Menu

De chat is beschikbaar van maandag tot en met vrijdag tussen 13:00 en 16:00 uur. Is de chat offline? Bekijk onze Veelgestelde vragen of stel uw vraag via ons contactformulier.

Uw zoekacties: Polderdistrict Brummen-Voorst, voorgangers

1904 Polderdistrict Brummen-Voorst, voorgangers

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden. 
 
Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer. 
  • Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
  • Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
  • Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden. 

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen. 

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht  om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien. 
 

 

beacon
 
 
Inleiding
1. Auteursrechten en andere rechten
2. Openbaarheid en citeren
3. Algemeen
4. Polderdistrict Brummensche Bandijk, 1837-1960
5. Buitenpolder "De Voorsterklei"
1904 Polderdistrict Brummen-Voorst, voorgangers
Inleiding
5.
Buitenpolder "De Voorsterklei"
De oudste in dit archief aanwezige stukken dateren van 1731 en betreffen de Zindersche Mark(t), ook wel Sinderensche Kley of Buirschap Sinderen genaamd.
Hoe lang deze mark als zodanig al bestond, valt moeilijk na te gaan; uit een verpondingkohier van 1648 blijkt echter, dat de geërfden van Sinderen destijds reeds een waard aan de IJssel bezaten.
Hierbij dienst te worden opgemerkt, dat de bedding van de IJssel in dit gebied zich in de loop der tijden belangrijk heeft gewijzigd.
In de nog aanwezige archiefstukken blijkt van gemeentegronden niets meer en is er nog slechts sprake van zorg voor dijken, wegen, bruggen, duikers etc.
Bij zeer ernstige doorbraken van de zomerdijken was het gewoonte dat vanwege de marke- richter bij publicatie en kerke spraak niet alleen de geërfden van de Sinderensche mark maar tevens de ingelanden van de aangrenzende Voorsterklei als geïnteresseerden bijeen werden geroepen om over de toestand van de dijken, die beide klein omringden, te beraadslagen.
Deze geïnteresseerden van buiten de mark droegen dan eveneens bij in de kosten van herstel of verbeteringen. De bijeenkomsten der markegenoten vonden gewoonlijk plaats in de herberg "De (bonte) Beer" te Voorst.
Een in 1801 uit de geërfden van beide kleien benoemde commissie gaf met een goed uitgewerkt plan een modern dijkbestuur met grote bevoegdheden in overweging. Tot uitvoering hiervan, evenmin als van als van dat tot officiële samenvoeging van de Zinderensche Kley (453 1/2 morgen) en de Voorsterklei ( 431 1/4 morgen ) tot een mark, is het echter niet gekomen.
Een klacht, in het jaar 1808 bij de Minister van Waterstaat ingekomen, betreffende de weigerachtigheid van een zekere Jan IJsseldijk om een aan hem in eigendom toebehorend dijksgedeelte in het gebied Voorst-Wilp te herstellen, noodzaakte eerstgenoemde de landdrost van het Departement Gelderland hierover aan te schrijven.
De bailluw van Nederveluwe, door de landdrost belast met een onderzoek dienaangaande, bevond dat de mark van Zinderen "noch behoorlijk geconstitueerd was, noch voldoende gezag had, om ten voordele van de ingelanden werkzaam te zijn".
Daar de dijk niet onder politiek bestuur stond van het Ambt Voorst, kon ook de scholtus weinig uitrichten.
De landdrost, van een en ander in kennis gesteld, merkte bovendien op, dat van Voorster zomerdijken geen reglement bestond.
In 1809 werden de ingelanden van zowel de Voorsteren Sinderensche Kley, als de aangrenzend Nijenbeker en Wilpsche Kley, door de bailluw aangeschreven om ter betere besturing van de zomerdijken die de kleien omgaven, ieder een concept-reglement te formeren en in te zenden. De twee commissies, daartoe door de ingelanden van de beide kleien benoemd, dienden nog het zelfde jaar hun ontwerpen in. Nadat op aanwijzingen van de landdrost van Gelderland, de Minister van Waterstaat en de requestmeester belast met de dienst der bruggen en wegen in de Hollandse departementen, enige wijzigingen waren aangebracht, gelastte tenslotte de prefect van het Departement van de Boven-IJssel bij missive van 21 juni 1811 de geërfden van zowel de Voorster- zomerdijk als de Nijenbeker en Wilpsche Zomerdijk om de respectieve reglementen in werking te stellen.
In de geërfdenvergadering van 18 juli 1811 werden als leden van de "Commissie voor de Voorster- zomerdijk, de algemene kerspels kleiwegen en de op de Kley zich bevindende leigraven" benoemd:
J.A.J. Sloet als president, E.van Beek, N. Planten als leden en G. Kroon als secretaris.
Een scheuter of dijkbode werd eveneens benoemd.
In 1837 trad het Reglement op het Beheer der Rivierpolders in de provincie Gelderland in werking, waarbij de Voorster en Nijenbeker Kley werden samengevoegd tot een polder.
Het bestuur van de nieuwe polder sprak al direct van "een noodlottig plaats gehad hebbende vergissing van de bijeenvoeging, gezien de onmogelijkheid om administratief te verenigen, hetgeen door de natuur onverenigbaar gescheiden was"
Na enige besprekingen met het provinciaal Gouvernement werd overeengekomen om provisioneel de werkzaamheden en de gehele administratie te splitsen, zodanig dat de directie over de Voorsterpolder aan J.A.J. Sloet Homming en p. Kroon en over de Nijenbeker polder aan W.A. Schimmelpenninck van der Oye en J.Kok zou worden overgedragen. Bij koninklijk Besluit van 21 september 1839, tenslotte, werden beide polders definitief van elkaar gescheiden.
Tot 1857 bestond het dagelijks bestuur uit twee, daarna uit drie poldermeester. Het aantal hoofdingelanden in de polderrad, die op grond van het Rivierpolder reglement sinds 1935 de geërfdendagen verving, bedroeg zes.
Vanaf de oprichting van de Voorsterbeekpolder in 1871, hebben de Voorsterklei en de Voorsterbeekpolder steeds dezelfde secretaris-ontvanger gehad, als gevolg waarvan de archieven enigermate met elkaar vermengd werden, echter niet zozeer dat een volkomen scheiding niet meer mogelijk was.
6. Buitenpolder "De Voorsterbeekpolder"
7. Buitenpolder van de Soerensche en Leuvenheimsche Beek

Kenmerken

Datering:
1731-1960
Auteur:
J.W. van Petersen
 
 
 

Contact

location Westervoortsedijk 67-D
     6827 AT Arnhem
     (parkeerplaats aan de
     Mercatorweg)

E-mail Contactformulier
Telefoon  Telefoon
calender2 Openingstijden studiezaal