Vanaf 1811 begon men het hele land in te delen in kadastrale gemeenten, die gemeenten in te delen in secties en binnen de secties de percelen aan te wijzen, op te meten en in kaart te brengen. Alle huizen, erven, wegen, wateren en landerijen werden na meting getekend. Zo ontstonden de kadastrale kaarten (minuutplans).
Vervolgens werd begonnen met de schatting van de opbrengst van de grond en de gebouwen ten behoeve van de heffing van de grondbelasting. De gegevens van de schattingen werden opgenomen in de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafels. Uit de gegevens bijeengebracht in de Oorspronkelijk Aanwijzende Tafels werden de leggers samengesteld. In 1832 was men klaar met de voorbereidingen en kon het Kadaster worden ingevoerd.

Vanaf 1832 moesten de gegevens die tussen 1811 en 1832 waren verzameld en vastgelegd, bijgehouden worden, om als grondslag voor de heffing van de grondbelasting te kunnen blijven dienen. Dat betekende dat iedere wijziging moest worden vastgelegd, zowel op kaarten als in registers. De bijhouding vond plaats met behoud van de eerdere gegevens, om vroeger gevestigde zakelijke rechten te kunnen terugvinden.
De basis voor de bijhouding van de kadastrale boekhouding was de kadastrale gemeente. De registers en kaarten werden per gemeente ingericht. Voor de datering werd meestal gebruik gemaakt van dienstjaren, afgekort als ‘d.j.’ vóór het betreffende jaartal. Het dienstjaar was altijd één jaar later dan het eigenlijke kalenderjaar.

De archieven van de Bewaarders van het Kadaster vanaf 1832, Bewaarders van de Hypotheken en het Kadaster vanaf 1838, werden in Gelderland bewaard in de kantoren te Arnhem, Nijmegen, Tiel en Zutphen.
In september 1944 zijn door oorlogshandelingen veel registers van het kantoor Nijmegen verloren gegaan. De vernietigbare Dagregisters en de Registers no. 50 van kantoor Nijmegen zijn daarom ter compensatie door de administratie bewaard.
In 1961 werd kantoor Tiel opgeheven. Het daar aanwezige archief werd overgebracht naar Nijmegen. In 1976 werden ook de kantoren Nijmegen en Zutphen opgeheven en kwam er één kantoor voor heel Gelderland in Arnhem. Vanaf 1989 is het Kadaster zijn administratie gaan automatiseren en werden de papieren registers afgesloten.

De overbrenging van de archieven van het Kadaster naar het Rijksarchief in Gelderland en het Gelders Archief strekte zich uit over een lange periode, namelijk de jaren 1969 tot 2010. In 1969 zijn de Registers Hypotheken no. 3, de Registers no. 69a en de Netteplans, Veldplans en Gemeenteplans overgebracht. Enkele andere belangrijke overbrengingen vonden plaats in 1986 en 1990: de Registers Hypotheken no. 4; en in 2007: de Perceelsgewijze of Kadastrale leggers. Bij het Kadaster bevinden zich nog belangrijke archiefbestanden.

De weinige bewaard gebleven archiefbescheiden betreffende de organisatie en het personeel van het Kadaster zijn te vinden in archief 0248 Kadaster, Ingenieur Verificateur.