Thema’s die aan de orde komen:
Hoogstamboomgaarden. Na de fruitteeltschool begon de heer C. voor zichzelf. Hij huurt boomgaarden die hij onderhoudt. Het fruit verhandelt hij. In de jaren ’50 en ’60 (20ste eeuw) moesten veel boomgaarden wijken voor nieuwbouw. Ook bracht het fruit steeds minder op. In Culemborg verdween zo bijna de hele fruitteelt. Eind jaren ’80 stapt de heer C. over op het leveren van biologisch fruit.
Snoeien. Bij het snoeien gaat er om de goede vruchttakken te bewaren en de verkeerde weg te knippen. Vroeger werd met de zaag gesnoeid. Een zaag op een stok, zo lang mogelijk. Dan hoefde men niet met de ladder om de boom heen te lopen. Nu wordt gesnoeid met een moderne schaar.
Fruitverkoop. In juli werd het fruit ‘op het hout’ verkocht, d.w.z. voordat het was geoogst. De koper moest zelf voor de pluk zorgen, met risico van een slechte oogst. Tijdens grote verkopingen werden alle boomgaarden in de omgeving geveild.
Armenboomgaard. Als een eigenaar overleed en er geen erfgenamen waren, werden de boomgaarden aan de armenbesturen geschonken. Met de opbrengst werden armen in de omgeving gesteund. Deze armenboomgaarden waren eigendom van de katholieke kerk en de hervormde kerk. Toen het onderhoud meer kostte dan het fruit opbracht, verkochten veel armenbesturen de boomgaarden.
Rassen. Vroeger was de Goudreinette het hoofdbestanddeel van de boomgaard. Verder waren er nog diverse oude rassen appel en peren. Een keer waren Keuleman appels samen met andere appels naar de appelmoesfabriek in Geldermalsen gebracht. Die appels waren zo hard dat de machines er van kapot gingen.