1154
GKN Kerncentrale Dodewaard 1
Inleiding
4. Institutionele geschiedenis van N.V. Gemeenschappelijke Kernenergiecentrale Nederland (GKN)
4.1. Voorgeschiedenis
1154 GKN Kerncentrale Dodewaard 1
Inleiding
4. Institutionele geschiedenis van N.V. Gemeenschappelijke Kernenergiecentrale Nederland (GKN)
4.1.
Voorgeschiedenis
laatste wijziging 17-09-2020
In het najaar van 1955 startten het Ministerie van Economische Zaken, de Nederlandse industrie en de elektriciteitsproducenten het overleg over de bouw van een kernenergiecentrale in Nederland. Het Ministerie van Economische Zaken wilde een Nederlandse nucleaire industrie ontwikkelen voor de bouw van kernenergiecentrales. De elektriciteitssector verwachtte dat kernenergie een belangrijke rol in de elektriciteitsproductie zou gaan spelen en zag voor zichzelf een grote rol bij de bouw van een kernenergiecentrale in Nederland. KEMA stelde in 1957 een commissie in met de opdracht te onderzoeken of het in technisch en economisch opzicht verantwoord zou zijn om een kernenergiecentrale te bouwen en om de beschikbare typen reactoren te beoordelen. * De N.V. Samenwerkende Elektriciteitsproductiebedrijven (Sep) installeerde in 1957 'de Commissie Roodenburg', die moest nagaan of buitenlandse kernenergiecentrales ook voor Nederlandse elektriciteitsproductie gebruikt konden worden. Een aantal technische subcommissies beoordeelde met dat doel in 1957 en 1958 offertes voor verschillende typen reactoren van 150 MWe van Franse, Engelse en Amerikaanse firma's. De conclusie van de commissie was dat de bouw van een kernenergiecentrale van 150 MWe technisch mogelijk zou zijn, maar financieel niet haalbaar.
Vanuit de politiek en de industrie bleef men echter aandringen op de bouw van een kernenergiecentrale in Nederland. Sep stelde daarom in 1959 de "Commissie Kernenergiecentrale" in. Deze commissie kreeg de opdracht na te gaan of de bouwplannen zodanig aangepast konden worden, dat zowel een veilige als een economisch verantwoorde exploitatie mogelijk zou worden. Men besloot als aanvaardbare oplossing tot de bouw van een centrale van 50 MWe. In de zomer van 1961 viel de keuze op een kokend-waterreactor van General Electric (GE). In een gezamenlijk project van Nederlandse ingenieurs van Sep, KEMA en GE werd een voorstudie van de te bouwen reactor gemaakt. De plannen werden ter goedkeuring voorgelegd aan Euratom, die de veiligheid van de installatie beoordeelde. Euratom nam een deel van de kosten op zich. Daarnaast gaf het Ministerie van Economisch Zaken een krediet ter stimulering van de industriƫle ontwikkeling op het gebied van de kerntechniek. De electriciteitsbedrijven namen een deel van de kosten op zich, de rest werd uit leningen gefinancierd.
Op 2 april 1963 tekenden Sep en GE de contracten betreffende de leveringsvoorwaarden en werden garanties getekend. Er was bedongen dat de onderdelen zoveel mogelijk in Nederland vervaardigd zouden worden. Met de Nederlandse regering werd onderhandeld over de steun aan de industrie, de vrijstelling van de belastingen en een verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid. Met IGEOSA (dochterbedrijf van GE) werd een overeenkomst gesloten voor het leveren van kennis en het verlenen van diensten voor de bouw van de centrale. Een groep van Nederlandse ingenieurs werd bij GE gedetacheerd om samen met GE de reactor en alle bijbehorende systemen en instrumentatie voor de GKN-centrale te ontwerpen.
Als plaats van vestiging voor de centrale werd gekozen voor Dodewaard, waar een onderstation was gevestigd van het landelijk elektriciteitskoppelnet. De ligging aan de rivier de Waal was een waarborg voor voldoende koelwater. Bovendien zou veel onderzoek bij de centrale uitgevoerd worden door deskundigen van de KEMA dat in het nabijgelegen Arnhem was gevestigd.
Als plaats van vestiging voor de centrale werd gekozen voor Dodewaard, waar een onderstation was gevestigd van het landelijk elektriciteitskoppelnet. De ligging aan de rivier de Waal was een waarborg voor voldoende koelwater. Bovendien zou veel onderzoek bij de centrale uitgevoerd worden door deskundigen van de KEMA dat in het nabijgelegen Arnhem was gevestigd.
Omdat de Kernenergiewet nog niet in kracht van wet was getreden werd op 7 juni 1963 bij het College van Burgemeester en Wethouders van Dodewaard een vergunning op grond van de Hinderwet aangevraagd. De bouwvergunning werd door het gemeentebestuur van Dodewaard verleend op 5 juli 1965. Het Bouwbureau van GKN had de leiding van de bouw. Twee Nederlandse ingenieursbureaus zorgden voor het civieltechnische werk, het gereed maken van het terrein aan de Waal bij Dodewaard en de fundering en het gebouw van de centrale. De bouw van het nucleaire gedeelte werd verzorgd door het Bouwbureau. De belangrijkste leveranciers waren Philips (splijtstofelementen), N.V. Hollandse Signaalapparaten (regelstaven), N.V. Rotterdamsche Droogdok Maatschappij (reactorvat en de inwendige delen) en Stork (turbine-installatie naar een ontwerp van het Engelse bedrijf Allied Electrical Industries). * Op 24 juni 1968 werd de reactor in Dodewaard kritiek gemaakt met elf splijtstofelementen in het reactorvat. Op 26 maart 1969 stelde H.M. Koningin Juliana de centrale officieel in bedrijf.
laatste wijziging 20-01-2021
1.744 beschreven archiefstukken
3 gedigitaliseerd
totaal 3 bestanden
Inventaris
laatste wijziging 20-01-2021
1.744 beschreven archiefstukken
3 gedigitaliseerd
totaal 3 bestanden
Kenmerken
Datering:
1954-1996 (2000)
Auteur:
C. Boonstra, E.F.A. Pelzers, E.C. Straatsma
Categorie:
laatste wijziging 20-01-2021
1.744 beschreven archiefstukken
3 gedigitaliseerd
totaal 3 bestanden