Menu

De chat is beschikbaar van maandag tot en met vrijdag tussen 13:00 en 16:00 uur. Is de chat offline? Bekijk onze Veelgestelde vragen of stel uw vraag via ons contactformulier.

Uw zoekacties: Hervormde Gemeente Neede

0523 Hervormde Gemeente Neede

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden. 
 
Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer. 
  • Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
  • Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
  • Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden. 

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen. 

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht  om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien. 
 

 

beacon
 
 
Inleiding
1. Auteursrechten en andere rechten
2. Openbaarheid en citeren
3. Geschiedenis van de archiefvormer
0523 Hervormde Gemeente Neede
Inleiding
3.
Geschiedenis van de archiefvormer
De gereformeerden in Neede kregen, evenals die in Borculo en Geesteren, hun eerste predikant in 1616. Dit was geen toevallige samenloop van omstandigheden maar het gevolg van een voor de geschiedenis van Gelderland belangrijke gebeurtenis: immers de genoemde drie plaatsen vormden met Eibergen, Rekken en Gelselaar het gebied van de heerlijkheid Borculo die in 1615 na een langdurig proces met de bisschop van Munster als leenheer van Borculo bij vonnis van het Hof van Gelderland was toegewezen aan Joost, graaf van Limburg en Bronkhorst, heer van Stirum, Wisch en Borculo. Deze was de erfgenaam van zijn grootmoeder Ermgard van Wisch, een nicht van de in 1553 kinderloos overleden graaf Joost van Bronkhorst, aan wie door het gericht van Borculo de lenen en allodiale goederen uit diens nalatenschap waren toegekend. De bisschop van Munster evenwel had de heerlijkheid als een vervallen mansleen aan zich getrokken en na het overlijden van de gravin-weduwe Maria van Hoya in 1579, die tot haar dood het vruchtgebruik had mogen genieten, zich in het bezit van de stad en de heerlijkheid gesteld. * 
Graaf Joost van Limburg en Bronkhorst, de nieuwe heer van de heerlijkheid is waarschijnlijk rooms-katholiek gedoopt maar omstreeks 1595 overgegaan tot het lutheranisme. *  Ook de in 1553 overleden graaf Joost van Bronkhorst en zijn gemalin Maria van Hoya zouden luthers geweest zijn en in de heerlijkheid de hervorming in de geest van Luther ingevoerd hebben; over de werkzaamheden van eventuele lutherse predikanten in de tweede helft van de 16e eeuw in deze streken is echter maar zeer weinig bekend. * 
Na het bovenbedoelde vonnis van het Hof van Gelderland van 20 december 1615 werd al op 6 maart 1616 een buitengewone vergadering van de classis Zutphen der gereformeerde kerk gehouden omdat, aangezien de heerlijkheid van Borculo "nu weederom doer Godts genaede ende helpe met der Graffschap vereenight (was), die pastoeren, schoelmeesters ende costerenn van (=door) die edele heeren gedeputeerde (namelijk van de Staten van het Kwartier van Zutphen) ... waeren bescheiden (=ontboden) te comparieren om te ondersoecken wye haer (=zich) met die leere ende kerckenordeninge deeser Landtschap ende aller reformierder kercken, souden willen conformieren." * 
Uit het vervolg van de acta van deze vergadering blijkt echter dat graaf Joost "alle pastorn, papen, schoolmeesters ende costers" die door de classis opgeroepen waren, verboden had voor de classis te verschijnen. Daarom besloot deze een delegatie uit haar midden naar de graaf te zenden die moest proberen om hem, indien mogelijk er toe te brengen zich te onderwerpen aan de besluiten van de landdag. *  Waarom graaf Joost het bovenbedoelde verbod uitgevaardigd had en hoe het onderhoud is verlopen, is niet bekend; het heeft wel een gunstig resultaat gehad want de handelingen der classis van 18 juni 1616 vermelden "d(ominus) Bernhardus ad Holle senior, d(ominus) Daniël Suave ende d(ominus) Andreas Suave junior zijn pro membris classis (=als leden van de classis) aengenomen ende hebben voltrocken alles wat na ordre ende gebruyc dezes classis van haer (=hen) is versocht geworden". Uit de presentielijst van die vergadering blijkt dat ze predikant waren respectievelijk te Borculo, Geesteren en Neede. *  De andere gereformeerde kerken in de heerlijkheid Borculo namelijk Eibergen-Rekken, en Gelselaar zijn na enige kerkelijke strubbelingen pas in 1617 van een predikant voorzien. * 
Van de 3 genoemde predikanten zijn er 2 pastoor geweest: Bernardus Hollius die identiek is met de bovenvermelde Bernhardus ab Holle, was in 1595 al als pastoor werkzaam te Borculo en Daniël Swave in 1595 te Geesteren; *  of Andreas Suave (Swave) ook pastoor geweest is te Neede voordat hij (in 1616?) tot de gereformeerde kerk overging, staat nog niet vast. Hij wordt in de handelingen van de classis Zutphen Suave junior genoemd om hem te onderscheiden van zijn naamgenoot Andreas Suave senior die predikant te Lochem was. * 
Het collatierecht bij de beroeping van predikanten in de heerlijkheid (d.w.z. het recht van begeving van het ambt) berustte bij de heer van Borculo; door verkoop van de heerlijkheid in 1777 aan prins Willem V *  verkregen hij en zijn opvolgers dit recht. Eerst in 1866 zijn bij koninklijk besluit de zogenaamde koninklijke collaties opgeheven.
De procedure bij het beroepingswerk was deze, dat de kerkeraad de predikant die men wilde beroepen, eerst officieus polste. Was hij bereid een beroep in welwillende overweging te nemen dan werd hij aan de heer van Borculo aanbevolen met het verzoek dat deze "hebbende jus collationis (= het recht van collatie)...wilde gelieven...(hem)...met deselve pastorie te beneficiëren" (=begiftigen met het pastors-ambt en de daaraan verbonden inkomsten). Na ontvangst van de door de heer schriftelijk uitgebrachte collatie mocht de kerkeraad overgaan tot het officieel beroepen van de gewenste predikant. *  Uiteraard had de collator het recht het ambt aan een andere predikant te begeven dan aan die waar de kerkeraad de voorkeur aan gaf.
Doordat het resolutieboek van Neede, pas begint met het jaar 1646 valt niet meer na te gaan wanneer na de stichting der gemeente een kerkeraad gekozen is en wanneer die voor de eerste maal bijeenkwam. Wel blijkt uit het resolutieboek dat de kerkeraad uit 9 leden bestond: 4 ouderlingen, 4 diakenen en de predikant als voorzitter. Elk jaar traden er 2 ouderlingen en 2 diakenen af; deze waren in principe niet herkiesbaar. *  De verkiezing van nieuwe leden vond meestal plaats in november of december waarna de nieuwgekozenen in januari (vaak op Nieuwjaarsdag) in hun ambt bevestigd werden.
Vermoedelijk kwam de kerkeraad gedurende de eerste jaren van zijn bestaan niet op vaste tijden bijeen, want op 25 januari 1657 besloot hij "dat op den eersten sondag van elck maent den raet dezer kercke sal tsamencomen om van de staet deser kercke thandelen, voorbehoudens nochtans bysondere swaricheden dewelcke bysondere ende vroeder tsamencomste mochten vereyschen." *  Ondanks dit besluit tot het maandelijks vergaderen is er maar betrekkelijk weinig schriftelijk vastgelegd en op vele bladzijden vindt men als enig besluit uit een jaar aangetekend de jaarlijkse verkiezing van ambtdragers.
De diakenen vormden geen zelfstandig college: de diakonale aangelegenheden werden door de gehele kerkeraad behandeld, dus zowel die betreffende de verzorging der armen als die aangaande het beheer der bezittingen. Aanvankelijk was een der diakenen tevens boekhouder; in 1831 werd, gezien de omvang der diakonale administratie, door de kerkeraad een bezoldigde boekhouder aangesteld die dus zelf geen diaken was. In verband hiermee stelde de kerkeraad daarom een "Reglement op de administratie van het diakoniefonds" op. Afdeling 1 hiervan was een instructie voor de boekhouder; afdeling 2 behelsde regelingen over de verzorging der armen. *  Hierin werd bepaald dat resoluties omtrent diakoniearmen alleen genomen zouden worden door het diakoniebestuur d.w.z besluiten aangaande alle bedelingen, het betalen van kostgelden van bv, bejaarden en weeskinderen in pleeggezinnen enz. Daartoe moest dit geregeld elke eerste maandag van de maand vergaderen. Blijkbaar voldeed deze regeling niet want op 20-6-1841 werd ze vervangen door een ander. *  Bij gebrek aan voldoende gegevens kon niet worden vastgesteld of deze nieuwe regeling lang van kracht is geweest; evenmin is gebleken of het "diakoniebestuur" nog afzonderlijk notulen bijgehouden heeft.
Ingevolge een aanschrijving van de algemene diaconale raad der Nederlandse Hervormde kerk koos de kerkeraad in zijn vergadering van 10 mei 1951 voor het college van diakenen een eigen voorzitter, administrateur en secretaris. Het is mogelijk dat het college na deze datum zelf archief is gaan vormen, hoewel dit bij de huidige inventarisatie niet is gebleken.
In januari 1951 besloot de kerkeraad zich aan te sluiten bij de nieuwe kerkorde der Nederlandse Hervormde kerk die op 1 mei van dat jaar in werking trad.
De kerkegoederen werden door kerkmeesters beheerd die hun aanstelling van de heer van Borculo ontvingen. Waarschijnlijk waren het er 2, maar in 1660 zou een 3e aangesteld zijn. *  Later is er weer sprake van 2 die telkenjare benoemd worden en na c. 1700 wordt alleen gesproken over "de kerkmeester" die telkens in zijn dienst gecontinueerd wordt.
De rekeningen van de kerk werden tezamen met die van de provisorie in de 17e en 18e eeuw, meestal eens in de 3 jaar, afgehoord ten overstaan van de drost van de heerlijkheid als vertegenwoordiger van de heer en de geërfden van Neede.
Door het ontbreken van de daarvoor benodigde bescheiden is niet meer precies na te gaan hoe het beheer der kerkegoederen in het begin van de 19e eeuw geregeld was. Blijkens inv.nr. 86 fungeerde in 1818 een "Commissie tot de huishoudelijke en finantiële zaken der Hervormde kerk te Neede"; de leden hiervan heetten kerkmeesters. In 1824 werd deze Commissie vervangen door een college van 5 kerkvoogden. Deze kerkvoogden werden door 6, later door 8, zogenaamde notabelen gekozen die aanvankelijk op voordracht van de kerkeraad door het Provinciaal College van Toezicht benoemd, naderhand door de stemgerechtigde lidmaten der gemeente gekozen werden.
De jaarlijkse begroting der kerkvoogdij moest eerst opgesteld worden in concept waarna die in een gecombineerde vergadering van kerkvoogden en notabelen definitief werd vastgesteld.
In 1965 nog besloot de kerkvoogdij zich voorlopig niet aan te sluiten bij de nieuwe kerkorde; de kerkvoogden werden dus geen lid van de kerkeraad als "ouderling-kerkvoogd" maar bleven een zelfstandig college vormen. Ook het college van notabelen bleef daardoor gehandhaafd.
Behalve dat de kerkvoogdij haar eigen goederen beheerde, had ze ook het toezicht op de provisorie. Deze wordt in de 19e eeuw omschreven als een "Hervormde instelling tot voorkoming van armoede"; zij bestond echter al in de 17e eeuw (het oudst-bewaard gebleven stuk is van 1610) en waarschijnlijk is ze van nog veel oudere datum. Over de stichting ervan (in de 16e eeuw?) is in het geheel niets bekend. Na de invoering van de reformatie te Neede bleef de provisorie zelfstandig voortbestaan als hulpverlenende instantie naast de gereformeerde diakonie. Van 1669 tot 1795, en mogelijk ook al daarvoor, werd het beheer gevoerd door 2 of 3 provisoren, benoemd door de drost van de heerlijkheid Borculo en de geërfden van Neede in tegenwoordigheid van o.a. de predikant van Neede en de kerkmeesters, die ook de rekening opnamen en sloten. Van 1795 tot 1809 had de benoeming en het sluiten der rekening plaats door de drost of baljuw van het ambt Borculo met de geërfden in tegenwoordigheid van 2 leden uit de regering van Neede en de predikant. Na 1809 werd de betrekking van provisor "bij gebrek aan stof" opgedragen aan het burgerlijk bestuur. In 1844 droeg de burgerlijke gemeente het toezicht weer op aan "de kerkelijke administratie der Hervormde gemeente" d.w.z. aan de kerkvoogdij. Het gemeentebestuur bepaalde daarbij o.a. dat de rekening der provisoren die, 3 in getal, in het vervolg benoemd werden door het college van kerkvoogden en notabelen, afgehoord moest worden ten overstaan van 2 Hervormde leden van de gemeenteraad en gecommitteerden uit de kerkeraad. * 
De archieven zijn in 1966 aan het Rijksarchief in Gelderland in bewaring gegeven. Zij wekken de indruk niet compleet te zijn. Volgens een opmerking in een krantenknipsel, geplakt bij de notulen van de kerkeraadsvergadering van 21 sep. 1949 zijn..."de kerkarchieven....bij de kerkbrand vernield" (bedoeld is de brand van de kerk in september 1945). Hoewel deze stellige uitspraak in zijn algemeenheid onjuist is, kan het zijn dat er bij de brand een aantal bestanddelen verloren gegaan zijn. Dat zou verschillende lacunes kunnen verklaren. Overigens wordt noch in de notulen van de kerkeraad noch in die van de kerkvoogdij gewag gemaakt van verlies aan archivalia ten gevolge van deze brand.
Bij de inventarisatie is gedeeltelijk gebruik gemaakt van de "Richtlijnen voor de ordening en beschrijving van de archieven der Nederlandse Hervormde kerk". Er is geen scheiding aangebracht tussen oud en nieuw archief: het bestanddeel oud archief (dus tot de invoering van het Algemeen Reglement voor de Nederlandse Hervormde Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden, in 1816) is slechts zeer gering en bovendien is de scheiding niet in alle aanwezige stukken door te voeren.
De aansluiting bij de nieuwe kerkorde in 1951 bracht, voor zover het de kerkeraad betreft, evenmin een ingrijpende caesuur in de archiefvorming met zich mee; de notulen bv, lopen gewoon door (zie inv.nr. 6). Alleen het archief van het kiescollege vond met het jaar 1951 een zinvolle afsluiting, want de nieuwe kerkorde bevatte andere procedures voor de benoeming van kerkeraadsleden en de beroeping van predikanten dan tientallen jaren gebruikelijk was geweest; dit college werd dan ook opgeheven en het archief gedeponeerd bij het archief van de kerkeraad. De kerkvoogdij had besloten zich voorlopig nog niet bij de nieuwe kerkorde aan te sluiten zodat haar archief in het overgedragen bestanddeel daardoor evenmin een caesuur vertoont.
De afsluiting in de inventaris is nu volkomen willekeurig, omdat alle in bewaring gegeven archiefbescheiden beschreven en geordend zijn (tot c. 1963).
Men zij er op bedacht dat het archief slechts gedeeltelijk openbaar is: de bescheiden jonger dan 50 jaar mogen slechts geraadpleegd worden met machtiging van de bewaargever.
De materiële toestand van een groot aantal stukken is matig tot zeer slecht wegens vochtinwerking. Daardoor is bv. van veel delen de band losgeraakt en als gevolg daarvan vaak ook verloren gegaan.

Een lijst van predikanten die te Neede gestaan hebben kan men (tot het jaar 1902) vinden in: Van Alphen, Nieuw kerkelijk handboek, 1902, bijlage U blz. 143; verder in rubriek VI (Varia) van de inventaris onder nr. 3, met aanvullingen tot 1949.

Kenmerken

Datering:
1610-1965
Auteur:
J. den Draak
 
 
 

Contact

location Westervoortsedijk 67-D
     6827 AT Arnhem
     (parkeerplaats aan de
     Mercatorweg)

E-mail Contactformulier
Telefoon  Telefoon
calender2 Openingstijden studiezaal