1 De Med.ae Dr Jan Willem Mol en Elisabeth Visser e.l. verklaren te hebben verkocht en dienvolgens alnu te cederen en erfelijk te transporteren aan Freule Wilhelmina Henrietta van Eck 2 obligaties, beide ten laste van Ridderschap en Steden, constituerende de Staten van de graafschap Zutphen, staande ten name van comparanten, zijnde de eerste obligatie van 07-05-17945 groot in kapitaal 2000 gl. en de tweede van 09-06-1745 groot in kapitaal 500 gl., beide tegen de interest van 3 ten honderd; [enz.];

2 De procureur Isaac Nijhoff in kwaliteit van gemachtigde van Hendrik ten Holt en Johanna Hakfoort e.l. luid volmacht, op 4 dezer voor de heren Barthold van Hasselt en Andries Visser, presiderende burgemeesters der stad Doesburg gepasseerd, mitsgaders Johan Nijhoff en Jan van der Kaa bij appointement van de magistraat dezer stad d.d. 12-03-1792 aangestelde voogden over de minderjarige kinderen van wijlen Hermannus Hakfoort en Elisabeth Leusing, in leven e.l., zijnde Johanna Hakfoort vnd., mitsgaders der tweede condividenten pupillen resp. kinderen en kindskinderen en enige en universele erfgenamen van wijlen Nicolaas Hakfoort Everdina Evers, in leven e.l., [---] verklaren verkocht en in volle en vrije eigendom op te dragen en over te geven aan Isaac Nijhoff en Catharina Elisabeth Hagedoorn e.l. een huis en erve, bestaande in de beneden- en bovenwoning, op de Beek binnen deze stad staande, zijnde een gedeelte van het erf, genaamd Stoutenburg; [enz.], en zulks tegen een voldane koopsom van 270 gl. [enz.];

3 Idem verklaren verkocht te hebben en alnu te cederen, te transporteren en in volle en vrije eigendom op te dragen en over te geven aan Willem Muis en Maria Buighout e.l. een huis en erve, staande binnen deze stad in de Turfstraat naast het huis van wijlen de meester schoenmaker van Ruyven, laatst door wijlen Nicolaas Hakfoort in eigendom bewoond geweest [enz.], en zulks voor een voldane koopsom van 1615 gl. [enz.];

4 Abraham van Kesteren in kwaliteit van gemachtigde van deszelfs vader Carel Otto van Kesteren pro se en als weduwnaar en boedelhouder van wijlen Frederica Hoevenaar luid volmacht, op 31-12-1792 voor F.N. Suurmond, scholtis des ambts Rhede [enz.], en gerichtsluiden Hermen Tymes van Minkelen en Anthonij van Zadelhoff gepasseerd, voorts Abraham van Kesteren voor zich zelf en dan nog als gemachtigde van deszelfs broeder de luitenant-ingenieur Jacobus Arnoldus van Kesteren luid volmacht, op 05-11-1783 voor burgemeesters, schepenen en raad der stad Arnhem gepasseerd, mitsgaders de Med.ae Dr Hermanus Beverleij en Arnoldina Johanna van Kesteren e.l. en eindelijk de apotheker Hendrik Gysbert Knoops en Johanna F. van Kesteren e.l., zijnde Abraham, Jacobus Arnoldus, Arnoldina Johanna en Johanna Fredrica van Kesteren enige nagelaten kinderen en universele erfgenamen van wijlen vnd. Frederika Hoevenaar bij Carel Otto van Kesteren in echt verwekt, verklaren verkocht te hebben en alnu te cederen, te transporteren en in volle en vrije eigendom over te geven aan Mejuffrouwen Anna Helena Martens en Catharina Elisabeth Dorothea Martens een huis en erve met een hof daarachter, vanouds genaamd het huis van Marten van Rossum, staande binnen deze stad in de Koningstraat tussen de erven van de heren van Wijnbergen en van Eck, uitkomende op St. Walburgen, met het huisje, door de bode Verdonk bewoond wordende [enz.], en bekennen van de gehele kooppenningen ad 28000 gl. hollands courant tot genoegen voldaan en betaald te zijn; [enz.];