
0039
Gedeputeerde Staten
Inleiding
laatste wijziging 10-03-2025
13.421 beschreven archiefstukken
1.389 gedigitaliseerd
totaal 450.062 bestanden
Inventaris
24. Handel en nijverheid
N.B. GS hadden een algemene taak tot bevordering van de welvaart in de provincie, van waaruit zij zich ook bezighielden met de bevordering van de economie. Dit gebeurde met name door het verzamelen van informatie, die wanneer dat nodig was aan de betreffende instanties geleverd werd. Daartoe was het verplicht GS op de hoogte te stellen van alle activiteiten op dit terrein. Waar nodig verleenden zij subsidies. Zie ook rubriek 6.
N.B. GS hadden een algemene taak tot bevordering van de welvaart in de provincie, van waaruit zij zich ook bezighielden met de bevordering van de economie. Dit gebeurde met name door het verzamelen van informatie, die wanneer dat nodig was aan de betreffende instanties geleverd werd. Daartoe was het verplicht GS op de hoogte te stellen van alle activiteiten op dit terrein. Waar nodig verleenden zij subsidies. Zie ook rubriek 6.
24.2. Industrie
24.2.1. Algemeen
Oprichting, uitbreiding en opheffing van fabrieken en plaatsing van stoomwerktuigen, 1816-1942.
N.B. Tussen 1824 en 1875 gaven GS toestemming voor oprichting en wijziging van bedrijven (tweede klasse) die gevaar, schade of hinder konden opleveren. Hieronder vielen onder meer aardewerkfabrieken, metaalgieterijen en bedrijven met stoommachines . Voor het oprichten of wijzigen van bedrijven van de derde klasse, zoals dierentuinen, bakovens etc. was toestemming van de gemeente nodig. Tegen de gemeentelijke beslissing kon men bij GS beroep aantekenen (S. 1824 nr. 19). Vanaf 1875 verleenden, op enige uitzonderingen na, burgemeesters en wethouders de hinderwetvergunningen (S. 1875 nr. 95). Tegen de beslissing van B & W kon men bij de Kroon beroep aantekenen. Tijdens de beroepsprocedure werd GS om advies gevraagd. GS gaven hinderwetvergunningen af voor inrichtingen die in meer dan één gemeente lagen en voor inrichtingen van een gemeente of waterschap. Gemeentebesturen zonden hun hinderwetverordeningen naar GS ter goedkeuring of ter kennisgeving. Zie ook S. 1896 nr. 152. Bij subsidieaa
nvragen van bedrijven fungeerde de gouverneur/CdK eveneens als intermediair tussen plaatselijke besturen en ministerie. Zie voor vergunningen voor het oprichten van bedrijven ook rubriek 15.1.12.
N.B. Tussen 1824 en 1875 gaven GS toestemming voor oprichting en wijziging van bedrijven (tweede klasse) die gevaar, schade of hinder konden opleveren. Hieronder vielen onder meer aardewerkfabrieken, metaalgieterijen en bedrijven met stoommachines . Voor het oprichten of wijzigen van bedrijven van de derde klasse, zoals dierentuinen, bakovens etc. was toestemming van de gemeente nodig. Tegen de gemeentelijke beslissing kon men bij GS beroep aantekenen (S. 1824 nr. 19). Vanaf 1875 verleenden, op enige uitzonderingen na, burgemeesters en wethouders de hinderwetvergunningen (S. 1875 nr. 95). Tegen de beslissing van B & W kon men bij de Kroon beroep aantekenen. Tijdens de beroepsprocedure werd GS om advies gevraagd. GS gaven hinderwetvergunningen af voor inrichtingen die in meer dan één gemeente lagen en voor inrichtingen van een gemeente of waterschap. Gemeentebesturen zonden hun hinderwetverordeningen naar GS ter goedkeuring of ter kennisgeving. Zie ook S. 1896 nr. 152. Bij subsidieaa
nvragen van bedrijven fungeerde de gouverneur/CdK eveneens als intermediair tussen plaatselijke besturen en ministerie. Zie voor vergunningen voor het oprichten van bedrijven ook rubriek 15.1.12.
0039 Gedeputeerde Staten
Inventaris
24. Handel en nijverheid
N.B. GS hadden een algemene taak tot bevordering van de welvaart in de provincie, van waaruit zij zich ook bezighielden met de bevordering van de economie. Dit gebeurde met name door het verzamelen van informatie, die wanneer dat nodig was aan de betreffende instanties geleverd werd. Daartoe was het verplicht GS op de hoogte te stellen van alle activiteiten op dit terrein. Waar nodig verleenden zij subsidies. Zie ook rubriek 6.
N.B. GS hadden een algemene taak tot bevordering van de welvaart in de provincie, van waaruit zij zich ook bezighielden met de bevordering van de economie. Dit gebeurde met name door het verzamelen van informatie, die wanneer dat nodig was aan de betreffende instanties geleverd werd. Daartoe was het verplicht GS op de hoogte te stellen van alle activiteiten op dit terrein. Waar nodig verleenden zij subsidies. Zie ook rubriek 6.
24.2. Industrie
24.2.1. Algemeen
Oprichting, uitbreiding en opheffing van fabrieken en plaatsing van stoomwerktuigen, 1816-1942.
N.B. Tussen 1824 en 1875 gaven GS toestemming voor oprichting en wijziging van bedrijven (tweede klasse) die gevaar, schade of hinder konden opleveren. Hieronder vielen onder meer aardewerkfabrieken, metaalgieterijen en bedrijven met stoommachines . Voor het oprichten of wijzigen van bedrijven van de derde klasse, zoals dierentuinen, bakovens etc. was toestemming van de gemeente nodig. Tegen de gemeentelijke beslissing kon men bij GS beroep aantekenen (S. 1824 nr. 19). Vanaf 1875 verleenden, op enige uitzonderingen na, burgemeesters en wethouders de hinderwetvergunningen (S. 1875 nr. 95). Tegen de beslissing van B & W kon men bij de Kroon beroep aantekenen. Tijdens de beroepsprocedure werd GS om advies gevraagd. GS gaven hinderwetvergunningen af voor inrichtingen die in meer dan één gemeente lagen en voor inrichtingen van een gemeente of waterschap. Gemeentebesturen zonden hun hinderwetverordeningen naar GS ter goedkeuring of ter kennisgeving. Zie ook S. 1896 nr. 152. Bij subsidieaa
nvragen van bedrijven fungeerde de gouverneur/CdK eveneens als intermediair tussen plaatselijke besturen en ministerie. Zie voor vergunningen voor het oprichten van bedrijven ook rubriek 15.1.12.
N.B. Tussen 1824 en 1875 gaven GS toestemming voor oprichting en wijziging van bedrijven (tweede klasse) die gevaar, schade of hinder konden opleveren. Hieronder vielen onder meer aardewerkfabrieken, metaalgieterijen en bedrijven met stoommachines . Voor het oprichten of wijzigen van bedrijven van de derde klasse, zoals dierentuinen, bakovens etc. was toestemming van de gemeente nodig. Tegen de gemeentelijke beslissing kon men bij GS beroep aantekenen (S. 1824 nr. 19). Vanaf 1875 verleenden, op enige uitzonderingen na, burgemeesters en wethouders de hinderwetvergunningen (S. 1875 nr. 95). Tegen de beslissing van B & W kon men bij de Kroon beroep aantekenen. Tijdens de beroepsprocedure werd GS om advies gevraagd. GS gaven hinderwetvergunningen af voor inrichtingen die in meer dan één gemeente lagen en voor inrichtingen van een gemeente of waterschap. Gemeentebesturen zonden hun hinderwetverordeningen naar GS ter goedkeuring of ter kennisgeving. Zie ook S. 1896 nr. 152. Bij subsidieaa
nvragen van bedrijven fungeerde de gouverneur/CdK eveneens als intermediair tussen plaatselijke besturen en ministerie. Zie voor vergunningen voor het oprichten van bedrijven ook rubriek 15.1.12.
laatste wijziging 06-11-2024
7 gedigitaliseerd
totaal 8.853 bestanden
laatste wijziging 10-03-2025
13.421 beschreven archiefstukken
1.389 gedigitaliseerd
totaal 450.062 bestanden
Kenmerken
Datering:
(1556) 1814-1950 (1971)
Auteur:
Rijksarchief in Gelderland
Jaar van publicatie:
1999
Categorie:
- Zonder categorie
laatste wijziging 10-03-2025
13.421 beschreven archiefstukken
1.389 gedigitaliseerd
totaal 450.062 bestanden