1 Derck van Boshoff en Juffr. Walraven van Boshoff, broeder en zuster, de laatste geassisteerd met de proc.r Derck Kemink als haar gekozen momber, verklaren te cederen, te transporteren en op te dragen aan en ten erfelijke behoeve van Johan ten Haag en Johanna van Holt e.l. hunlieder behuizing, staande en gelegen op den kleijnen Oort, Nicolaes Ensink ter eenre- en Otto Oldenboom ter andere zijde, hun van hun zal. ouders aangeerfd en aangestorven, en zulks voor een somma van 700 Caroli gl., waarvan zij, comparanten, bekennen te dank voldaan en betaald te zijn [enz.];

2 Juffr. Geertruijt Odilia Cucchenius, weduwe Ravens, geassisteerd met Johan Lauterbag als haar gekozen momber, verklaart te cederen, te transporteren en op te dragen aan de Hr. Arnold van Eck, ordinaris raad in Gelderland, en vrouwe Anna Catharina ten Behm e.l. een gedeelte van deszelfs hof met de opstal of afdak, daaraan schietende, gelegen tussen de erfenissen van de weduwe Tulleken ten oosten en Juffr. comparante ten zuiden, Derck Otten ten westen en koper ten noorden, en zulks alles in conformité van koopcondities, op heden daarvan opgericht, en zulks voor een somme van 350 gl. vrij geld, welke somme zij, comparante, bekent voldaan en betaald te zijn [enz.];

3 Anna Wijnen, weduwe Emans, verklaart aan haar broeder Otto Wijnen en Antonia Jacobsen e.l. deugdelijk schuldig te zijn de somma van 300 Caroli gl., heenkomende van geleende penningen, welke somme zij belooft te restitueren op 07-03-1705 met 4 gl. van ieder honderd tot interesse, [enz.], voor welk kapitaal en interesse zij verbindt haar persoon en goederen, gerede en ongerede, en wel in specie zodane portie in het huis in de Bakkerstraat als haar [bij verdeling] tussen haar oom van de Velden en haar zusters en broeders [en haar] bij forma van magescheid ten deel is gevallen [enz.];

4 Vrouwe Louisa van Brakel, douairiere en boedelhouderse van wijlen de Heer Wilhem Schaap, in leven Lt. kolonel en commandeur dezer stad, geassisteerd met de Heer Albert Ludewich Schaap als haar gekozen momber, verklaart deugdelijk en oprecht schuldig te zijn aan Juffr. Elsabe Tulleken een somme van 1000 Caroli gl., haar in goede harde gelde aangeteld en tot betaling van dezes boedels schulden aangewend, belovende dezelve te restitueren over een jaar met de interesse van dien tegen 6 gl. van het honderd [enz.], voor de voldoening dezer comparante verbindt haar huis en hofstad met de daarbij en achtergelegen schuren, stallingen en plaats, binnen deze stad in de Weverstraat staande, de erfgenamen van Dr. Hellendoorn ter eenre- en de kinderen van Dr. Herleus ter andere zijde, voorts haar persoon, gerede en ongerede goederen, niets uitgezonderd, welk verband wordt goedgekeurd door Albert Lodewick Schaep vnd. en diens zusters Juffrouwen Louisa Maria Schaep en Eva Schaep, kinderen van Willem Schaap vnd. [enz.];