Menu

De chat is beschikbaar van maandag tot en met vrijdag tussen 13:00 en 16:00 uur. Is de chat offline? Bekijk onze Veelgestelde vragen of stel uw vraag via ons contactformulier.

Uw zoekacties: Klooster Bethlehem bij Doetinchem
0314 Klooster Bethlehem bij Doetinchem

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden. 
 
Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer. 
  • Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
  • Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
  • Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden. 

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen. 

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht  om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien. 
 

 

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
0314   Klooster Bethlehem bij Doetinchem
Inleiding
1. Openbaarheid en citeren
2. Geschiedenis van het archief en de inventarisatie
3. De huidige toegang
4. Literatuur
laatste wijziging 06-07-2024
2.020 beschreven archiefstukken
271 gedigitaliseerd
totaal 10.126 bestanden
Inventaris
1. Algemeen
2. Akten en brieven
N.B. Hierbij ook enkele andere soorten stukken. Het gaat hier om de door Sloet genummerde stukken, voorzover fysiek aanwezig (in ieder geval in de tijd van Sloet) en niet alleen als afschrifit in het cartularium.
2.01. 1200-1300
1 Dirk, bisschop van Utrecht, verklaart dat, toen de priester Franco op de plaats, nu Bethlehem genoemd, met verlof der kerspellieden van Duttincheim eene kapel had gebouwd, de markgenooten onder welke Henrik graaf van Gelre, Wouter van Keppel, Huboldus van Bernham, Ulricus en Egbertus van Brochusen gebroeders, Bernardus en Sueterus van Wisch gebroeders, Everhard van Hese, Bernardus van Elten, Jordanus van Wisch om een gedeelte hunner marken daaromtrent gelegen aan de Heilige maagd hadden gegeven dat daarna bisschop Balderik die kapel had gewijd terwijl zij vervolgens na eene brand opnieuw gewijd en in hare vrijheden bevestigd was door Albertus Livonensis episcopus en bekrachtigt de vrijdommen aan de voorschreven kerk verleend haar en hare goederen en bezittingen waarvan de namen en de ligging worden opgegeven met vermelding der personen, welke die aan het gesticht geschonken of verkocht hadden onder zijne bescherming nemende.
Presentibus Theoderico maj. ecclesie decano Gerardo Xanct. Ottone St. Bonifacii, Wolter St. Petri, Bernardo Tilense, Bertoldo Aldeselense, Engelberto Daventriense, preposites, Henrico St. Petri, Giselberto St. Johannis, Reinboldo St. Marie decanis Traj. Nicholas St. Pauli, Nicholas St. Laurentie in Osbruke, abbatibus; Woltero Spirinc, Giselberto, Egberto et Egidio fratribus de Amestelle, Alfero, Alberto et Willemo de Wlffinnen, Huberto de Busincheim, Gerardo de Hardeswic, Jacobo et Lamberto de A, Swetero de Wische, Stephano de Sulen, Wilhelmo de Malbergen, Swetero de Dinghete, Wilhelmo de Brunchurst, Hanrico de Burclo, Everardo Takun etc., 1200 (voor juli 12) (Anno dominice incarn. MCC pontificatus nostri anno II).
N.B. Gedrukt in Van Heussens Historia p II, blz. 186 van episcopat Daventri. Gebrekkig uitgegeven in Bondam, Charterboek II n. 80. Zie ook Sloet, Oorkonden, no. 395. Zie ook Oorkondenboek Utrecht 542. Beschreven in inventaris-Maris, 5. Zie ook Cartularium (inv.nr. 976) 31 en 31v.
2 St. Pantaleon verkoopt Mullinc onder curtis Hengelo, 1217.
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 418, Ketner I en Cartularium (inv.nr. 976) 12 en 19v.
3 Otto, proost der hoofdkerk te Utrecht bevestigt eenen brief van zijnen voorganger Conradus, waarbij aan een aantal tiendplichtigen in de villa Brobantia toegestaan wordt, den tiend welk zij aan de kerk te Sijdehem en aan de curtis Hesen schuldig waren, met een vaste jaarlijksche pacht te betalen, 1211 (voor juli 12) (Anno dominice incarnationis MCCXI pontificatus autem domini et avunculi nostri domini Theoderici Traiectensis episcopi anno XIII).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 428, Oorkondenboek Utrecht 382, 600 en Cartularium (inv.nr. 976) 27.
4 Henribertus, abt van Werden, bekrachtigt den verkoop van eene mansus in Gernhere (=Gaanderen) behoorende tot de curtis Ruschede, gedaan ten behoeve van den kerk van St. Maria te Bethlehem. Onder de getuigen is Henricus de Selcheijm, ca. 1215.
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 441 en Cartularium (inv.nr. 976) 19.
6 Bernard, proost van Emmerik en aartsdiaken te Utrecht bevestigt de giften door zijnen voorganger gedaan aan de kerk van St. Maria te Bethlehem van anderhalven mansus te Gernere. Getuigen zijn deken en kanoniken te Emmerik enz., 1218 (Anno dominice incarnationis MCCXVIII).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 449, Oorkondenboek Utrecht 661, Ketner II en Cartularium (inv.nr. 976) 30.
7 Suetherus de Rinkelenberg en zijne vrouw Beatrix geven de curtis Starkerode, gelegen prope Ecclesiam Wintersuic aan de kerk van St. Maria te Bethlehem in het kerspel Dutthinchem waar zijn vader Sweder gedurende drie jaren als geestelijke leefde. Getuigen zijn Otto Osnaburgensis episcopus, Willehelmus prepositus, Gerhardus, Godefridus canonici, Stephanus miles, Walravenus miles, 1223 (Anno dominici incarnationis millesimo CCXXIII).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 469, Ketner III en Cartularium (inv.nr. 976) 25.
8 Otto, bisschop van Utrecht, geeft den eigendom van den grooten en smallen tiend te Gernere met het regt dat Everhard van Wilp welke dier van hem ten leen hield, daarop bezat aan de kerk van St. Maria te Bethlehem. Presentibus: Reinboldo majore decano, Wigero sancti Petri, Gozwino St. Johannis, preposites Trajecten., Theoderico Daventr., Bernardo Embricen, preposites, Wlframmo St. Salvatoris, Giselberto St. Johannis, magistro Andrea St. Marie, decanis Trajecten., Woltero comite de Goye, Swethero de Dingheten sculteto Trajecten., Giselberto de Amestelle et Egidio fratre eius, Arnoldo Luf, Theoderico de Torkunde, Hermanno de Vurden, Theoderico Kusin, Stephano de Bosincheim, Giselberto de Vechte, Ernesto de Eurdinge, Jacobo de Amerunge, Wilhelmo de Wlwen, Henrico de Amersforden, Egidio de Scalcwic, Alberto de Wlfen et Alberto filio eius, Amilio de Werden, Alphero de Ridbeke, Everhardo burgravio de Munfort, Gerardo de Dolre, Gerardo de Ermale, Menzone de Gravestorp et Henrico filio eius, Everhardo de Lidere, Johanne de Honorst, Alphero sculteto Psallandie, 1225 (Anno dominice incarnationis MCCXXV, indictione XIII, pontificatus nostri anno X).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 478, Oorkondenboek Utrecht 737 en Cartularium (inv.nr. 976) 29v.
9 Het kapittel te Xanten getuigt dat door den kanonik Everwijn des kapittels villicus te Bislinch een halven mansus gelegen te Duttinchem onder zekere voorwaarden in erfpacht gegeven is aan het convent van St. Marie te Bethlehem, 1227 (Anno dominice incarnationis MCCXXVII).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 503, Weiler, Urkundenbuch des Stifts Xanten I, 95 en Cartularium (inv.nr. 976) 11.
10 Richters en schepenen van Duttinchem geven eene lijst der erven en goederen welke ten behoeve der kerk van St. Marie te Bethlehem zijn opgedragen met opgave der personen welke deswege jaarpacht betaalden hoeveel dit bedroeg en welke weren/warandicie de kerk in de mark bezat, 1228 (Anno domini millesimo ducentesimo vicessimo octavo).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 511 en Cartularium (inv.nr. 976) 31.
11 Richter en schepenen van Duttinchem geven een lijst der goederen welke aan de kerk van St. Maria te Bethlehem aangekocht of aan haar geschonken waren, gelegen in de mark of het kerspel Duttinchem, ca. 1240.
N.B. Zie Bijdrage Vaderlandse Geschiedenis en Oudheidkunde 3 II (1884) p. 289 en Cartularium (inv.nr. 976) 12v.
12 Bernardus, miles, in Ressa geeft eene hoeve te Gernere behoorende tot de curtis in Embrika aan de kerk van St. Marie te Bethlehem>
Getuigen zijn Wilhelmus prepositus Bethleemiticus, Wernerus decanus Ressensis, Helyas scolasticus, Augustus custos, Bernardus fratruus meus, Henricus ecclesiasticus, Johannes presbiter, Hermanus decanus Wisschelensis, Theodericus Tremoniensis, Bernardus Essendensis, Rudolfus de Renen, Johannis Coloniensis, Henricus Darnowensis, Theodericus scriptor, cononici Ressenses, Laici autem: Bruno de Dalen, Bernardus de Manhuvele, Suetherus de Ringelberg, Henricus frater meus, Wasmudus Reidekule, 1229 (Anno dominice incarnationis MCCXXVIIII, pontificatus autem domini Henrici Colonensis episcopi anno quarto).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 519/2 en Cartularium (inv.nr. 976) 8v.
13 Henrik, bisschop van Keulen, geeft eene mansus in Gerneri aan het convent van Bethlehem in eigendom, hetgeen mede bezegeld wordt door Godefridus, graaf van Arnsberg , en Bernardus de Resse, 1229 (Anno incarnationis dominice MCCXXVIIII).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 519/1, Cartularium (inv.nr. 976) 8v, Knipping III 689, Oorkondenboek Utrecht 792 en Ilgen, Quellen zur inneren Geschichte der Rheinischen Territorien; Herzogtum Kleve VII, 331.
14 Het kapittel der H. apostelen te Keulen verkoopt eene curtis te Selvolde aan de kerk van St. Marie te Bethlehem. Presentibus Johanne Bunnen, Henrica St. Severini, prepositis, Henrico comite Senen et nobile viro de Molenarki, 1229 juni (Anno domini MCCXXVIIII mense junio).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 522/2 en Cartularium (inv.nr. 976) 8.
15 Richardis, abdis te Roermonde, weduwe van Otto graaf van Gelre, getuigt dat de markgenooten ten behoeve der reguliere kanoniken te Bethlehem hebben afgestaan eenen berg aldaar gelegen en zooveel van her broek (palus) als de kanoniken behoeven zouden, 1229 juli 21 (Anno domini MCCXXIX, XII kal. augusti).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 523/1, De Geer, Archieven der Ridderlijke Duitsche Orde, Balie van Utrecht, 464 en Cartularium (inv.nr. 976) 7 en 15.
15bis Richardis, abdis te Roermonde, getuigt dat de markgenooten ten verzoeke van haren zoon graaf Gerhard aan St. Marie te Bethlehem gegeven hebben een gedeelte van den berg en van het broek (palus) in de daarbij vermelde bepalingen gelegen, zonder datum (1229?).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 523/2. Zie ook Cartularium (inv.nr. 976) 2v.
17 Wilbrand, bisschop van Utrecht, doet voor 40 pond afstand van hetgeen de kerk te Steenre behoorende onder de kerk te Bethlehem hem in elk schrikkeljaar schuldig was. Getuigen zijn proosten en dekenen der kerken te Utrecht en voorts Heinricus de Monte, Giselbertus de Amestelle, Stephanus Pincerna, milites, 1230 mei 22 (Anno gratie MCCXXX XI kal. Juny, pontificatus nostri anno secundo apud Traiectum in ecclesia maiori).
N.B. Zie ook inv.nr. 410*. Zie tevens Sloet 534, Oorkondenboek Utrecht 801 en Cartularium (inv.nr. 976) 9v.
18 Overeenkomst tusschen schepenen en burgeren van Dutingheim en de kerk van St. Marie te Bethlehem, gesloten op begeerte van Otto graaf van Gelre en door bemiddeling van Richardis abdis van Roermonde, aangaande het regt van opvolging in de tijnsgoederen der kerk, zoo die binnen als buiten de grachten der stad gelegen waren. Testibus hys Richarde abbatissa de Ruremunde, Daniele prothonatario, Arnoldo de Walem, fratre, Frederico de Redhem, Henrico de Monte, Giselberto magistro coquorum, item Wilhelmo preposito, Arnoldo canonico de Bethleem, Amis sacerdote, Henrico Uolgedogh, Ricwino scabino, Bernaldo scab. de Dutengheim, 1231 (vóór september 21) (Ab incarnatione domini anno MCCXXXI). 1 charter en 1 stuk
N.B. Zie tevens Sloet 540 en Cartularium (inv.nr. 976) 1. Beschreven in inventaris-Maris, 5.
19 Wilbrand, bisschop van Utrecht, verklaart, dat toen de priester Franco op de plaats nu Bethlehem genoemd met verlof der kerspellieden van Duttinchem een kapel had gebouwd, de markgenooten, onder welke Henrik graaf van Gelre en zijn zoon Otto, Wolter van Keppel, Huboldus van Bernham, Bernardus en Sueterus van Wisch gebroeders, Everard van Hese, Bernard van Elthen, Rudercus en Arnoldus van Gernere een gedeelte hunner mark daar omstreeks gelegen aan de H. Maagd hadden gegeven, dat daarna bisschop Balderik die kapel had gewijd en dat later na het overlijden van Franco en zijne opvolger Wilhelmus eerste proost der genoemde kerk, Richardis weduwe van graaf Otto de gift bevestigt had, der markgenooten onder welke Gerard graaf van Gelre, Wolter van Keppel en zijn zoon Theodericus Sueterus van Wisch als voogd zijner broeders Albert en Werner van Duttinchem, toen die weder een deel der mark aan de kerk hadden afgestaan en bevestigt den vrijdom door zijne voorgangers aan de plaats in de genoemde bepalingen gelegen, verrekend, haar aan het regtsgebied der kapelkerk en van den plebaan van Doetinchem onttrekkende. Onder de getuigen is nobilis Giselbertus de Bronchorst, na 1231 augustus 20 (Anno dominice incarnationis MCCXXXI, pontificatus nostri anno III).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 547, Oorkondenboek Utrecht 818, Tadema 24 en Cartularium (inv.nr. 976) 28. Beschreven in inventaris-Maris, 5.
20 Wilbrand, bisschop te Utrecht, geeft een halve mansus gelegen te Wele, welke Albertus de Wele van de kerk van St. Marten te leen hield en nu aan het kapittel van Bethlehem verkocht had, aan genoemd kapittel in eigendom. Testibus his: preposito majore Theoderico, decano St. Marie, Andrea, Bertholde scriptore, can. Traj. ecclesie, Gyselberto de Amestelle, Stephano et Wenemaro fratribus de Busighem, Stephano marscalco, 1232 (Anno dominice incarnationis MCCXXXII).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 553/2 en Cartularium (inv.nr. 976) 25v.
LET OP: in de lijst van Moors is dit nr. 21!!.
16 Frederik van Rheden, broeder van het Duitse huis te Dieren, bericht de pastoor van Ede, het huis Doesburg in de parochie Ede te hebben gegeven aan het klooster Bethlehem (bij Doetinchem) en laat weten waaraan een pachter van dat huis zich heeft te houden inzake levering en betaling van de pacht, 1231-1232 of iets later.
N.B. Zie Oorkondenboek van Gelre en Zutphen IV, nr. 1232.12.31. Op de envelop waarin het charter geborgen is staat de aanduiding 'Sloet 527' maar die aantekening is incorrect.
21 Herbertus miles de Bernhamme doet opdragt ten behoeve der kerk van St. Marie aan het goed Berinchem het welk Albertus miles de Wele, die het van hem ten leen hield, toen hij zijn reis aanvaarde aan die kerk verkocht had. Testibus hiis: Amis de Dutingheim, Johanne de Verseuelde, sacerdotibus, fratre Fridherico de Redhen, Henrico de Monte, Rodolfo, Alardo de Didehem, Arnoldo, Fridherico, Gerhardo fratribus de Redhem, Arnoldo de Hunbele, Ingrammo, Ricquino, Bernodo, Wolthero, Renzone, Wernero de Caltbeke enz., 1232 (Anno dominice incarnationis MCCXXXII).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 553/1 en Cartularium (inv.nr. 976) 28v.
LET OP: in de lijst van Moors is dit nr. 20!!.
22 Paus Gregorius neemt het klooster te Bethlehem, in zonderheid de kerk te Steenre, waarmede de Utrechtsche bisschop en het patronaat der kerk te Doesborg, waarmede hen Otto van den Berg het begiftigd had, in zijne bescherming, 1232 september 22.
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 557 en Cartularium (inv.nr. 976) 16v.
23 Wilbrand, bisschop van Utrecht, staat toe dat Bethlehem zich onder visitatie de Campen stelt, 1233 mei 7 (15e eeuws afschrift). 1 stuk
N.B. Op hetzelfde blad als de inv.nrs. 26 en 33. Zie tevens Sloet 561 en Oorkondenboek Utrecht 854.
24 Salome, decanes, en het convent van Elten verklaren dat de verschillen welke zij hadden met het klooster Bethlehem ter zake van den verkoop van zekere akkers, die door mancipium Alberto de Drenhusen waren gedaan zonder medeweten van de decanes, bijgelegd zijn, 1234 (Anno gratie MCCXXXIIII).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 568, Ketner VII, Oorkondenboek Utrecht 877 en Cartularium (inv.nr. 976) 19v.
LET OP: In de lijst van Moors is dit stuk foutief nr. 24 genummerd!!.
25 Paus Gregorius IX bevestigt een statuut over de onthouding van vlees, de kleding en de tucht, 1234 april 13.
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 579 en Brom, Bullarium Trajectense Romanorum pontificum diplomata, 139. Zie ook Cartularium (inv.nr. 976) 50.
26 Aartsbisschop Hendrik van Keulen staat toe dat Bethlehem zich onder visitatie van Campen stelt, 1234 mei 26.
N.B. Op hetzelfde blad als de inv.nrs. 23 en 33. Zie tevens Sloet 570, Oorkondenboek Utrecht 873, Knipping III 808, Annale XX 28 en Tadema 7.
27 Paus Gregorius verklaart de kerk van St. Maria te Bethlehem en al hare goederen zoo tegenwoordige als toekomende, met al de daaraan verbonden regten, in zijne bescherming te nemen en verleend haar verschillende vrijheden en voorregten, 1234 juli 20 (XIII kalendas augusti indictione VII, incarnationis dominice anno MCCXXXIIII, pontificatus vero domini Gregorii pape VIIII anno octavo).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 571 en Cartularium (inv.nr. 976) 38.
28 Hermannus, graaf van Lon, geeft met zijne broeder Henrik proost van Zutphen, Otto kanonik van St. Gercon te Keulen en zijne schoonbroeders Wernerus de Herden, Suetherus de Ringelberge, Hermannus Werecen, Hermannus Monasterien, aan de kerk van St. Maria te Bethlehem zijne curtis te Versevelde in ruil tegen de curtis Harcherodhe te Winterswijk. Getuigen zijn Godefridus maj. dec. monast., Johannes plebanus de Bocholte, Conradus de Alethim plebanus, Ernestus de Winterswic plebanus, Johannes de Versevelde plebanus, Ludolfus de Stenforde, Winricus de Wisenthorst, Albertus, Rudolfus fratres de Sinderen, Waltherus de Didehem nobiles, Bernardus de Velen, Wilhelmus ..., Fredericus de Henkevelde, Wigerus de Werchem, 1234 october 1 (Anno dominice incarnationis MCCXXXIIII kal. octobris).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 572 en Cartularium (inv.nr. 976) 15.
0314 Klooster Bethlehem bij Doetinchem
Inventaris
2. Akten en brieven
N.B. Hierbij ook enkele andere soorten stukken. Het gaat hier om de door Sloet genummerde stukken, voorzover fysiek aanwezig (in ieder geval in de tijd van Sloet) en niet alleen als afschrifit in het cartularium.
2.01. 1200-1300
28
Hermannus, graaf van Lon, geeft met zijne broeder Henrik proost van Zutphen, Otto kanonik van St. Gercon te Keulen en zijne schoonbroeders Wernerus de Herden, Suetherus de Ringelberge, Hermannus Werecen, Hermannus Monasterien, aan de kerk van St. Maria te Bethlehem zijne curtis te Versevelde in ruil tegen de curtis Harcherodhe te Winterswijk. Getuigen zijn Godefridus maj. dec. monast., Johannes plebanus de Bocholte, Conradus de Alethim plebanus, Ernestus de Winterswic plebanus, Johannes de Versevelde plebanus, Ludolfus de Stenforde, Winricus de Wisenthorst, Albertus, Rudolfus fratres de Sinderen, Waltherus de Didehem nobiles, Bernardus de Velen, Wilhelmus ..., Fredericus de Henkevelde, Wigerus de Werchem, 1234 october 1 (Anno dominice incarnationis MCCXXXIIII kal. octobris).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 572 en Cartularium (inv.nr. 976) 15.
Datering:
1234 october 1 (Anno dominice incarnationis MCCXXXIIII kal. octobris)

Vorige
Volgende

Gebruik CTRL + scroll om te scrollen

Ga
laatste wijziging 04-07-2019
1 gedigitaliseerd
totaal 2 bestanden
29 Otto, graaf van Gelre, verklaart, dat het convent van Bethlehem op zijn begeerte en op verzoek der kerspellieden toegestemd heeft in de verplaatsing der kerk te Dusborg, 1235 (Anno gratie MCCXXXV).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 575/1 en Cartularium (inv.nr. 976) 16.
30 Otto, elect te Utrecht, geeft, op verzoek van Otto, graaf van Gelre, zijne toestemming tot de verplaatsing der kerk van Doesburg, 1235 (Anno gratie MCCXXXV).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 575/2, Oorkondenboek Utrecht 895 en Cartularium (inv.nr. 976) 5v en 16.
31 Herman, graaf van Lon, en zijne vrouw Sophya ontslaan de kerk van St. Maria te Bethlehem van herberge, coppelcorn, van peticionies porcorum et pullorum (herfst- en meibede) en van alle andere lasten voor hare hoven te Versevelde en Marscalkinc. Getuigen zijn: Constantinus capellanus, Rudolfus advocatus et Albero fratres de Sinderen, Hermannus Werence, 1235 (Anno gratie MCCXXXV).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 576 en Cartularium (inv.nr. 976) 9v.
32 Bernardus, miles de Rese, ontslaat de kerk te Bethlehem van de betaling der jaarrente van zes Deventersche penningen die zij hem uit zijne mansus in Gernere schuldig was, 1235 (Anno gratie MCCXXXV).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 577, Tadema 33 en Cartularium (inv.nr. 976) 20.
33 Gregorius, bisschop, over Campen, 1235.
N.B. Op hetzelfde blad als de inv.nrs. 23 en 26.
34 Het kapittel te Emmerik vergunt aan het kapittel te Bethlehem het bezit van zekere goederen te Syke, tegen een jaarlijkschen tijns van 4 grooten, 1235 october 30 (Anno domini MCCXXXV).
N.B. Origineel niet aanwezig. Zie Sloet, Oorkondenboek 583, Ketner VIII en Cartularium (inv.nr. 976) 14.
35 Otto, elect te Utrecht, bevestigt de overgift van den tiend van drie huizen, met name Grucinc, Lecinc en vbekinc, in het kerspel Wrden gedaan door Gijselbertus de Brunchorst ten behoeve der kerk te Bethlehem, in ruil tegen een mansus te Stenre. Presentibus hiis: Petro decano, Johanne de Stenwic, canonicis Daventr., Bodekino, comite de Bentheym, Henrico de Monte, Gozwino sculteto Daventr., 1235 november 23 (Anno gratie MCCXXXV electionis nostre anno tercio apud Daventriam).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 584/1, Oorkondenboek Utrecht 894 en Cartularium (inv.nr. 976) 2.
36 Giselbertus, miles de Brunchorst, en zijne vrouw Kunigondes geven den tienden van drie huizen, met namen Grucink, Lencink, Vbekink, in het kerspel Wrden, welk zij van den graaf van Gelre en deze van den bisschop van Utrecht ten leen hielden, in ruil tegen het huis Venewic in het kerspel Steenre, 1235 november 23 (Apud Bethlehem anno gratie MCCXXXV in die beati Clementis).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 584/2, Oorkondenboek Utrecht 893 en Cartularium (inv.nr. 976) 2 en 25v.
37 Het kapittel van Xanten geeft zekere goederen gelegen te Gernere tot dusver door Everardus de Hese en zijner zoon Stephanus bezeten aan de kerk te Bethlehem in eigendom, 1236 (Anno dominice incarnationis MCCXXXVI).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 585, Ketner IX, Weiler, Urkundenbuch des Stifts Xanten I, 121 en Cartularium (inv.nr. 976) 8v.
38 Otto, graaf van Gelre en Zutphen, verklaart, dat Everardus miles de Hekere zijn regt op goederen te Kapelle op den tiend Wals en op de weide Hoiese heeft afgestaan aan de kerk te Bethlehem. Getuigen zijn: magister Daniel Louaniensis, Gerardus de Wassenberge, Wilhelmus de Horne, Henricus de Monte, Arnoldus de Reden, nobiles; Stephanus de Lancdorpe, Gerlacus Luceus, Johannes de Sallandia, militer, 1236 mei 25 (Sutphanie, anno domini MCCXXXVI in octavo Pentecostes).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 589, Oorkondenboek Utrecht 900 en Cartularium (inv.nr. 976) 17.
39 Otto, elect te Utrecht, getuigt den verkoop van een tiend te Ysenvord door Clementia, dochter van Everhardus, miles de Wilpe, aan de kerk te Bethlehem. Presentibus hiis: Johanne scolastico Daventr., Alexandro notario, Jacobo sacerdoto de Wilpe, Gozwino dapifero, Hugone de Vloten, Pelegrino de Putten, Nycholas de Tye, militibus, 1236 juni 11 (Anno domini MCCXXXVI in vigilia a beati Odulfi).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 590, Oorkondenboek Utrecht 903 en Cartularium (inv.nr. 976) 50v.
40 Het convent te Hagenbusch verkoopt goederen te Vre aan de kerk te Bethlehem. Presentibus et testibus: Johanne decano, Gerlaco de Heystvelde etc., 1238 (Anno ab incarnatione domini MCCXXXVIII).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 603, Ketner X en Cartularium (inv.nr. 976) 19v.
41 Herbertus, miles de Bernhamme, en zijne huisvrouw Gertrudis geven een tiend te Gerne dien Henricus de Essende van hen ten leen gehouden en aan de kerk te Bethlehem had afgestaan aan deze in eigendom, 1239 (Anno incarnationis domini MCCXXXIX).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 612 en Cartularium (inv.nr. 976) 11.
42 Gerhardus de Oije, miles, geeft aan de kerk te Bethlehem den tiend van eene mansus te Hummelo, aan den kerk toebehoorende, hetgeen nevens anderen mede getuigd wordt door Bertoldus zoon van Gerhard, 1239 januari (Anno domini MCC vicesimo nono mense ianuaro).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 613, Tadema 34 en Cartularium (inv.nr. 976) 8 en 26.
43 Gerard van Elten, broeder van wijlen Gozwinus, miles de Elten, draagt zijn goed geheten Vlth met duaram Warandiarum nemorum in Stokkum et Loberke voor richter en schepenen van Emmerik op ten behoeve van het kapittel te Bethlehem, 1240 juni 30 (Datum Embrike, anno dominice incarnationis MCCXL feria sexta infra octavam b. Martini).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 617/1 en Cartularium (inv.nr. 976) 16v.
44 Gerard van Elten, broeder van wijlen Gozwinus miles de Elten, bekent verkocht en opgedragen te hebben ten behoeve van het kapittel te Bethlehem zijn goed Vlth met toebehooren, waaronder twee waren in het bos van Stokem en Loberke, benevens twee erven te Laag Elten. Testibus presentibus: Andrea, Ecberto canonicis Embricen, Stephano Scoeke, Bernardo Paleko, Gerardo de Elten, Wigardo Altijn, Henrico Dorleman, Stephano Hokelom, Ecberto de Engehusen, Wiero de Werchem, Conrado de Embrike, militibus etc., 1240 november 16 (Datum Embrike anno domini MCCXL in commemratione beati Pauli).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 617/2, Tadema 35 en Cartularium (inv.nr. 976) 55v.
45 De deken en het kapittel van Elten bekennen verzoend te zijn met de kerk te Bethlehem ter zake van zekere goederen te Braamt. Presentibus: Hoiere de Wele, Antonio de Didehem villico nostro, militibus, Giselberto de Loberko, Gerhardo Comite, Rabodone, Engelberto de Bramethe fratribus, 1241 october (ab incarnationi domini anno MCCXLI).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 625, Ketner XI en Cartularium (inv.nr. 976) 17v.
46 Het kapittel van Xanten vergunt aan de kerk te Bethlehem het bezit der goederen van Ulricus Luggen, 1242 mei 2 (Anno domini MCC quadragesimo secundo).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 627, Binterim, Die alte und neue Erzdiözese Köln in Dekanate eingeteilt III, 107, Weiler, Urkundenbuch des Stifts Xanten I, 135, 137 en Cartularium (inv.nr. 976) 27.
47 Pelegrimus,proost van het kapittel van St. Walburg te Zutphen, bevestigt den verkoop van goederen te Wimburg aan het convent van Bethlehem, 1242 mei 9 (Anno domini MCC quadragesimo secundo feria sexta post Inventionem St. Crucis, in ecclesia St. Walburgis in Sutphen).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 628, Oorkondenboek Utrecht 981 en Cartularium (inv.nr. 976) 25v.
48 Suetherus, miles de Ryngelberge, bekent met zijne vrouw Beatrix en zijnen zoon Suetherus, miles, verkocht te hebben aan de kerk te Bethlehem zijn goed Wyssinc in het kerspel Versevelde. Borgen zijn Ludolf, bisschop van Munster en H. de Lon, Sweder de zoon, Stephanus de Monasterio, Everhardus de Wele, Henricus de Hanse, Rudolfus Brabant, militibus, 1244 (Anno domini MCCXLIIII).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 641 en Cartularium (inv.nr. 976) 9.
49 Richter en schepenen van Emmerik verklaren, dat Wescelinus de Redenbroke zijn goed Brunsvelde aan Wichardus de Eltene. milis, heeft opgedragen, die deswege leenman is geworden van Wiscelinus en de genoemde bezitting weder onder zekere voorwaarden aan de kerk te Bethlehem heeft afgestaan. Als getuigen, die dit nevens de stad bezegeld hebben, worden genoemd Henricus de Monte en Theodericus de Wische, 1244 (Anno domini MCCXLIIII).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 642 en Cartularium (inv.nr. 976) 10v.
50 Herman, graaf van Lon, geeft aan de kerk te Bethlehem den eigendom der kerk te Versevelde waaronder ook homines tam St. Pancracii quam St. Odulfi, alsmede zijne advocatie voor onderscheidend mansi et areas. Als die dit mede bezegeld hebben worden genoemd Ludolf, bisschop van Munster, Godefridus decanus, Henrik proost van Zutphen, graaf Hermans broeders, Suether, miles, de Ringelberg (zijn schoonbroeders). Presentibus et testibus: Ottone fratre nostro, Henrico filio nostro, Stephano cantore, magistro Thetmaro, Bernardo de Asbeke, canonicus Monasterien, nobili viro Henrico de Monte, Adam filio eius, Godescalco de Buren, Everhardo de Hekere, Stephano de Hese, 1245 (Anno domini MCCXLV).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 650 en Cartularium (inv.nr. 976) 32*.
51 Conradus de Velen geeft, met toestemming zijner vrouw Bye, zijne erven Idinc, Busvelde en Honlo aan de kerk te Bethlehem. Getuigen zijn Hermannus sacerdos de Velen, Albertus milis de Vuchte, Wilhelmus de Weseke, Herewicus ministeriales, Ingeramus villicus comites Recwinus, Bernoldus Woltherus de Holtho scabini in Dutingheim, 1245 (In castro Velen anno incarnationis domini MCCXLV).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 651/1 en Cartularium (inv.nr. 976) 30.
52 Conradus de Velen geeft, met toestemming zijner vrouw Bye, zijne erven Idinc, Busvelde en Honlo aan de kerk te Bethlehem. Getuigen zijn Hermannus sacerdos de Velen, Albertus milis de Vuchte, Wilhelmus de Weseke, Herewicus ministeriales, Ingeramus villicus comites Recwinus, Bernoldus Woltherus de Holtho scabini in Dutingheim, zonder datum.
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 651/2 en Cartularium (inv.nr. 976) 5.
53 Richteren en schepenen van Duttinchem getuigen dat de edele heer Conradus de Velen met zijne vrouw Byen de Metelen en zijn zoon Herman de goederen Busvelde, Ydink en Honlo gelegen in het kerspel Verseveld heeft afgestaan aan de kerk te Bethlehem en dat Bernardus Ydink, miles, die van deze kerk heeft te leen ontvangen. Presentibus: Gerlaco Luceo, Godefrido de Vine, Ecberto de Hengehuse, Henrico Rost, militibus; Ingramo vilico comites Gelrensis etc., 1245 (Anno ab incarnatione domini MCCXLV).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 651/3 en Cartularium (inv.nr. 976) 26.
54 De proost en gezamelijke kanoniken der kerk van St. Maria en St. Laurens te Bethlehem verbinden zich om voor de broeders welke uit hun midden zouden overlijden gedurende een jaar dagelijks getijden te houden, 1245 maart 17 (Anno domini MCCXLV in die sancte Gertrudis).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 653, Ketner XII. Zie ook Cartularium (inv.nr. 976) 25v.
55 Richters en schepenen van Kalkare getuigen den verkoop van goederen in de villa Vincvic in het kerspel Sydehem gedaan door Theodericus en Stepganus de Wischelo ten behoeve van de kerk te Bethlehem, 1246 (Anno domini MCCXLVI).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 659 en Cartularium (inv.nr. 976) 13v.
56 Suetherus, miles in Ringelberg, en zijne vrouw Beatrix verkoopen aan de kerk te Bethlehem eenen tiend in het kerspel Silvolde. Getuigen zijn: Suetherus zoon der bovengenoemden, Rodolfus Brabant, Bernardus Thucken milites, Godefridus de Steynhorn Anthonius de Lydern, 1246 (Anno domini MCCXLVI).
N.B. Zie Ketner XIII en Cartularium (inv.nr. 976) 11 en 54.
57 Richter en schepenen van Duttinchem getuigen dat Frederikus, miles de Hengevelde, met toestemming van zijnen zoon Rodolf, zijn goed Inslage voor eene jaarlijksche rente heeft afgestaan aan de kerk te Bethlehem, 1246 (ab incarnatione domini anno MCCXLVI).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 660 en Cartularium (inv.nr. 976) 18v.
58 Paus Innocentius verklaart, de kerk van St. Maria te Bethlehem en al hare goederen met de daaraan verbonden rechten, in zijne bescherming te nemen, en verleend of bevestigt haar verschillende vrijheden en voorregten, 1246 januari 6 (VIII Idus Januarii, indictione IIII, incarnationis dominice anno MCCXLVI, pontificatus vero domini. Innocentie pape IIII anno tertio)).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 660/3 en Cartularium (inv.nr. 976) 38.
59 Richter en schepenen van Dutthingen getuigen, dat zeker erf en weide gelegen in het kerspel van Dutthingen door Amelong van Hap verkocht zijn aan de kerk te Bethlehem, 1240 juli 27 (Anno ab incarnatione domini MCCXLVI kalendas augusti).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 664 en Cartularium (inv.nr. 976) 8.
60 De abt en het convent van Mariënweerd verkopen hun goed geheten Vene in het kerspel Wele in den Bommelerwaard aan de kerk te Bethlehem, 1247 (Anno domini MCCXLVII).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 669 en Cartularium (inv.nr. 976) 26.
62 Het kapittel te Emmerik doet afstand ten behoeve van het kapittel van St. Maria te Bethlehem van goederen te Genere, te Wichmunde, te Fische en elders, 1247 augustus 27 (Anno domini millesimo ducentesimo quadragesimo septimo VI ibus augusti).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 677, Oorkondenboek Utrecht 1136 en Cartularium (inv.nr. 976) 14.
65 Herman, graaf van Lon, en zijn zoon Henrik en zijne huisvrouw Eufemia met haren zoon Herman bekennen verkocht te hebben aan het klooster te Bethlehem hunne goederen Brokeler en Boevinc met toebehooren, waaronder duae warandia in marchione Alethen. Presentibus et testibus: Theoderico de Bekelo, Godescalco fratre suo, Johanne Balcine, Conrado de Thriselage militibus, Godefrido de Thriselage ministerialibus nostris, Godescalco de Buren, Everardo de Willen, Everharde Podinth, Gerardo de Ramesberge, Rabadonc Hovelgest, Arnoldo de Sinderen, Theoderico de Misithe, Johanne de Wisele, Bernardo de Gemene, Hermanno de Marahalse militibus, Johanne Sacerdote et capellano nostro, Ambrosio de Buren, Alberone de Synderen, Wilhelmo de Geysteren, Henrico domicello de Burlo, Bernardo Taflemader, 1248 november 24 (Anno domini MCCVIII in castro nostro Bredevort in vigilia Katherine).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 699 en Cartularium (inv.nr. 976) 1 en 11.
67 Otto, graaf van Gelre, bevestigt de gift, welke der zijne grootmoeder Richardis, met toestemming van zijn grootvader Otto, van 10 solidi en die welke door zijne moeder Margareta, met toestemming van zijn vader, van die amen wijn uit de tol te Lobith jaarlijks aan de kerk te Bethlehem gedaan was. Presentibus et testibus: Nycholas preposito de Bethlehem, magistro Andrea Capellano, Arnoldo, Frederico, Gerardo fratribus de Reden, nobilibus, Theoderico de Rothem, Wilhelmo de Vorden ministerialibus, 1250.
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 711, Tadema 39 en Cartularium (inv.nr. 976) 0.
68 Otto, graaf van Gelre, bevestigt de kerk te Bethlehem in de vrijstelling van het betalen van keppelkoorn, ploeggeld, voogdgeld, ploegbede rumething en hospitium aan die kerk verleend door zijnen vader Gerard en zijne moeder Margareta voor hare goederen te Wichmunde, Stenre, Gernere en Brunsvelde, en geeft haar gelijke vrijstelling van keppelkoorn, ploegbede, herfstbede of rumeding en herberge voor hetgeen zij later te Selehem en te Reinre aangekocht had. Getuigen zijn nevens den proost en den kapellaan te Bethlehem, Arnoldus, Fredericus, Gerardus de Reten fratres, nobiles Theodericus de Wische, Stephanus de Santdorp, Gozewinus de Rothem, Wilhelmus de Wrden, ministeriales, 1250 (Anno ab incarnatione domini MCCL).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 712 en Cartularium (inv.nr. 976) 3 en 40?.
69 Otto, graaf van Gelre, geeft aan de kerk te Bethlehem vrijdom van keppelkorn, plogbede, hervestbede, rumethinge, herberge en andere lasten voor hare bezittingen onder Dulthinchem, namelijk anderhalve mansus te Humhele, anderhalve te Dremethe en een halve te Wedelhorst, 1250 (ab incarnatione domini anno MCCL).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 713 en Cartularium (inv.nr. 976) 13.
70 Herman, graaf van Lon, geeft zijnen tiend uit het huis Brunsvelde in het kerspel Selehem, dien hij van den bisschop van Munster te leen hield aan de kerk van St. Maria te Bethlehem. Getuigen zijn Otto de Lon (Hermans broeder), can. monast. Rodolphus de Sinderen, Arnoldus de Sinderen, Godesclacus de Buren, Ludolphus de Weseke, Johannes de Wesele, Thidericus de Mistde milites, Henricus Hermans zoon van Lon, Henricus de Barclo, 1250.
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 714/1 en Cartularium (inv.nr. 976) 3.
71 Herman, graaf van Lon, geeft en verkoopt zijn goed Hiddinc in het kerspel Versevelde aan de kerk van St. Maria te Bethlehem. Presentibus et testibus: Ottone fratre nostro can. monast. Johanne Capellano, Rodolpho de Sinderen, Arnoldo de Sinderen, Godescalco de Buren, Lodolpho de Weseke, Johanno de Weseke, Theoderico de Mistde, Henrico filio nostro Henrico de Burclo, 1250 (Datum in domo nostra Bredevoort anno domini MCCL).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 714/2, Ketner XIV en Cartularium (inv.nr. 976) 10v.
72 Mechteld, weduwe van Geijsteren, en haar zoon Ludolf advocatus de Stralen geven hunne goederen in het kerspel Welle aan de kerk te Bethlehem, 1251 (Anno domini millesimo CC quinquagesimo primo).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 728 en Cartularium (inv.nr. 976) 4.
73 Henricus domicellus de Burglo verkoopt het goed Hertinc te Versevelde zooals Engelbertus miles dictus Wolf dat van hem te leen gehouden, maar nu aan hem opgedragen had, aan de kerk te Bethlehem en wel ten overstaan van zijne ministeriales en cives de Gronlo. Presentibus et testibus: domino Alberone de Sinderen, Gerlacho de Winterswic, Hermanno de Marhulse, Suethere de Langele, militibus, Johanne Tijmpe, Rotgero Santwater, Engelberto Tiledekinc, Johanne de Sutphania, Theoderico de Honesreche, Wernhero de Wimburg, Gerhardo de Houerbroke, Suethero Saxone, 1251 (Anno domini MCCLI).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 729, Tadema 40 en Cartularium (inv.nr. 976) 26.
74 Herman, graaf van Lon, geeft zijne curtis Sutlon in het kerspel Grunlo aan de kerk van St. Maria te Bethlehem. Presentibus et testibus hiis: Johanno capellano nostro, Arnoldo de Sindere, Godescalco de Buren, Godescalco de Behlo, Johanne de Wesele, Johanne Bulcinc, militibus et castellanis nostris Hermanno filio et herde nostro Beatrice filia nostra, 1252 (Anno domini MCCLII).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 739 en Cartularium (inv.nr. 976) 5v.
75 Otto, graaf van Lon, bevestigt verschillende giften door wijlen Hermannus nobilis vir de Lon, zijn germanus, aan de kerk te Bethlehem gedaan. Presentibus et testibus: nobili viro domino Arnoldo de Synderen, Godescalco de Buren, Godescalco de Bekele, Ludolpho de Weseke, Theoderico de Misede, Johanne de Wesele, militibus, 1252 (Anno dominice incarnationis MCCLII).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 740, Tadema 41. Zie ook Cartularium (inv.nr. 976) 4.
76 Henrik, bisschop van Utrecht, geeft den eigendom van den grooten en smallen tiend in het kerspel Tremethe (Drempt) aan de kerk te Bethlehem en verklaart dat ook Everhard van Wilp nevens zijne vrouw Elizabeth en zijn zoon Everhard welke dien tiend van het bisdom ten leen hadden mede hun regt daarop aan die kerk hadden verkocht, 1252 (Daventrie anno incarnationis dominice MCCLII).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 741, Oorkondenboek Utrecht 1279, Ter Kuile, Oorkondenboek Overijssel, 225 en Cartularium (inv.nr. 976) 2 en 29v.
77 Het kapittel te Emmerik geeft aan de kerk te Bethlehem den akker Rdigersvor behoorende tot de curtis Asuen, 1252 juli 6 (Anno domini MCCLII, in octavis apostolorum Petri et Pauli).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 742, Oorkondenboek Utrecht 1256 en Cartularium (inv.nr, 976) 13v.
78 Henrik, bisschop van Utrecht, geeft eenen tiend in het kerspel Thremethe (Drempt) welken Adam nobilis vir de Monte aan hem te leen had gehouden aan de kerk te Bethlehem. Getuigen zijn Everardus proost van Tiel, mag. Bartolomeus en mag. Henricus kanoniken te Utrecht, Wernerus des bisschops kapellaan, Wilhelmus zijn notaris, Johannes miles dapifer, Godefridus de Brinco, 1255 maart 12 (in Paas- of boodschapstijl).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 759, Ketner XVI en Cartularium (inv.nr. 976) 13v.
79 Aleidis, abdis van Elten, vergunt aan de kerk te Bethlehem het bezit van het goed te Brunsvelde, het welk Wescelus de Redebroke van de abdij ten leen gehouden en aan de genoemde kerk afgestaan had: Presentibus: Everardo milite dapifero nostro, Bernardo de Heschusen, Arnoldo Scocke, Bernardo et Johanne de Kelle, fratribus, Nycholas de Eltingen, Wescelo de Redebroke, Rodolpho famulo nostro, qui omnes sunt ministeriales ecclesie nostre et fideles. Praeterea interfuerunt Theodericus, Johannes, Gerhardus sacerdotes et canonici Altinen. Affuerunt etiam Adam nobilis vir de Monte, Theodericus de Wische, Gerlacus Luceus, Gerdaneus et Albertus frater suus, 1256 (Anno domini MCCLVI).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 779, Ketner XVI.
80 Adam nobilis vir de Monte geeft den eigendom van eene weide, genoemd Ketelsmat, aan de kerk te Bethlehem. Testibus: Lamberto de Stochem militi, Johanne de Tylle, officiali nostro, Frederico de Netherde indice nostro, Lamberto de Beke, Godefrido de Loberke, Henrico Kegelinc, Thoma de curia commites, Frederico de Stochem, Bernardo et Rodolpho fratribus, Heijdolpho de Bramet, Gerhardo Calico, 1257 (Anno domini MCCLVII).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 785 en Cartularium (inv.nr. 976) 14.
81 Adam nobilis vir de Monte geeft den tiend van den mansus Volmarshove te Beinhem aan de kerk te Bethlehem, 1259 mei 3 (Anno domini MCCLIX, in Inventione sancte Crucis).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 816, Oorkondenboek 1492 en Cartularium (inv.nr. 976) 3.
82 Suetherus miles de Ringelberge geeft den tiend uit de mansus supra dorpe in het kerspel Silvolde, die vroeger door Theodericus miles de Hengevelde bezeten werd, aan de kerk te Bethlehem. Getuigen: Hildebrandus geestelijke te Bocholt, Gerhardus de Sconenberge, Henricus de Erlere, Gerhardus de Suntvelde, Gerhardus Albus, 1259 juni 10 (Anno domini MCCLIX aput Bocholte in die sanctorum Gervasii et Prothasii).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 817 en Cartularium (inv.nr. 976) 16.
83 Suetherus miles de Ringelberge geeft, met zijne vrouw Hijldegunde, de tiend uit den grooten hof te Versevelde, dien Bernardus miles de Velen van hem had te leen bezeten en met toestemming van zijn zoon Theodericus miles en van zijne zonen Johannes en Bernardus, aan hem had opgedragen aan het broederenhuis te Bethlehem. Getuigen zijn Jacobus de Rede, Hildebrandus de Bocholte enz., 1260 (Anno domini MCCLX in domo mea Ringelberg).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 826 en Cartularium (inv.nr. 976) 15v.
84 De abdis Regenwidis en het convent van Sledenhorst verklaren dat goederen gelegen in het kerspel Hunte met hare toestemming verkocht zijn aan de kerk van Bethlehem, 1262 augustus 2 (Anno domini MCCLXII in vigilia cathedri St. Petri).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 853 en Cartularium (inv.nr. 976) 17 en 56.
85 Bertoldus de Hoye miles geeft met zijne vrouw Mechtild en zijne zonen Gerhard, Alexander en Johannes een tiend in het kerspel Humbele aan de kerk te Bethlehem welke tiend hij van den heer van Kuke ten leen hield. Presentibus et testibus: domino Henrico decano Sutphaniensi, Wilhelmo nobili viro de Brunchorst, Rutgero capellano nostro, Gerhardo milite de Dornike, Petro can. de Bethlehem, 1264 juni 29 (Anno domini MCCLXIIII in die apostolorum Petri et Pauli).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 876 en Cartularium (inv.nr. 976) 3.
86 Herman, nobilis de Lon, geeft zijne curtis in Lintlo in het kerspel Huekesberge onder zekere voorwaarden te leen aan Stephanus de Bramlo en zijne huisvrouw Elizabeth. Presentibus: domino Godefrido de Gemene, domino Gotscalco de Remen et domino Willelmo de Vurde enz., 1265 maart 25 (Anno domini MCCLXV, in die Annunciationis St. Marie).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 880 en Cartularium (inv.nr. 976) 33.
87 Godelen, de abdis te Elten, geeft aan de kerk te Bethlehem het bezit van zekere goederen in het kerspel Sedehem, als die dit nevens de abdis bezegelde wordt genoemd Ynragina de Horste in wier regtsgebied de bedoelde goederen gelegen waren. Testibus: Theoderico canonico Altinensi, Jacobo sacerdote de Sedehem, Conrado canonico Embricen, Frederico de Reden, Frederico domicello de Monte, Bernardo filio domini Wichharde, Nicholas de Duven ministeriale nostro, Henrico Hogerinc, Hermanno fratre suo, Rabedone filio comites et Jacobo fratre suo Rutgero de Horst, Amilio de Blomendale, Henrico de Gorc, 1272 (Ab incarnatione domini MCCLXXII).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 937 en Cartularium (inv.nr. 976) 9.
88 Richter en schepenen van Emmerik getuigen dat Henricus de Heschusen zeker goed in het kerspel Sedehem heeft afgedragen ten behoeve der kerk te Bethlehem, 1273 juli 6 (Anno domini MCCLXXIII, in octava apostolorum Petri et Pauli).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 948, Ketner XVII en Cartularium (inv.nr. 976) 3.
89 Otto de Bemele, ridder, erkent door tusschenkomst van Dirk, graaf van Kleef, overeengekomen te zijn met het klooster Bethlehem ten aanzien van zekere bezittingen, genoemd kaatpenningen de Duseburge, de Angerlo, de Beynen et de Engehusen, welke door Eibertus milis de Engehuse van hem ter leen gehouden werden en aan het genoemde klooster verkocht waren. Getuigen zijn Th. de Monumento, Th. de Vondere, Lutzone Everde Wischele, G. de Merem, Ar. de Nyle, milites, Henr. advocatus Xanten de Venne, Otto frater suus, 1273 december 21 (Anno domini milles decentes septuag., in die beate Thome apost.).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 951 en Cartularium (inv.nr. 976) 28v.
90 Theodericus, miles de Wische, geeft met zijne vrouw Herburgis en met tiestemming zijner zonen Stephanus en Johannes het goed Brunscing aan warandus in Hemele et in Nuthlo, daar nevens eene halve mansus, genoemd Alardeshove, en den tiend van Scuringlant, alles in het kerspel Silvolde gelegen aan de kerk te Bethlehem. Als die dit mede bezegelden worden genoemd H. de Burclo, Bitter de Reden, Fredericus dominus de Reden, milites, Johannes sacerdos de Elthem, 1274 september 8 (Anno domini MCCLXXIIII in Nativitate b. Marie virginis).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 957 en Cartularium (inv.nr. 976) 12v.
91 Wilhelmus nobilis vir de Horne, miles, en zijne vrouw Aleijdis de Bernhamme geven zekeren tiend aan St. Maria te Bethlehem voor een jaarlijkschen tijns op St. Martini in het huis Bernhamme te betalen. Testibus: Gerhardo rectore ecclesio de Duttenchem, Johanne de Novimagio judice comites, Johanne de Horne, Rutgero de Holthusen scabino de Duttinchem, 1278 juni 13 (Anno domini MCCLXXVIII, in crastino Odulphi).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 996 en Cartularium (inv.nr. 976) 26.
92 Winricus miles dictus de Wesenthorst en zijne vrouw Frederadis geven het goed Nythboldync gelegen in het kerspel Versevelde onder het gerigt van Hermannus de Loyn aan de kerk te Bethlehem, 1279 (Anno domini MCCLXXIX, in ebdomade ...).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 1000 en Cartularium (inv.nr. 976) 10.
93 Johannes, elect van Utrecht, schrijft aan de dekenen te Emmerik en te Zutphen hoe de proost en de kanoniken te Bethlehem het gewaad der broeders van het Duitsche Huis hebbende aangenomen, hem hadden trachten te misleiden alsof zij niet tot de orde van Augustinus behoorden, en niettegenstaande zijn evrbod in hunne ongehoorzaamheid bleven volharden zonder vergunning van den paus en toestemming des bisschops zich als leeken gedragende; en beveelt hun zich terstond in persoon naar Bethlehem te begeven en de kanoniken, onder bedreiging der zwaarste straf, te vermanen het afgelegde kleed weder aan te nemen en zich te bekeeren, 1280 maart 23 (Anno domini MCC octog. sabbato anti domini can qua cantatus Oculi).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 1010, De Geer, Archieven der Ridderlijke Duitsche Orde, Balie van Utrecht, 623, Oorkondenboek Utrecht 2065, Tadema, Kron. H.G. V (1849), p. 386.
94 Johannes, plebaan van Zeddam, draagt de area Pedelvort (Padevoort), gekocht van Henricus de Hessehusen, op aan de broeders Gerardus de Pollo en Florentus van het klooster Bethlehem, 1281 maart 21 (Anno domini MCCLXXX primo feria sexta ante dominicam Letare).
N.B. Zie Bijdrage Vaderlandse Geschiedenis en Oudheidkunde III 2 (1884) p. 307 (of 397) en Cartularium (inv.nr. 976) 26.
95 De prelaten en kapittels der kerken te Utrecht schrijven aan de dekenen te Emmerik en Zutphen dat de proost en de kanoniken te Bethlehem den regel en het gewaad hunner orde verlatende, die van het Duitsche Huis hebben aangenomen, en niettegenstaande de bestraffing hun deswege toegekomen is, die dwaling volhardende, aan de kerk te Utrecht onder welke zij behooren schande blijven aandoen en bevelen hun zich in persoon naar Bethlehem te begeven en den kannoniken, onder bedreiging der zwaarste straf, te vermanen het afgeworpen gewaad weder aan te nemen en overeenkomstig den regel hunner orde te leven, 1282 februari 15 (Anno domini MCCLXXXII dominica Invocavit).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 1043, De Geer, Archieven der Ridderlijke Duitsche Orde, Balie van Utrecht, 625, Oorkondenboek Utrecht 2093, 2106.
96 Richter en schepenen van Duttinchem geven bij vernieuwing het burgerrecht hunner stad aan het convent van Bethlehem. Getuigen zijn de plebaan Gerardus de richter, Gerardus, Theodericus Moie, Henricus de Coninescampe, Reijnerus Sethemmanich, 1282 februari 22 (Datum anno domini MCC octuog. secundo in Cathedram sancti Petri).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 1044, Tadema 56 en Cartularium (inv.nr. 976) 15v.
97 Reinald, graaf van Gelre hertog van Limburg, bevestigt den proost en het convent van Bethlehem in de regten en gewoonten, die zij ten tijde van wijlen zijn vader, graaf Otto, bezaten, 1282 april 30 (Anno domini MCC octog. secundo, in vigilia beatorum Philippi et Jacobi apostolorum).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 1047, Tadema 57 en Cartularium (inv.nr. 976) 26.
98 Johannes, elect van Utrecht, beveelt den deken van Deventer dat zij zich begeven naar Bethlehem en den weerspannigen kanoniken die het kleed der Duitsche Orde hebben aangenomen, aanzeggen dat het tegen hen uitgesproken banvonnis vernieuwd en verzwaard was; voorts dat zij dit vonnis alom in hunne kerspels doen lezen op alle zon- en feestdagen na het opsteken der kaarsen en het luiden der klokken, 1282 juli 26 (Anno domini MCC octog. secundo die dominico post Margarete apud Traiectum).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 1060, De Geer, Archieven der Ridderlijke Duitsche Orde, Balie van Utrecht, 628, Oorkondenboek Utrecht 2125, Register Overijsselsche oorkonden II, 429.
99 Henricus, investitus in Versevelde, doet onder zekere voorwaarden afstand van 5 mark jaarlijks ten behoeve van de kerk te Bethlehem, 1283 mei 14 (Anno domini MCCLXXXIII, in crastino b. Servatii).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 1067/1 en Cartularium (inv.nr. 976) 33.
100 De proost en het convent van Bethlehem verklaren dat zij op verzoek van den kanonik Gerard van Lon, aan Henricus, priester te Versevelde, in vruchtgebruik gegeven hebben de goederen en inkomsten die van ouds tot de kerk van Versevelde behooren, 1283 mei 14 (Anno domini MCCLXXXIII, crastino Servati).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 1067/2, Ketner XVIII, Tadema 59 en Cartularium (inv.nr. 976) 32v.
101 Everardus dictus de Eckeren geeft den eigendom van een stuk lands behoorende tot zijne curtis Rechene aan de kerk te Bethlehem. Presentibus: decano Embricen et Wilhelmo dicto de Brucke, 1285 juni 20 (Anno domino MCC oct. quinto feria quarte post Viti).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 1090 en Cartularium (inv.nr. 976) 6 en 30.
102 Stephanus domicellus de Wische en zijn broeder Johannes vergunnen aan de kerk te Bethlehem om zekeren weg langs de molen aldaar af te sluiten wegens overlast door boosdoeners, 1285 november 25 (Anno domini MCCLXXXV, in die b. Katherinae).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 1094 en Cartularium (inv.nr. 976) 15v en 19.
103 Stephanus domicellus de Wische geeft zijn goed Inden, gelegen in ville Otslo in het kerspel Dultinchem, tegen een jaarlijksche pacht aan de kerk te Bethlehem, 1286 januari 21 (Anno domini MCCLXXXVI, in die beati Agnetis).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 1095 en Cartularium (inv.nr. 976) 30.
104 De proost en het kapittel der kerk te Bethlehem stellen de uitspraak in hunne geschillen met den commandeur en de broeders van het Duitsche Huis in handen van zegslieden ter wederzijde daartoe benoemd, hetgeen onder anderen wordt bekrachtigd door Johannes bisschop van Utrecht en door Reinald graaf van Gelre hertog van Limburg, 1286 juni 12 (Anno domini MCC octuagesimo sexto crastino beati Barnabe apost.).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 1104/1.
105 De commandeur en broeders van het Duitsche Huis stellen de uitspraak in hunne geschillen met diegenen welke zich proost en reguliere kanoniken van Bethlehem noemen daaruit ontstaan dat deze het gewaad der Duitsche Orde, hetwelk zij lang hadden gedragen, afgelegd hebbende, de Orde van het bezit van Bethlehem gewelddadig wilden ontzetten, in handen van zegslieden ter wederzijde daartoe benoemd, hetgeen bekrachtigd wordt door den bisschop en door proost, deken en kapittel der kerk te Utrecht, ter eenre, door Reinald graaf van Gelre hertog van Limburg ter andere zijde, 1286 juni 12 (Anno domini MCCLXXX sexto crastino beate Barnabe apost.).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 1104/2, De Geer, Archieven der Ridderlijke Duitsche Orde, Balie van Utrecht, 631 en Tadema 61.
106 Arnold proost en Stephanus deken der hoofdkerk te Utrecht, Gooswinus proost te Deventer en Giselbertus proost te Oldenzaal doen uitspraak in de geschillen tusschen de broeders der Duitsche orde ter eenre en den proost en het convent van Bethlehem ter andere zijde, bepalende dat de broeders van Bethlehem als vanouds in het gewaad der Augustijner orde zouden blijven, en dat de Duitsche orde op hen geenerlei regt zoude hebben, 1286 juli 1 (Anno domini mill ducentesimo octuagesimo sexto feria secunda post festum apostolorum Petri en Pauli).
N.B. Gedrukt in: Nijhoff, Bijdragen IX, blz. 46. Zie ook Sloet 1105, De Geer, Archieven der Ridderlijke Duitsche Orde, Balie van Utrecht, 632 nr. 1, Oorkondenboek Utrecht 2280 + 2281 en Register Overijsselsche oorkonden II, 437.
107 De Duitse Orde en Bethlehem leggen hun geschillen bij over een huis en erf in Doesburg, kotpenningen en de tins genaamd Bovencamp. Dit na bemiddeling door de abt van St. Nicolaas, 1287 juni 16.
N.B. Met transfix uit 1312.
Zie Sloet, Oorkondenboek 1134 en De Geer, Archieven der Ridderlijke Duitsche Orde, Balie van Utrecht, 634.
108 Agnes, weduwe van Henricus van Borculo, geeft aan het klooster Bethlehem acht malder rogge uit het goed Crouwelscamp, 1288 (na juni 5) (Anno domini MCCLXXX octavo).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 1142/1 en 1142/2. Zie ook Cartularium (inv.nr. 976) 5 en 50v.
109 Richter, schepenen en gemeente van Doesburg geven vrijdom van weggeld aan de goederen van het klooster Bethlehem binnen de vrijheid en het gerigt van die stad gelegen, 1288 juni 18 (Anno domini MCC octuagesimo octavo sexta feria ante Johannis baptiste Nativitatem). 2 stukken
N.B. Zie ook Cartularium (inv.nr. 976) 1v.
110 Gerardus de Lon, kanonik te Munster, aartsdiaken te Versevelde, geeft de kerk op laatstgenoemde plaats terug aan het kapittel te Bethlehem waar zij vroeger mede vereenigd was, 1289 januari 15 (Anno domini MCCLXXX nono sabato post octavas Epifanie Domini).
N.B. Zie ook Cartularium (inv.nr. 976) 14.
111I Richter, schepenen en ingezetenen van Duthinchem verklaren het kapittel van Bethlehem deelachtig aan de voorregten en vrijheden welke de stad van den graaf van Gelre of andere heeren verworven had en ontslagen van weggeld van het herstellen der straten van wachthouden en graven en andere stedelijke diensten, en zulks tegen betaling van 80 pond kleine penningen welke het kapittel tot den bouw eener stadspoort (Homburgerpoort) zou bijdragen, 1289 januari 21 (Anno domini MCCLXXX nono in die Agnetis).
N.B. Zie Ketner XIX en Cartularium (inv.nr. 976) 1v.
111II Richter, schepenen en ingezetenen van Duthinchem verklaren het kapittel van Bethlehem deelachtig aan de voorregten en vrijheden welke de stad van den graaf van Gelre of andere heeren verworven had en ontslagen van weggeld van het herstellen der straten van wachthouden en graven en andere stedelijke diensten, en zulks tegen betaling van 80 pond kleine penningen welke het kapittel tot den bouw eener stadspoort (Homburgerpoort) zou bijdragen, 1289 januari 21 (Anno domini MCCLXXX nono in die Agnetis). 1 omslag
N.B. Afschriften en vertalingen. Zie tevens Ketner XIX en Cartularium (inv.nr. 976) 1v en 21v.
112 Godelindis, abdis te Elten, beleent den proost te Bethlehem met het goed Brunsvelde in het kerspel Seleheim (Zelhem), 1289 september 1 (Anno domini MCCLXXX nono in die beati Egidii).
N.B. Zie ook Cartularium (inv.nr. 976) 17v. Zie Ketner XX en De Geer, Archieven der Ridderlijke Duitsche Orde, Balie van Utrecht, 289.
113 Johannes, elect te Utrecht, beveelt den dekenen van St. Marten en St. Petrus, dat zij den proost en het kapittel van Bethlehem in het bezit stellen van een huis te Utrecht het welke door de broeders eener andere orde, de penitentia Iesu Christi, verlaten was, 1290 juli 5 (Anno domini MCCLXXXX crastino Translationis beati Martini).
N.B. Zie ook Cartularium (inv.nr. 976) 7 en De Geer, Archieven der Ridderlijke Duitsche Orde, Balie van Utrecht, 289.
114 De dekenen der kapittels van St. Marten en St. Petrus te Utrecht geven hunne toestemming tot de gift gedaan ten behoeve van het convent te Bethlehem van een huis te Utrecht vroeger door een andere orde bezeten maar nu door dezelve verlaten, 1290 juli 27 (Anno domini mill CCLXXXX feria quinta post festum b. Jacobi apost.).
N.B. Zie ook Cartularium (inv.nr. 976) 7v en De Geer, Archieven der Ridderlijke Duitsche Orde, Balie van Utrecht, 289.
115 De dekenen der kapittels van St. Marten en St. Petrus te Utrecht geven hunne toestemming tot de gift gedaan ten behoeve van het convent te Bethlehem van een huis te Utrecht vroeger door een andere orde bezeten maar nu door dezelve verlaten, 1290 juli 31.
N.B. Zie ook Cartularium (inv.nr. 976) 7v en De Geer, Archieven der Ridderlijke Duitsche Orde, Balie van Utrecht, 289.
116 De prelaten en kapittels der kerken te Utrecht betuigen genoegen te nemen met de gift door Johannes, elect te Utrecht, gedaan, ten behoeve der reguliere kanoniken van de Augustijner orde te Bethlehem, van een huis te Utrecht dat vroeger door eene andere orde bezeten was om daarin broeders en kanoniken van hunne orde te plaatsen, 1290 augustus 2.
N.B. Zie ook Cartularium (inv.nr. 976) 7 en De Geer, Archieven der Ridderlijke Duitsche Orde, Balie van Utrecht, 290.
117 Winricus, miles de Wesenthorst, geeft met toestemming van zijne vrouw en van zijne enigen zoon Winricus, een erf in het kerspel Silvolden, een perceel bouwland in het kerspel Selem met een halve warandia te Nudo en een halve te Hemmele aan de kerk van St. Maria te Bethlehem. Getuigen die ook mede bezegelen zijn Woltherus dictus de Stenre en Berhardus de Genderingen, 1291 mei 24 (Anno domini MCCXCI quinta feria ante Urbani).
N.B. Zie ook Cartularium (inv.nr. 976) 18v en 54v.
118 Reinald, graaf van Gelre, bevestigt de gift van 10 solidi kleine penningen en drie amen wijn jaarlijks, door de gravinnen Richardis en Margareta aan het kapittel te Bethlehem gedaan, en voegt daarbij drie malder weit en drie amen wijn, de wijn te betalen uit den tol te Lobede, en de weit uit den molen te Zutphen, 1291 juli 21.
N.B. Op hetzelfde blad als inv.nr. 67. Zie ook Cartularium (inv.nr. 976) 0 en 24v.
Oud afschrift op perkament, nevens eene Nederduitsche vertaling.
119 Herman, nobilis vir, dominus de Loyn, nevens zijne vrouw Gertrudis en zijne zonen Hermannus en Wicboldus, bevestigt de gift van zekere goederen te Versevelde, door wijlen zijn vader Herman gedaan ten behoeve van de kerk te Bethlehem en verklaart dien afstand schoon geschied te Winterswick in het gerigt quod vrigereytte dicitur evenzeer van waarde te zullen houden alsof die geschied ware ter plaatse, waar de goederen zelve gelegen zijn. Presentibus: Bernardo de Geymene, Theoderico dicto de Somerhus, scabinis seu veymnote existentibus enz., 1292 januari 6 (Die dominica post Circums. anno domini MCC nonagesimo secundo).
N.B. Zie ook Cartularium (inv.nr. 976) 15 en Ketner bijlage XXI.
120 Notariële verklaringen aangaande de twist tusschen de Duitsche broeders de penitentie Iesu Christi en het convent der reguliere kanoniken te Bethlehem, aangaande eene kapel en een huis te Utrecht die door de eerstgenoemden verlaten waren, 1292 april 2 (Anno domini CC nonagesimo secundo feria quarta post Ramos palmarum).
N.B. Zie ook Cartularium (inv.nr. 976) 7v en 17v en De Geer, Archieven der Ridderlijke Duitsche Orde, Balie van Utrecht, 292.
121 Notariële verklaringen aangaande de twist tusschen de Duitsche broeders de penitentie Iesu Christi en het convent der reguliere kanoniken te Bethlehem, aangaande eene kapel en een huis te Utrecht die door de eerstgenoemden verlaten waren, 1292 april 9 (Anno domini MCC nonagesimo secundo V. idus mensis aprilis).
N.B. Zie ook Cartularium (inv.nr. 976) 33 en De Geer, Archieven der Ridderlijke Duitsche Orde, Balie van Utrecht, 293.
121bis Notariële verklaringen aangaande de twist tusschen de Duitsche broeders de penitentie Iesu Christi en het convent der reguliere kanoniken te Bethlehem, aangaande eene kapel en een huis te Utrecht die door de eerstgenoemden verlaten waren, 1292 april 14.
N.B. Zie ook Cartularium (inv.nr. 976) 8.
122 Notariële verklaringen aangaande de twist tusschen de Duitsche broeders de penitentie Iesu Christi en het convent der reguliere kanoniken te Bethlehem, aangaande eene kapel en een huis te Utrecht die door de eerstgenoemden verlaten waren, 1292.
N.B. Zie De Geer, Archieven der Ridderlijke Duitsche Orde, Balie van Utrecht, 295. Voor notarieel afschrift uit 1349 zie Cartularium (inv.nr. 976) 7.
123 Wilhelmus dictus de Hekeren, famulus, belooft de kerk te Bethlehem te handhaven in het bezit van het goed Groot Buysvelde waarvoor borg blijven Everhard van Hekeren, milis, zijn broeder en Willem van Hekeren zijns broeders zoon (cognalus) onder verband van vrijwillige inleisting te Doetinchem of te Doesburg, 1292 november 16 (Anno domini MCC nonagesimo secundo dominica post festum b. Martini hyemalis).
N.B. Zie ook Cartularium (inv.nr. 976) 5v en Ketner XXII.
124 De abt en het hoofd ordinus Arrouasien verzoekt den bisschop van Utrecht, den proost en het convent van Bethlehem bij zich te dagvaarden hunne wederzijdsche redenen aan te hooren en een einde te stellen aan de bestaande geschillen, 1294 november 4 (Anno domini MCC nonagesimo quarto feria quinta post festum Omnium Sanctorum).
N.B. Zie Ketner XXIII.
125 Willem zoon van wijlen Gerard, miles de Hekeren, doet met toestemming van zijns moeder Sueneldis van zijne vrouw Jutta en van zijn broeder Ryquinus ten behoeve van het convent te Bethlehem afdragt van zijn goed Godescalkyne in het kerspel Sylvolde en van een erf gelegen naast de mansus Gegerinch hetgeen, terwijl hij zelf geen zegel heeft, bezegeld wordt door Hermanus, nobilis dominus de Loyn, Stephanus et Johannes fratris de Wische en schepenen van Duttinchem. Presentibus: domino Johanno preposito de Elst, domino Woltero plebano de Steynre, domino Gysekyno plebano de Sylvolde, domino Theoderico de Steynre et domino Egydii de Bake, militibus, Winrico de Wesenthorst, Alberto de Syndere, Suethero de Kervenhem, Theoderico de Wrden, Frederico de Bake, Gerardo, Bertoldo, Wilhelmo fratrum de Bake, Gerdungo de Wele, Stephano de Isenvorde, Stephano de Witenhorst, Gerardo dicto Mumme, Hermano de Brochusen, Frederico de Hekeren, Hermano dicto Gyr, Wilhelmo de Hove, famulis, Johanne de Campo regis, Woltero de Hagen, Wilhelmo de Kyller, Johanno de Herne, Henrico de Dozeburg, Petro de Dyetheren, Henrico de Seydem, Theoderico, Randolphi, Johanne Idinch, Gerberto, Arnoldo de Dietheren, scabinis in Duttinchem, 1295 januari 25 (Apud Sylvolde anno domini mill ducentesimo nonagesimo quinto in Conversione beati Pauli apostoli).
N.B. Origineel niet aanwezig. Zie Cartularium (inv.nr. 976) 10.
127 Everhard, milis dictus Scocke, geeft eene hofstede gelegen tusschen castrum montis en Borchlengel aan de kerk te Bethlehem in ruil voor een malder bouwland te Sevener, 1296 februari 11 (Anno domini MCC nonagesimo sexto sabato ante dominicam quadragesimo qua cantatur Invocavit).
N.B. Zie ook Cartularium (inv.nr. 976) 10 en 56.
2.02. 1301-1350
2.03. 1351-1375
2.04. 1376-1400
2.05. 1401-1425
2.06. 1426-1450
2.07. 1451-1475
2.08. 1476-1500
2.09. 1501-1525
2.10. 1526-1575
2.11. 1576-1595
3. Financieel beheer en goederenbeheer
4. Overige stukken
5. Regesten
N.B. Alle door Sloet genummerde stukken, deels alleen in afschrift in het cartularium, plus enkele ongenummerde verwijzingen.
laatste wijziging 06-07-2024
2.020 beschreven archiefstukken
271 gedigitaliseerd
totaal 10.126 bestanden

Kenmerken

Datering:
1200-1611
Auteur:
I.A. Nijhof, J.J.S. Sloet, P.J.J. Moors, K.J.W. Peeneman
Categorie:
laatste wijziging 06-07-2024
2.020 beschreven archiefstukken
271 gedigitaliseerd
totaal 10.126 bestanden
 
 
 

Contact

location Westervoortsedijk 67-D
     6827 AT Arnhem
     (parkeerplaats aan de
     Mercatorweg)

E-mail Contactformulier
Telefoon  Telefoon
calender2 Openingstijden studiezaal

Handige links

Disclaimer
Klachten
Privacy statement
Toegankelijkheid
Wet open overheid (WOO)