1037
Militair Gezag in Gelderland
Inleiding
3. Landelijke organisatie van het MG
1037 Militair Gezag in Gelderland
Inleiding
3.
Landelijke organisatie van het MG
laatste wijziging 25-06-2021
De gegevens in de inleiding zijn hoofdzakelijk afkomstig uit:
Inventaris van de archieven van het Militair Gezag in Noord-Brabant (1943) 1944-1946 (1948), Inventarisreeks no. 52 van het Rijksarchief in Noord-Brabant ('s-Hertogenbosch 1994).
L. de Jong Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 10a ('s-Gravenhage 1980).
- Overzicht der werkzaamheden van het Militair Gezag gedurende de bijzondere staat van beleg 14 September 1944 - 4 Maart 1945 (z.p., z.j.).
Het Bureau Militair Gezag (BMG) werd in januari 1943 door de Nederlandse regering in ballingschap te Londen ingesteld. Dit bureau bereidde de opbouw voor van een gezagsapparaat voor Nederland na de bevrijding. Het Militair Gezag (MG) zou haar taken uitoefenen gedurende de periode van de bijzondere staat van beleg. De bijzondere staat van beleg trad in werking bij de bevrijding van Maastricht op 14 september 1944 en eindigde op 4 maart 1946 * . Het MG kreeg de benodigde bevoegdheden voor de uitoefening van het bestuur bij afwezigheid van de Nederlandse regering (voorpostfunctie), het herstel en handhaven van de veiligheid van de staat e
n openbare orde en het onderhouden van het contact tussen de plaatselijke Nederlandse autoriteiten en de Geallieerde legerautoriteiten (liaisonfunctie).
n openbare orde en het onderhouden van het contact tussen de plaatselijke Nederlandse autoriteiten en de Geallieerde legerautoriteiten (liaisonfunctie).
Het MG was onder meer bevoegd:
- bevelen en aanwijzingen te geven aan het burgerlijk gezag;
- algemene verbindende voorschriften (verordeningen) te geven;
- AMVB's, KB's en gehandhaafde verordeningen van de bezetter (tijdelijk) buiten werking te stellen. De Grondwet, diverse organieke wetten, overeenkomsten met vreemde mogendheden en enige andere wetten waren hiervan uitgezonderd;
- te beschikken over de werken en inrichtingen van posterijen, (radio)telegrafie en telefonie;
- de openbare middelen van vervoer, inclusief trein- en tramdiensten, in gebruik te nemen;
- aanwijzingen te geven over (on)roerende goederen bij het burgerlijk gezag in beheer of gebruik;
- beperkingen op te leggen ten aanzien van de vrijheid van meningsuiting;
- poststukken te openen;
- niet-militairen op te roepen voor deelname aan de militaire macht;
- personen te beperken in hun bewegingsvrijheid, te arresteren en in te sluiten.
- bevelen en aanwijzingen te geven aan het burgerlijk gezag;
- algemene verbindende voorschriften (verordeningen) te geven;
- AMVB's, KB's en gehandhaafde verordeningen van de bezetter (tijdelijk) buiten werking te stellen. De Grondwet, diverse organieke wetten, overeenkomsten met vreemde mogendheden en enige andere wetten waren hiervan uitgezonderd;
- te beschikken over de werken en inrichtingen van posterijen, (radio)telegrafie en telefonie;
- de openbare middelen van vervoer, inclusief trein- en tramdiensten, in gebruik te nemen;
- aanwijzingen te geven over (on)roerende goederen bij het burgerlijk gezag in beheer of gebruik;
- beperkingen op te leggen ten aanzien van de vrijheid van meningsuiting;
- poststukken te openen;
- niet-militairen op te roepen voor deelname aan de militaire macht;
- personen te beperken in hun bewegingsvrijheid, te arresteren en in te sluiten.
De Chef van de Staf Militair Gezag, generaal-majoor mr. H.J. Kruls, was direct verantwoording schuldig aan de minister van Oorlog. De Staf MG vestigde zich in september 1944 in Brussel, verhuisde in april 1945 naar Breda, om in mei 1945 in Den Haag terecht te komen. De organisatie van het MG was onderverdeeld in een stafbureau, een secretariaat, diverse bureaus, waaronder repatriëring, grensbewaking, vertalingen, personeel en algemene zaken, en meerdere secties, zoals binnenlandse zaken, juridische zaken, politie, brandweer en luchtbescherming, financiën, economische zaken, aanvoer en transport, volksgezondheid, radio- en lijnverbindingen, voorlichting en PTT- exploitatie. Dit was min of meer een afspiegeling van de departementsstructuur in Londen.
De aanhoudende strijd op Nederlandse bodem, die langer duurde dan men had verwacht (september 1944- mei 1945), leidde er toe, dat de bestuurstaak van het MG sterk uitgroeide. Het aantal personeelsleden nam toe van 740 in september 1944 naar 16.540 in juni 1945. Vanaf het moment dat de Staf MG in Den Haag zetelde, begon de overdracht van zijn werkzaamheden aan de departementen.
Nederland was opgedeeld in Provinciale Militaire Commissariaten (PMC's). De militaire commissarissen ressorteerden onder de Chef van de Staf MG. Provinciale Militaire Commissariaten waren onderverdeeld in Districts Militaire Commissariaten (DMC's). De Districts Militaire Commissarissen werden bijgestaan door Adviescommissies Rechtsherstel en Beheer. Hun taak was de DMC te adviseren inzake rechtsherstel, effectenregistratie, bewindvoering voor afwezigen en beheer van vijandelijke vermogens. De leden van de Adviescommissies werden benoemd door de districtscommissarissen. Plaatselijk richtten de DMC's, in overleg met burgemeesters, Bureaux Roerende Goederen van Vijanden en Landverraders op, die roerende goederen van vijanden en landverraders moesten inventariseren, opslaan en uitgeven. Deze bureaus vielen, evenals de voor landverraders opgerichte verblijf- en bewaringskampen, rechtstreeks onder de DMC. Ieder districtscommissariaat kreeg voorts een Politieke Opsporingsdienst (POD),
behalve het district Elst -waar de POD onder Nijmegen viel- en het district Arnhem. Dit laatste district viel na april 1945 rechtstreeks onder de PMC Gelderland en beschikte over twee POD's: Arnhem en Ede. De PMC/DMC wees na overleg met de illegaliteit drie personen aan, die het bestuur van de POD vormden. POD's hadden tot taak het aanhouden, onderzoeken en in bewaring stellen van politiek verdachte personen. Zij waren onder meer bedoeld om de het ongecontroleerd en soms willekeurig aanhouden van verdachten in goede banen te leiden.
behalve het district Elst -waar de POD onder Nijmegen viel- en het district Arnhem. Dit laatste district viel na april 1945 rechtstreeks onder de PMC Gelderland en beschikte over twee POD's: Arnhem en Ede. De PMC/DMC wees na overleg met de illegaliteit drie personen aan, die het bestuur van de POD vormden. POD's hadden tot taak het aanhouden, onderzoeken en in bewaring stellen van politiek verdachte personen. Zij waren onder meer bedoeld om de het ongecontroleerd en soms willekeurig aanhouden van verdachten in goede banen te leiden.
De Nederlandse, Engelse en Amerikaanse regeringen hadden in mei 1944 afgesproken, dat gedurende de tijd dat de vijandelijkheden nog aan de gang zouden zijn, de Geallieerde opperbevelhebber de facto de volledige bevoegdheid had om noodmaatregelen te treffen (Legal Agreement van 16 mei 1944). Het MG verleende hem advies en bijstand. Het hoogste gezag op bevrijde Nederlandse bodem was vanaf september 1944 SHAEF (Supreme Headquarters Allied Expeditionary Forces). Een afdeling van de SHAEF, Civil Affairs, bevorderde via bestuursmaatregelen de geallieerde militaire operaties. Met Civil Affairs kreeg het MG te maken.
De Provinciale Militaire Commissariaten werden op 1 oktober 1945 opgevolgd door Afdelings Militaire Commissariaten (AMC). De werkzaamheden van de AMC's beperkten zich tot de handhaving van de openbare orde. Op 4 maart 1946 werd het MG geliquideerd.
laatste wijziging 26-06-2021
1.005 beschreven archiefstukken
Inventaris
laatste wijziging 26-06-2021
1.005 beschreven archiefstukken
Kenmerken
Datering:
1941-1948
Auteur:
E. Pelzers, M.P.J. Kok, Nationaal Archief
Thema trefwoorden:
Categorie:
laatste wijziging 26-06-2021
1.005 beschreven archiefstukken