fruit. Voor de pluk werden losse arbeiders en kleine boeren ingehuurd. Dat was geen probleem omdat er veel losse arbeiders en kleine boeren waren. Jonge plukkers pakten ladders met 40 sporten, de oudere kregen ladders met 36 sporten. De zomerappels moesten rond 20 september in de kist zitten; rond 1 oktober kwamen de latere appels. De goudreinet werd het meest geteeld.
Verkoop aan huis. Op zaterdag ging de heer van B. met paard en wagen de huizen langs met bestelde kisten appels en peren.