Uw zoekacties: Huis Bronkhorst

0381 Huis Bronkhorst

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden.

Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer.

Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden.

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.

Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen.

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien.

0381 Huis Bronkhorst

Delen

Doorsturen per email

Delen via Facebook

Delen via X (Twitter)

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Favoriet of een notitie maken

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Reageren

Stuur een reactie naar Gelders Archief

Inleiding

1. Openbaarheid en citeren

2. Verzamelinventaris

3. Het archief van Huis Bronkhorst

4. Literatuur

laatste wijziging 03-07-2023

459 beschreven archiefstukken

55 gedigitaliseerd

totaal 3.872 bestanden

Delen

Doorsturen per email

Delen via Facebook

Delen via X (Twitter)

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Favoriet of een notitie maken

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Reageren

Stuur een reactie naar Gelders Archief

Inventaris

1. Stukken met betrekking tot de eigenaars van Bronkhorst

Toon details van deze beschrijving

2. Stukken betreffende het beheer der rechten en bezittingen

Toon details van deze beschrijving

3. Lijsten van verloren stukken

Toon details van deze beschrijving

4. Regestenlijst

Toon details van deze beschrijving

1 Conegonda, vrouwe van Brunchorst, en haar zoon Wilhelmus vernieuwen een overeenkomst over de tienden van de aanwas van een waard te Brunchorst, door hun man en vader Giselbertus de Brunchorst met het kapittel van Sutphania gesloten.
Anno Domini M° CC0 XL primo feria quinta post Mathie apostoli.
Oorspr. (Inv. n°. 231), met het zegel van de oorkondster en dat van Giselbertus de Brunchorst, hetwelk zijn zoon, bij gebrek aan een eigen zegel, heeft gebruikt. Beide zegels in groene was en geschonden. Het tweede zegel is afwijkend van het later bekende zegel van het geslacht. Het bevond zich los bij het stuk en is er thans weder aangehecht.

1a Heilewigis, kosteres van Altinum, ruilt de horige Bernardus, zoon van Lambertus Wolpinck, te Stinre, met heer W. de Brunckhorst, waarvoor zij ontvangt Ermegardis, dochter van Jutta van Stinre.
Oorspr. (Inv. No. 146a); het zegel is verloren.

2 Henricus, koning van Roma, enz., stemt, op verzoek van zijn neef Reynaldus, graaf van Gelria, toe, dat diens onderdanen niet gedaagd kunnen worden noch terecht kunnen staan voor zijn hofgericht tenzij bij rechtsweigering door den graaf of diens richters.
Datum Spirae nonis Septembris anno Domini millesimo tricentesimo decimo regni vero nostri anno secundo.
a. Ongedateerd afschrift (Inv. n°. 16).
b. Dito (Inv. n°. 16).

3 Alfardus Stureman en Johannes ten Mersche, schepenen te Sutphania, oorkonden, dat Conradus Warowello en Antonius Varus, lombarden, erkennen ontvangen te hebben van de rentmeesters (officiati) van heer Ghiselbcrtus, heer van Brunchorst, 441/2 brabantsche marken wegens een hoofdsom van 30 brabantsche marken, welke de heer van Brunchorst met Ghiselbertus de Brunchorst en Udo de Mekren schuldig was.
Datum anno Domini M° CCCm° trecesimo nono feria quinta post Mathei.
Oorspr. (Inv. n°. 26), met de geschonden zegels der oorkonders in groene was.

3a Reynold, hertog van Ghelre en graaf van Zutphen, verzoekt aan heer Ghisebert, heer van (Br)onchorst, medebezegeling van een schuldbekentenis aan heer Johan van (Lew)enberch, ridder, en diens broeder Henryc, groot 4903 pond en (7) schellingen, en beloofd hem hiervoor schadeloos te zullen houden.
Oorspr. (Inv. No. 26 ); het zegel van de oorkonder is verloren.

4 Giselbertus, heer van Bronchorst, ridder, en zijne vrouw Catherina, schenken ten behoeve van de door hen bij hun slot gestichte kapel, gewijd aan de H. Maagd Maria en den H Martinus, een ert bij Mute, twee stukken land, genaamd Mute en Basteslant op Gaspet, gelegen in de parochie Steenre, een stuk land, genaamd Oisterbrukeskamp, waaruit gaat een rente van 3 pond kleinpenningen 's jaars aan deken en kapittel van de kerk van Sutfania, een stuk land, genaamd Eyn Slach opten Bleke, een erf van Egbertus, genaamd Ten Zome, en jaarlijks 2 manden visch uit het water, genaamd Beke, bij het slot.
Datum anno Domini M° CCC° XLIIII° in die beati Georgii martiris.
a. Afschrift in Inv. n°. 84, fol. 1.
b. Dito in Inv. n°. 85, fol. 1.

5 Giselbertus, heer van Bronchorst, ridder, draagt Johannes de Driel, geestelijke, bij den bisschop van Traiectum voor ter vervulling van de plaats in de door hem opnieuw gestichte en begittigde kapel in de parochie van Steenre nabij het slot te Bronchorst.
Datum anno Domini millesimo CCC° quadragesimo quinto in vigilia beatorum Fabiani et Sebastiani martirum.
a. Afschrift in Inv. nr. 84, fol. 1.
b. Dito in Inv. nr. 85, fol. 1 verso.

6 Johannis, bisschop van Traiectum, bevestigt de hernieuwde stichting en de begittiging door Ghiselbertus, heer van Bronchorst, ridder, en diens vrouw Katherina, van de kapel, gewijd aan den H. Martinus bij het kasteel te Bronchorst, en benoemt Johannes de Driel, geestelijke, bij die kapel.
Datum Traiecti sub nostra appensione sigilli anno Domini millesimo CCCmo quadragesimo quinto die vicesima secunda mensis Februarii.
a. Afschrift in Inv. n°. 84, fol. 1 verso.
b. Dito in Inv. n°. 85, fol. 2.

6a Margrite, gravin van der Marke, draagt op aan heer Ghiselbert, heer van Brunchoerst, de goederen en rente, die haar moeder ten huwelijk mede gegeven waren door de hertog van Ghelre, te beheren.
Oorspr. (Inv. No. 26c)), met het licht geschonden zegel van de oorkonder.

6b Reynout, hertog van Ghelre etc, vergeeft aan heer Gyselbrecht, heer van Bronchorst, al hetgeen deze tegen hem misdreven heeft.
Oorspr. (Inv. No. 26a), met het geschonden zegel van de oorkonder, in rode was.

6c Reynout, hertog van Ghelre etc, neemt heer Vrederic, heer van Moerse, heer Gisebrecht, heer van Bronchorst, heer Reynout, heer van Covorde, heer Vrederic, heer van Baer, heer Didderic, heer van Wissche, heer Gheraet van Aeswiin, heer Didderic van der Straten, heer Jhan van Homuet, heer Jhan van Wye, de oude, ridders, Jhan van der Kemenaden, en Ude van Mekeren, knapen, als raden en rentmeesters aan, en belooft hen te vrijwaren.
Oorspr. (Inv. No. 26a); de zegels van de oorkonder en van zijn raden, heer Alaert van Driel, ridder, en Didderic van Lent, knape, zijn verloren.

6d Reynaut, hertog van Ghelre etc, geeft aan heer Gyselbrecht heer van (Bronc)horst, de macht om te Bronchorst te richten.
Oorspr.(Inv. No. 26e), met het licht geschonden zegel van den oorkonder, in rode was.

6e Reynout, hertog van Gelre etc, belooft heer Giselbrecht, heer van Bronchorst, schadeloos te houden wegens borgtochten voor de oorkonder gesteld.
Oorspr. (Inv. No. 26d ), met het licht geschonden zegel van de oorkonder, in rode was.

6f Frederic, graaf van Moerse, Gisebert, heer van Bronchorst, Frederic, heer van Bare, heer Gerard van Herier, ridders, en Otto van Driele, knape, verbinden zich tegen de hertog van Gelre.
Oorspr. (Inv. No. 26a), met de licht geschonden zegels van de 1e, 2e, 3e en 5e oorkonders;het zegel van de 4en oorkonder is verloren.

6g Gyzelbert van Brunchorst de oude en zijn zoon Gyzelbert van Brunchorst de jonge, ridders, als schuldenaars, en Johan van Gemene, Johan van Bermentfelde, Engelbert van Gemene en Lefhart van Wesyke als borgen, erkennen schuldig te zijn aan Wessel Sculinc een som van 250 gulden schilden.
Oorspr. (Inv. No. 28a), met de zegels van de oorkonders, waarvan het 3e zwaar beschadigd. Het 5e zegel ontbreekt geheel.

7 Vrederic, graaf van Murse, Ghisebreeht, heer van Bronchorst en van Batenborch, Vrederic, heer van Bare, Gherart van Herlar, heer van Amersoyen, en Johan van der Kemenaden verbinden zich met elkaar in den strijd tegen den hertog van Gelre en verklaren de partij van jonker Edwart van Gelre te zullen houden.
Gegheven int jaer ons Heren dusent driehondert een ende vijftich des Dinxdages na Sente Egidius' dach.
Oorspr. (Inv. n°. 27), met de geschonden zegels van den eersten en derden oorkonder in groene was. De zegels der andere oorkonders zijn verloren.

8 Edwart van Ghelren zegt zijn neef heer Ghisebrecht, heer van Bronchorst en van Batenborch, die hem bijstand tegen zijn broeder, den hertog van Gelren en graaf van Zuytphen heeft beloofd, wederkeerig hulp toe en ontheft hem van alle vroeger gedane oorveden, echter onder beding, dat het huis te Bronchorst een open huis zal blijven voor zijn broeder.
Gegheven int jaer ons Heren dusent driehondert een ende vijftich des Dinxdages na onser Vrouwen dach nativitas.
Oorspr. (Inv. n°. 28), met de resten van het zegel van den oorkonder in roode was.

8a Edwart van Ghelren verklaart, dat de heer van Bronchorst te gericht mag zitten te Bronchorst in het kasteel.
Oorspr. (Inv. No. 26e), met het licht geschonden zegel van de oorkonder in rode was.

8b Edward van Gelren, Johan van Wilfliet, heer van Kuyc en Blaersvelt, Vrederic, graaf van Morse, Gerart van Harlaer, heer van Amersoyen, Vrederic, heer van Baer, Johan die Coc, heer van Wardenbergh, en Didderic, heer van Sulen, beloven heer Gyselbrecht, heer van Bronchorst, 2000 oude schilden 's jaars, zoo lang als hij de hertog van Gelre bewaart.
Oorspr. (Inv. No. 28b) met de geschonden zegels van de le (in rode was), 3e en 4e oorkonders; die van de andere zijn verloren.

9 Elisabeth Budels en haar zoon Dederick Budel vermaken aan het Onser Vrouwen altaar in de kapel te Bronchorst een losrente van 5 pond kleinpenningen 's jaars, gaande uit het goed, genaamd de...hoff, gelegen in het kerspel Voirst.
Gegeven int jair ons Heren dusent driehondert dri ende vijfftich op Sunte Johannis' dach toe midsoemer.
Afschrift in Inv. n°. 84, fol. 6

9a Reynout, hertog van Ghelre etc, geeft aan heer Willem, heer van Bronchorst, geleide tot 1 October e.k., om zijn klacht te brengen tegen Godiken Muntor wegens de brief van Henric Maghernoert.
Oorspr. (Inv. No. 29a), met het licht geschonden zegel van den oorkonder in rode was.

10 Willem van Zinderen en zijne vrouw Hadewych van Limborch verklaren, dat zij of hunne kinderen niets met het huis te Zinderen zullen doen zonder overleg met den heer van Bronchorst en diens broeders, dat zij hem zullen bijstaan en het huis op diens verlangen tot een open huis zullen maken.
Gegeven int jaer ons Heren dusent drehondert ende tsestich des naesten Wonsdaghes nae Quasimodo Geniti.
Oorspr. (Inv. n°. 29), met de resten van het zegel van de tweede oorkondster; het zegel van den eersten oorkonder is verloren.

11 Dyderric van Jodenvelde, geheeten Van den Holte, beleent Conrad Henrixs zoon Ruren, geheeten Van Brekyngwerde, met de grof- en smaltienden der huizen Ludyng, Wolsing, Lensing, Mensing, Renseking, Balting en Letyng, gelegen in het kerspel Almen in de buurschap Harvessem.
Gegevent int iaer ons Heren dusent dreehondert twee ende sestich des Dinxedages nae Sente Jacobs dach.
Oorspr. (Inv. n°. 212); het zegel van den oorkonder is verloren.

12 Terus Terus' zoon en Ewert ten Walle, leenmannen van den heer van Brunchorst, oorkonden, dat Henric Uulline verklaart het land te Wichmonde, dat hij geruild heeft met Andries Kreinch, van den heer van Brunchorst in leen te zullen houden op dezelfde wijze als het goed te Uullinc.
Int jaer ons Heren MCCC LXII des Sonendages voer Sunte Thomaes' dach.
Oorspr. (Inv. n°. 205), met de resten van het zegel van den eersten, en het geschonden zegel van den tweeden oorkonder in groene was.

13 Willem, heer tot Bronchorst, geeft aan de beide proven in de kapel te Bronchorst alles, wat het goed Ten Pyrick meer opbrengt dan de uit dat goed gaande 5 pond, waarmede wijlen zijn vader het (Onser Vrouwen altaar) had begiftigd.
Int jair ons Heren dusent driehondert drie ind tseistich op Sacraments dach.
a. Afschrift in Inv. nr. 84, fol. 3.
b. Afschrift in Inv. nr. 85, fol. 4 verso.

14 Johan van Enghusen geeft aan den heer Gherde Blancke, kapelaan te Bronchorst, ten behoeve van de kapel aldaar, een losrente van 1 pond 's jaars en ten behoeve van den kapelaan, zoolang deze leeft, een rente van 6 grooten 's jaars.
Int jair ons Heren dusent driehondert drie ende tsestich in vigilia decollacionis Johannis baptiste.
a. Afschrift in Inv. nr. 84, fol. 4.
b. Afschrift in Inv. nr. 85, fol 6.

15 Willem, heer tot (van) Bronchorst, geeft aan heer Gherde Blanken, kapelaan in de kapel te Bronchorst ten behoeve van die kapel, 4 koeweiden, die beweid zullen worden met zijn koeien.
Gegeven int jair ons Heren dusent driehondert vier ind tsestich op Sunte Johans dach als men schrijfft decollacio.
a. Afschrift in Inv. n°. 84, fol. 1 verso.
b. Afschrift in Inv. n°. 85, fol. 2 verso.

16 Andreas van Ansem verklaart niets te zullen ondernemen tegen den heer van Bronchorst, diens broeders of degenen, die diens zijde kiezen.
Gegheven to Zutphenne int jaer ons Heren dusent driehondert zesentsesticht des Vriedaghes nae Pasche daghe.
Oorspr. (Inv. n°. 30), met het zegel van den oorkonder in groene was.

17 Albert van den Zene draagt zijnen leenheer, den heer van Zolmisse, het goed het Unlant, gelegen bij de stad Enschede, op, met verzoek Dyderik van Berghybing daarmede te willen beleenen.
Ghegheven in den jare unsses Heren dusent drehondert achte unde zestych des Zaterdaghes vor Zunte Walburge daghe.
Oorspr. (Inv. n°. 177), met de resten van het zegel van den oorkonder in groene was.

17a Theodericus de Baer, Johannes Crismaer, Rodolphus de Coremmerckt Johannes de Bleen, Wilhelmus Taem, Johannes de Compostelle, Hubertus Wyse en Wilhelmus de Riebeke, kannunniken van St. Peter te Trajectun, verzoeken Johannes de Vierrenborch, bisschop van Trajectum, om heer Johannes de Bronchorst, kanunnik van Colonia, door hen tot proost verkozen, te bevestigen.
Oorspr. (Inv. No. 28c);het zegel van het kapittel is verloren.

17b Edwart, hertog van Ghelren etc., belooft heer Willem, heer van Bronchorst, en Arnt van der Laewic schadeloos te houden voor een belofte aan Symon van Sculenborgh.
Oorspr. (Inv, No. 30 ), met het licht geschonden zegel vaa de oorkonder.

18 Willem, heer van Bronchorst, schenkt aan de kapel te Bronchorst binnen de stad het Ende slages, grenzende aan Dremeter Voert
Gegeven int jair ons Heren dusent driehondert een ende tsoventich op Sunte Mathias' daeh.
a. Afschrift in Inv. nr. 84, fol. 2 verso.
b. Afschrift in Inv. nr. 85, fol. 3 verso.

18a Reynolt, hertog van Ghelren etc, benoemt heer Willem, heer van Bronchorst, zijn raad, tot burggraaf te Nymeghen en richter in het Rijk.
Oorspr. (Inv. No. 30 ), met het licht geschonden zegel van de oorkonder, in rode was.

18b Burgemeesters, schepenen en raad van Nyneghen verklaren heer Willem, heer van Bronchorst, als hun burggraaf aanvaard te hebben.
Oorspr. (Inv. No. 30 ), met het zegel ter zaken van de stad.

18c Willem, hertog van Guilge etc, en zijn vrouw Maria van Gelre geven kwijtschelding aan heer Willer, heer van Bronchorst, en diens broeders van alles wat zij tegen hen misdaan hebben.
Oorspr. (Inv. No. 30c ), met de licht geschonden zegels van de oorkonders, respect, in bruine en rode was.

18d Willem, hertog van Gulic, graaf van Valkenborch, heer van Monyoye, als voogd van zijn oudsten zoon Willem van Gulic, hertog van Gelre etc, erkent schuldig te zijn aan heer Willem, heer van Bronchorst, 10800 oude schilden, waarvoor hij hem de tol te Nymeghen overgeeft.
Oorspr. (Inv. No. 30d ), met de ten dele beschadigde zegels van heer Alart, heer van Bueren, Heynric van Wysch, heer Wouter van Ysendaeren, heer Heynric van Homoet, heer Arnt van der Lawyc, heer Willem van Drueten, heer Sander van Voshem, heer Henric van Krieckenbeke en heer Heynric van Steenberghen, proost te Zutphen; de zegels van de oorkonder, heer Didderic van Bronchorst, heer van Batenborgh, Gysebrecht van Bronchorst, heer van Borclo, Steven, heer van Zulen, heer Gherit, heer van Weerdenbergh, en Peter van Steenberghen zijn verloren.

18e Willem, heer van Bronchorst, burggraaf te Nymeghen en richter in het Rijk, gaat een overeenkomst aan met burgemeesters, schepenen, raad en burgers van Nymeghen, door bemiddeling van Ghyselbrecht van Bronchorst, heer van Borclo, Heynric heer van Wysche, en Didderic van Vorden van zijnentwege, en heer Arnt Puls, deken te Zeflic, heer Willem van Drueten, ridder, Walraven van Oy en Willen van Drueten van wege de stad.
Oorspr. (Inv. No. 29b ), met de licht geschonden zegels van de stad en van Dirck van Vorden; de andere zegels zijn verloren.

19 Willem, heer van Bronchorst, en zijne vrouw Koenegont, vrouwe van Bronchorst, begiftigen de kapel van Bronchorst met een losrente van 9 oude schilden 's jaars, gaande uit het goed te Guydenberch, Bronchorster Eynt en de Hage, van welke 9 oude schilden de priester, die de kapel bedient, 3 en degene, die het nederste altaar heeft, 6 oude schilden zal ontvangen.
Gegeven int jair ons Heren dusent driehondert vierentseventich opten Mey avont.
a. Afschrift in Inv. n°. 84, fol. 2.
b. Afschrift in Inv. n°. 85, fol. 2 verso.

19a Arnoldus de Hoern., bisschop van Traiectum, deelt mede aan alle geestelijken, dat hij aan heer Wilhelmus, heer van Bronchorst, die de parochiekerk van Herwinen verbrand heeft en goederen en sieraden gestolen heeft, absolutie heeft geschonken.
Oorspr. (Inv. No. 30e), met het geschonden zegel van de oorkonder, in rode was.

19b Willem, hertog van Guilic en Ghelre, en zijn vrouw Maria, mede voor hun oudsten zoon Willem, erkennen schuldig te zijn aan heer Willem, heer van Bronchorst, 3000 oude schilden, wegens achterstand van het burggraafambt van Nymeghen , waarvoor zij hem de helft van de tol aldaar overgeven.
Oorspr. (Inv. No. 30f ), net de licht geschonden zegels van de oorkonders, in bruine en rode was.

19c Willem, hertog van Gulic en Ghelren, en zijn vrouw Maria, verklaren een overeenkomst aangegaan te hebben met heer Willem, heer van Bronchorst, over de afrekening van het burggraaf schap van Nymgghen.
Oorspr. (Inv. No. 30f ), met het zegel van de oorkondster, in rode was, dat van de oorkonder is verloren.

19d Willem, hertog van Gulic en Ghelren, en zijn vrouw Maria, tevens voor hun oudsten zoon Willem, verklaren dat zij aan heer Willem, heer van Bronchorst, kwijtgescholden hebben alles wat deze tegen hen bedreven heeft.
Oorspr. (Inv. No. 30c), met de licht geschonden zegels van de oorkonders, respect, in bruine en rode was.

20 Clemese van Stienre erkent voor haar leven gepacht te hebben van heer Ghert Blancken, kapelaan te Bronchorst, een hofstede c.a. tegen 3 pond 's jaars, onder vermaking van een daarop getimmerd huis en kamer aan bovengenoemden heer Ghert ten behoeve van de kapel.
Int jair ons Heren dusent driehondert ende tachteu tich op Sunte Lambert dach.
a. Afschrift in Inv. n°. 84, fol. 5
b. Afschrift in Inv. n°. 85, fol. 7 verso.

20a Willem van Gulick, hertog van Gelre etc, belooft aan heer Willem, heer van Bronchorst, Ghiesbrecht en Vrederick van Bronchorst, gebroeders, geen rechtsmacht te zullen uitoefenen in hun gebied.
Oorspr. (Inv. No. 30g), met het geschonden zegel van de oorkonder, in rode was.

20b Deken en kapittel van Sunte Walburge kerke te Zutphen erkennen in erfpacht ge geven te hebben aan heer Wilhelm, heer van Bronckhorst, alle tienden van zijn waar den en aanvallen daarvan gelegen tussen Wichmontt en Dideren, tegen een canon van 15 malder haver.
Afschrift van c. 1500 (inv. n. 216a ).

20c Henric van Essen de oude verkoopt aan heer Willem, heer van Bronchorst, en diens zoons Ghisebert en Frederic, ten behoeve van de heerschap van Bronchorst, de hof te Lusgraven in het kerspel van Vorachten, en ontvangt deze daarna in leen.
Oorspr. (Inv. No. 201a), met de licht geschonden zegels van de oorkonder en van de borgen Johan Beentync, Helmich van den Damme en Ghosen van Deese.

21 Willem, heer van Bronchorst, ridder, Konegont van Moirse, vrouwe van Bronchorst, en hun zoons Ghisebert en Frederick van Bronchorst keuren goed, dat heer Gherit Blanck, priester in de kapel binnen de stad en voorburcht van Bronchorst, 2 van de 4 koeweiden, behoorende tot de goederen dier kapel, met heer Roloff Johans zoon, eveneens priester aldaar, ruilt tegen een Slegeken, gelegen op Lamsler aan de Zuderhorst in het kerspel Steenre.
Gegeven anno Domini M CCC LXXXVI inventione Stephani
a. Afschrift in Inv. n°. 84, fol. 5.
b. Afschrift in Inv. n°. 85, fol. 7 verso.

22 Henrick van Bronchorst, bastaard, drost van Zutphen, oorkondt, dat heer Roloff Otto Tydemans zoon, pastoor te Dreempte, verkocht heeft aan heer Gherud Blancken en heer Roloff Johans zoon, priesters, ten behoeve van twee altaren binnen de stad en voorburcht van Bronchorst, de helft van de Oye, gelegen in het kerspel Dreempte, tusschen Zyberts Oye en de Seypstraten, van het Costerscamp tot aan de Ailder Yselen.
Gegeven in den jaeren onses Heren dusent driehondert sesse ende tachtentich op Onser Vrouwen avont concepcio.
a. Afschrift in Inv. n°. 84, fol. 4.
b. Afschrift in Inv. n°. 85, fol. 6.

23 Ghisebrecht van Bronchorst, drost van het land van Zutphen, doet aan Henrie van den Toerne weten, dat de heer van Ghelren hem bericht heeft, dat Gherd van Berntfelt de jonge, Marten van Berntfelt, Rolof van Tonenborch, Willem van Ysseren, bastaard, en Aernd Noude 's hertogen vijanden zijn geworden ter wille van Aernt van Hoemen en verzoekt dit aan de schepenen en het gemeene land bekend te willen maken.
Gegeven to Bronchorst.
Minuut (Inv. n°. 31).

24 Gijsbert en Frederick van Bronchorst, zoons van den heer van Bronehorst, bevestigen den koop door heer Ghcret Blanck en heer Roloff Johans zoon, van het Dorrekemansguet in het kerspel Vorst, ten behoeve van de twee altaren binnen Bronchorst, op welk goed hun vader, na het eerst tot zich te hebben genomen, geen rechten meer had.
Gegeven in den jaer onses Heren M CCG seven ende tachtentich op Sunte Tyburcius' dage.
a. Afschrift in Inv. n°. 84, fol. 6.
b. Afschrift in Inv. n°. 85, fol. 8 verso (fragment).

25 Herman van Eyle en zijne vrouw Heylewich verklaren verkocht te hebben aan Willem, heer van Bronchurst, ridder, het goed te Hekeren, dat een leengoed is van Zweder van Rechteren.
Ghegeven in den jare uns Heren drichondert vier ende tneghentich des Sonnendaghes up Judica.
Oorspr. (Inv. n° 217); de zegels der oorkonders zijn verloren.

26 Gherud Negel en Henrick Wijnterpol, schepenen te Dozeborch, oorkonden, dat heer Gherud Blaneke, priester, verkocht heeft aan heer Willem, heer van Bronchurst, ridder, ten behoeve van de twee priesters in de stad Bronchorst en den eenen priester te Steenre, die door de heeren van Bronchorst begiftigd zijn, een rente van 5 pond pachtgeld min 5 grooten 's jaars, gaande uit een hofstede binnen Dozeburch.
In de jaire ons Heren dusent driehondert vier ende tnegentich des Vrydages na Sunte Gallen' dage.
a. Afschrift in Inv. n°. 84, fol. 4 verso.
b. Afschrift in Inv. n°. 85. fol. 7.

27 Vrederic van Steenre Derics zoon draagt heer Gijsbert. heer tot Bronchorst, het goed het Holtslach op, gelegen in het kerspel Steenre, -waarvan hem de helft bij broederscheiding was aangekomen, waarna bovengenoemde heer Gijsbert Vrederic, met toestemming van diens broeder Harmen van Steenre, met dat goed beleent.
Gegeven int jaer ons Heren dusent vierhondert ende een op Sunte Bertholomeus' avont des Heilighen apostels.
Oorspr. (Inv. n°. 185), met de resten van de zegels van den oorkonder en van diens broeder Harmen in groene was.

28 Gijsbert, heer tot Bronchorst, oorkondt, dat Hermen Hugynck gepacht heeft van heer Otto en van heer Henrick, kapelaans in de kapel te Bronchorst, het goed Ten Pyrick, gelegen in het kerspel Brummen, geheeten Bronchorsterguet, behoorende tot de goederen dier kapel, tegen 20 pond 's jaars, gaande uit de helft van het Kampsguet bij het goed te Leferdinck 'n het kerspel Steenre, van welke pachtsom Gijsberts grootvader, heer Gijsbert van Bronchorst, 5 pond bestemd had voor het Onser Vrouwen altaar in bovengenoemde kapel.
Int jair ons Heren dusent vierhondert ende drie op Onser Vrouwen avont purificacio.
a. Afschrift in Inv. n°. 84, fol. 2 verso.
b. Afschrift in Inv. n°. 85, fol. 5 verso.

29 Frederich van Steenre en Johan van Bransenborch, bastaard, kerkmeesters te Steenre, erkennen verkocht te hebben aan Ebele, weduwe van Arnd Lansinch, en haar kinderen, een stuk land, gelegen bij den Toldijck bij Onser Vrouwen Huysken, grenzende aan Hegeningesslach.
Datum anno Domini millesimo CCCCmo quintodecimo crastino decollationis Johannis baptiste.
Oorspr. (Inv. n°. 232), met de resten van de zegels der oorkonders in groene was.

30 Geryd Wullinch belooft aan Willem, heer tot Bronchorst, een rente van 6 oude schilden 's jaars, gaande uit de twee Schultenkempe, behoorende tot het goed te Wullinch, gelegen in het kerspel Wychmonde, te zullen inlossen binnen een jaar na aanmaning.
Gegeven in den jaer ons Heren dusent virhonclert unde twintich up des Heilgen Crues dach lnventio.
Oorspr. (Inv. n°. 186), met de resten van het zegel van den oorkonder in groene was.

31 Sweder Zueleken en Gerd Bucker verklaren, dat, indien jonker Otto van Brunehorst, heer tot Borclo, in vijandschap mocht raken met den hertog van Cleve en den broeder van Culenborch, zij Otto's partij zullen kiezen.
Datum anno Domini M° CCCC° XXmo propria die Kiliani martiris et sociorum eius.
Oorspr. (Inv. n°. 33) op papier, niet de opgedrukte geschonden zegels van heer Gerd Suellart, pastoor te Dinxperlo, en Giseken van der Eme, geheeten Pluck

32 Broeder Alphart, prior, en het gemeen convent der Carthuser bij Aernhem, dragen over aan Willem, heer tot Bronchorst, alle rechten op den hof te Halle, welke zij indertijd van Willems grootvader, heer Willem, heer van Bronchorst, en diens broeders heer Dyrick, heer van Batenborch, en Gijsbert, heer tot Borclo, gekregen hadden.
Gegeven int jaer ons Heren dusent vyerhondert drye ende twintich up Sunte Margrieten dach der Heyliger Joncfrouwen.
Oorspr. (Inv. n°. 220), niet het geschonden kloosterzegel in groene was.

32a Johan Vockincg en Gheryt van Bronchorst, bastaardbroeders, erkennen gescheiden te hebben Giisbert, Willem en Elsebe, kinderen van Engelbert van Bronchorst en Alyde, inzake de ouderlijke nalatenschap.
Oorspr. (Inv. No. 31a ), met de zegels van de 2e oorkonder en van Gijsbert en Willem van Bronchorst; het zegel van de eerste oorkonder is verloren.

32b Arnolt, hertog van Gelre etc., belooft dat hij steun zal verlenen aan zijn raad Willem, heer toe Bronchorst, die zijn helper geworden is tegen zijn vijanden nl. het Sticht en Diepholt.
Oorspr. (Inv. No. 31b )met het licht geschonden zegel van de oorkonder, in rode was.

33 Hinric Wullinck verklaart met zijn leenheer Otto, heer tot Bronchorst en Borclo gelijkelijk te zullen deelen, alles, wat hij nog zal weten te verkrijgen van datgene van het goed te Wullineg, waarmede zijn oom Willem Wullineg, die destijds zijn voogd was, hem te kort heeft gedaan.
In den jaer ons Hern dusent vyrhundert eyn ende dertich up Sunte Margarieten dach der Hilligen Jonffern.
Oorspr. (Inv. n°. 187), met het geschonden zegel van den oorkonder in groene was.

34 Henrich Wulling verklaart de twee Schultekempe, behoorende tot het goed te Wulling, waarmede hij beleend is door Otto, heer tot Bronchorst en Borclo, en welke hij aan zijn neef Johan Wulling heeft verpand, binnen 7 jaren te zullen lossen.
In den jaer ons Heren dusent vierhondert drie ende dertich op Sunte Panthaleonis dach.
Oorspr. (Inv. n°. 188), met de resten van het zegel van den oorkonder in groene was.

35 Adolph, hertog van Cleve enz., verzoent zich met Ott, heer tot Bronchorst en tot Borclo, en beleent dezen met de tienden te Ringenberg op de Veluwe in het kerspel Brymmen, alsmede met een rente van 80 rijnsche guldens 's jaars, gaande uit de opbrengsten van Lyemersch, zulks in ruil voor het ongestoord bezit van de goederen in het ambt Aspel en in Hetter, hem met Reess verpand door het sticht van Coilne.
Gegeven in den jair onss Heren dusent vierhondert ind vierindartich op den Donredach na den Sonnendaghe Quasimodo Geniti.
Oorspr. (Inv. n°. 213), met de geschonden zegels van den oorkonder in roode en zijn contractant in groene was.

36 Willem van Zweten erkent in leen te hebben ontvangen van Otto, heer tot Bronchorst en Borclo, het goed te Sehadewijck, geheeten Lutteke Schadewick, gelegen in het kerspel Twenlo.
In den jaer ons Heren dusent vyrhondert een ende viertich up Sunte Blasius' dach episcopi.
Oorspr. (Inv. n°. 198), met het geschonden zegel van den oorkonder in groene was.

37 Hilbrant Bluet erkent in leen te hebben ontvangen van Otto, heer tot Bronchorst en Borclo, 4 morgen land in Erkemeden, gelegen in het kerspel Putten in Walen Overhage, grenzende aan een beek.
Int jair onss Heren dusent vierhondert twe ende viertich upten vierden dach in Meye.
Oorspr. (Inv. n°. 182), met de resten van het zegel van den oorkonder in groene was.

38 Werner ter Deernhorst erkent in leen te hebben ontvangen van Otto, heer tot Bronchorst en Borclo, het Luttike Wesevelt, gelegen in het kerspel Twelle.
In den jaer ons Heren dusent vyrhondert twie ende viertich des Vryedages na Sunte Bonifacius' dach episcopi.
Oorspr. (Inv. n°. 199), met het zegel van den oorkonder in groene was.

39 Johan Sticke erkent in leen te hebben ontvangen van Otto, heer tot Bronchorst en Borclo, het goed Eggherkinck, gelegen in het kerspol Delden in de buurschap Hengele, waarbij hij tevens verklaart tegenover zijn leenheer geen aanspraken meer te zullen laten gelden uit hoofde van een schuld van de jonkers van Zolmis of van Bronchorst aan Pelegrym Sticke, zijn vader.
In den jaer onses Heren dusent virhondert drie ende virtich up Sunte Pauwels avent conversionis.
Oorspr. (Inv. n°. 174), niet het zegel van den oorkonder in groene was.

40 Johan Stecke, abt van het stift te Werden, beleent Henrick Heckemans Engelberts zoon met het goed te Halle in het kerspel Halle, grenzende aan den hof te Halle, gelijk Henricks vader dat goed in leen had.
In den jaer ons Heren dusent vierhundert vive ind viertich des Sonnendaghes na Sunte Gallen dage.
Oorspr. (Inv. n°. 221), met de resten van het zegel van den oorkonder in groene was.

41 Beernt van Vorden verklaart voor zijn leven gezworen man en hulder te zullen blijven van zijn leenheer Otto, heer tot Bronchorst en Borclo, ondanks dat deze het goed te Eysinck van leenroerig tot eigen goed heeft gemaakt.
In den jaer ons Heren dusent vyrhondert vijff ende viertich up Sunte Lebuinus dach post festum Martini.
Oorspr. (Inv. n°. 209), met het geschonden zegel van den oorkonder in groene was.

42 Otto van Koirbeke erkent hulde te hebben gedaan en den eed te hebben afgelegd voor den onmondigen Beernd Goting Aelberts zoon, die, na opdracht door Henrie van Avercamp, beleend is door Otto, heer tot Bronchorst en Borclo, met een stuk land, genaamd de Oesterling, gelegen in Stienreveld, vroeger behoord hebbend tot het goed te Avercamp.
In den jaer ons Heren dusent vierhondert acht ende viertich des Manendages na Misericordia Domini.
Oorspr. (Inv. n°. 189); het zegel van Aelbert, vader van Beernd Goting, is verloren.

43 Arnt Rost, richter te Steenre, oorkondt, dat Willem van Bake en diens vrouw Henrick erkennen schuldig te zijn aan Johannes van Branseborch en Henricus Lansynck, vicarii bij de twee vicarieën in de kapel binnen Bronchorst, een losrente van 1 oud schild 's jaars, gaande uit een kamp in het kerspel Steenre in de buurschap Bake tusschen de Meent te Bake en Buggynckslande, welke rente in de plaats komt van een door Willems ouders gevestigde rente van 14 schellingen brabantsch 's jaars.
Gegeven in den jair ons Heren dusent vierhondert negen ende viertich op Donresdach na Sunte Valentijns dages des Heligen Mertelers.
a. Afschrift in Inv. n°. 84, fol. 3.
b. Afschrift in Inv. n°. 85, fol. 5.

44 Ailbert Reederyngh erkent in leen te hebben ontvangen van Otto, heer tot Bronchorst en Borclo, het Wullynckslach, gelegen achter den Lanckhorst in het kerspel Wychmonde
In den jaer ons Heren duysent vierhondert ende vijfftich yair op den naesten Dynxdach na den Heilligen Paeschdaghe.
Oorspr. (Inv. n°. 206), met het geschonden zegel van den oorkonder in groene was.

45 Otto, heer tot Bronchorst en Borclo, erkent in leen te hebben ontvangen van Frederick van Rechteren het goed, genaamd het Hekersche goed, gelegen bij Doisborch, gelijk wijlen zijn voorvader heer Wyllem en wijlen zijn broeder Wyllem, beiden heer tot Bronchorst, dat van leden van het geslacht Van Rechteren in leen hadden gehad.
In den jair ons Heren duysent vierhondert vier ende vijfftich jair des Donresdages op Sente Ambrosius dach.
Oorspr. (Inv. n°. 218), met het geschonden zegel van den oorkonder in groene was.

46 Delys van Bransenborch erkent in leen te hebben ontvangen van Otto, heer tot Bronchorst en Borclo, de. hofstede de Griet en Hegenynx' hofstede c. a., gelegen in het kerspel Steenre.
In den jaeren ons Heren duysent vierhondert sess ende vijfftich jair op Guedesdach neest na den Sonnendage Oculi yn der vasten.
Oorspr. (Inv. n°. 190), met de resten van het zegel van den oorkonder in groene was.

47 Wilt Voet erkent in leen te hebben ontvangen van Otto, heer tot Bronchorst en Borclo, de helft van de tienden te Houdarp en te Drye alsmede de helft van den hof te Tellicht, gelegen in de kerspelen Armelo en Garderen, gelijk zijn oom Lieffger Voet die vroeger in leen had gehad.
In den jaer ons Heren duysent vierhondert sess endc vijfftich op Donresdach divisio apostolorum.
Oorspr. (Inv. n°. 179), met het geschonden zegel van den oorkonder in groene was.

48 Reynalt van Apeldoirn erkent in leen te hebben ontvangen van Otto, heer tot Bronchorst en Borclo, het goed te Dijkesseyne, gelegen in het kerspel Twelle.
In den jaer ons Heren dusent vierhondert soeven ende vijfftich jair op Satersdach Senfe Gregorius' dach.
Oorspr. (Inv. n°. 200), met het geschonden zegel van den oorkonder in groene was.

49 Otto, heer tot Bronckhorst en Borclo, erkent Ermgardt on Gertrudt Deryck Broekynex' dochters als vrije dienstlieden van de heerlijkheid Bronchorst te hebben aangenomen.
Int jair ons Heren duysent vierhondert soven ende vijfftich op den neesten Satersdach na Aller Heilligen daghe.
Oorspr. (Inv. n°. 62), met het geschonden zegel van den oorkonder in groene was.

50 Alpher van Iselmuiden en Herman Stelling berichten aan Otto, heer tot Bronchorst en Borcloe, dat het goed die Berchorst, hetwelk Hinrick van Oestenwolde in de plaats van het door hem te verkoopen goed ten Kolke, leenroerig aan Bronchorst, stellen willen, ongeveer 200 gulden meer waard is dan laatstgenoemd goed.
Gescreven tot Vollenhoe.
Oorspr. (Inv. n°. 32), op papier.

51 Willem van Wijnbergen verklaart een aan Mertijn van Koeper en diens vrouw Aleid verkochte rente van 6 rijnsche guldens en 3 mud rogge 's jaars, gaande uit het goed te Lutticke Schadewijck in het kerspel Twello, dat hij van Gijsbert, heer tot Bronchorst en Borclo in leen heeft, binnen 10 jaren te zullen lossen.
Int jair ons Heren dusent vierhondert ende tsoeventich op Dynxdach na Sente Valentijns dage des Heilger mertellers.
Oorspr. (Inv. n°. 201), met de resten van het zegel van den oorkonder in groene was.

52 Johan van den Steenhuus en zijne vrouw Geertuut dragen over aan Gerit van Telcht al hunne rechten op het goed, genaamd Beysteren met 3 morgen land, gelegen in het kerspel Putten.
Gegeven in den jaer ons Heren dusent vierhondert vier ende tsoeventich des Saterdages nae Sunte Huberts dach confessoris.
Oorspr. (Inv. n°. 183), met het geschonden zegel van den eersten oorkonder in groene was; het zegel van de tweede oorkondster is verloren.

53 Herman van Bylrebeke schrijft aan Gysebert, heer tot Brunckhorst en Barcklo (sic), dat hij verhinderd is den eerstvolgenden Maandag op den leendag te Barcklo te komen om een goed in leen te ontvangen en verzoekt uitstel tot den eerstkomenden St. Mychels dag.
Up des Hyllygen Crusses avent als dat gevunden wart etc. LXXVII.
Oorspr. (Inv. n°. 34) op papier, met de onderteekening van den oorkonder.

54 Hinrick, bisschop van Munster, administrator te Bremen, bestuurder van Gclre en Zutphen, neemt als opperbevelhebber van de troepen, door zijn neef Johan, heer tot Wysch, geworven, alle daartoe strekkende verplichtingen op zich.
Gegeven in den jare unses Heren dusent veerhondert unde tachtentich des Dinxdags na Nyenjars daghe.
Oorspr. (Inv. n°. 35); het zegel van den oorkonder in roode was is verloren.

55 Gheryt ten Haeve en zijne vrouw Guedelle dragen het goed te Enxsynck, gelegen in het kerspel Marckloe in de buurschap van Boezeberghe, door wijlen Otto, heer tot Bronchorst en Borcloe tot vrij goed gemaakt, met een stuk land bij den hof te Enxsynck, alsmede een huis c.a., gelegen in hetzelfde kerspel in de buurschap Stockem, eveneens vrij goed, aan Gijsbert, heer tot Bronchorst en Borcloe in leen op.
Datum anno Domini M° CCCC LXXX primo upten naesten Manendach nae Symonis et Jude apostolorum.
Oorspr. (Inv. n°. 181); het zegel van den eersten oorkonder is verloren.

56 Ghijsbert, heer tot Bronchorst en tot Borclo, geeft aan de bewoners van de stad Bronchorst verschillende met name genoemde voorrechten.
Ghegheven in den jaren ons Heren duesent vierhondert (ende twee ende tachtich altera die Sancti) Gregorii pape.
a. Oorspr. (Inv. n°. 1); de zegels van den oorkonder en van eenige inwoners van Bronchorst zijn verloren.
b. Ongedateerd afschrift (midden der 16e eeuw), (Inv. n°. 2).
c. Ongedateerd afschrift (18e eeuw), (Inv. n°. 1).

57 (Joost van Holstein-Schouwenboreh) verzoekt aan (den hertog van Kleef), om Frederick, heer tot Bronchorst en Borcloe, te willen beleenen met zeker op Kleefsch gebied gelegen goed, waarbij hij mededeelt, dat hij en zijn zoon Johan, graaf tot Holsteyn en Schouwenborch, scheidslieden zijn geweest bij de verdeeling der nagelaten goederen van Gijsbert van Bronchorst tusschen diens dochter en haar man Van der Lippe ter eenre en bovengenoemden Frederick ter andere zijde, en dat hem uit dien hoofde bekend is, dat aan Frederick alle nagelaten goederen van Gijsbert zijn toegewezen.
Gescreven op Donresdach neest noe des Heligen Cruys dach invencionis anno etc. XV°.
Ongedateerd afschrift (Inv. n°. 247), (van gelijken tijd).

58 Roeloeff van Coeverden verklaart een gedeelte van het goed, genaamd het Onlandt, gelegen in het kerspel Enschede, dat hij met toestemming van zijn leenheer Frederyck, heer tot Bronchorst en Boruckloe verkocht heeft aan Henryck van Lenoepph, binnen 8 jaren weder te zullen lossen.
In den jairen onss Heren duesent vyerhondert vyer ind tnegentyeh opten Dynxedach nae den Soendaeh Judica me Deus.
Oorspr. (Inv. n°. 178); het zegel van den oorkonder is verloren.

59 Frederich, heer tot Bronckhorst en Borcloe, en Gijsbert van Meekeren komen met elkaar overeen, dat laatstgenoemde ten behoeve van eerstgenoemden een weg van 20 voet breed over zijn land achter de kerk te Brummen, grenzende aan de beek, die uit de buurschap van Loevenem komt, zal aanleggen, met een brug over die beek naar den Kenynenweert, waartegenover de heer tot Bronckhorst bovengenoemd aan Gijsbert overdraagt 1 schepel land tusschen die beek en genoemde waard, nochtans met behoud van het recht van zegenworp in de beek.
Gegeven in den jare onses Heren dusent vierhondert vijff ind tnegentich opten Donresdage na Sunte Bartolomeus' dage.
Oorspr. (Inv. n°. 215), met de geschonden zegels van de oorkonders in groene was.

60 Henrich Lansynck, richter te Bronckhorst, oorkondt, dat ten verzoeke van Frederich, heer tot Bronckhorst en Borcloe, eenige burgers en ingezetenen van Bronckhorst getuigenis afleggen betreffende verschillende zaken, w.o. het strandrecht langs den Ysellen, het tolrecht, een vroeger bij Bronckhorst gestaan hebbenden windmolen, en schatting van dienstlieden van den heer van Bronckhorst.
In den jare onses Heren dusent vierhondert ind seess ind tnegcntich opten Guensdage proxime Marie virginis purificationis dage.
a. Oorspr. (Inv. n°. 59), met de geschonden zegels van Henrych Korbeke en Gerryt Becker in groene was; de zegels van den oorkonder en van Gerryt Lansynck zijn verloren.
b. Ongedateerd afschrift (omstreeks 1560), (Inv. n°. 71).
c Ongedateerd afschrift (omstreeks 1632), (Inv. n°. 59), vervaardigd door P. Engelen.

61 Johan, hertog van Cleve enz., verzoekt aan zijn neef Frederich, heer tot Bronckhorst en Borchloe, om de in. woners van Essen voorloopig ongehinderd met hun koopwaar door te laten, tot op een landdag then Berge nader zal zijn beslist.
Gegeven to Cleve up Satersdach na dem Sonnendach Esto Michi anno etc. Vc.
Oorspr. (Inv. n°. 36), op papier.

62 Frederich, heer tot Bronckhorst en tot Borckeloe, schrijft aan Johann, hertog van Cleve enz., dat hij op den landdag tenn Berghe zal komen, teneinde zijn aanspraken tegen die van Essende te verdedigen (vergelijk den brief d.d. 1500 Maart 7, zie Reg. n°. 61), waarbij hij verzoekt om een anderen dag te willen bepalen, als de oorspronkelijke niet binnen veertien dagen zal zijn.
Gegeven upten Gudenstag na den Sonnendach Invocavit anno XVc.
Minuut (Inv. n°. 36), op papier.

63 Frederick, heer tot Bronckhorst en tot Borkello, en Everwijn, graaf tot Benthem etc, de laatste mede als voogd van den nagelaten onmondigen zoon van den graaf van Stenfforden, sluiten, door tusschenkomst van den graaf van den Berghe een hernieuwde overeenkomst over de Zolmssche leenen, waarbij de heer van Bronckhorst er van in het bezit wordt gesteld, met uitzondering o.a. van een viertal erven, welke tot eigen goed zullen worden gemaakt.
Geschiet then Berghe upten Manendagh Sunte Pancratius' avent anno Domini vijffthienhondert.
Oorspr. (Inv. n°. 162), op papier; zgn. chirographum, met de gedeeltelijk geschonden handteekeningen der oorkonders.

64 Frederich, heer tot Bronckhorst en Borcklo, beleent Derich van Eysteren te Deventer en diens vrouw Gertrudt met het goed Averhues in het kerspel Wylp in de buurschap Honnerde, uit welk land een rente van 11 rijnsche guldens 's jaars ging ten behoeve van Mechtelt en Armgard van der Woltbeke, nonnen in het klooster van Admanshues, geheeten tSunte Agnieten binnen Zutphen, doch dat tengevolge van het vertrek van eerstgenoemde zuster uit het klooster weder vrij van lasten is geworden.
Gegeven in den jaer onss Heren dusent vijffhondert ind eyn opten Manendach post Katherine virginis dage.
Afschrift in Inv. n°. 147, fol. 99.

65 Frederich, heer tot Bronckhorst en Borclo, beleent Gerrit Swaeveken Henrich zoon ten behoeve van de armen van den Hilligen Geystes binnen Deventer met het goed Sehadewijck in het kerspel Twelle, na opdracht door heer Evert van Wilp, ridder, heer Evertz zoon.
Gegeven in den jaer onses Heren dusent vijffhondert ind twye opten Donresdach post Gereonis et Victoris martirum dage.
Afschrift in Inv. n°. 147, fol. 82.

66 Johan , hertog van Cleve enz., schrijft aan Frederick, heer tot B(ronck)horst enz., dat hij zijn raad heer Willem van der Horst, ridder, zijn misnoegen te kennen heeft gegeven, omdat deze geen voldoende aandacht heeft geschonken aan Fredericks klachten inzake het onrechtmatig wegvoeren van vee uit de heerlijkheid Borckloe naar de stad Schermbeeck.
Gegeven to Cleve up Maendach neist na Petri ad vincula anno etc. tertio.
Oorspr. (Inv. n°. 36), op papier.

67 X. (waarschijnlijk het stedelijk bestuur van Schermbeeck) schrijft aan den jonker van Bronckhorst en Borckloe, dat het niets heeft afgeweten van een onrechtmatig wegvoeren van vee uit de heerlijkheid Borckloe naar Schermbeeck, doch dat het van een en ander werk zal maken.
Geschreven onder onss stat segell ad causas up Saterdach post assumpcionis beate Marie virginis gloriose anno etc. 3°.
Oorspr. (Inv. n°. 36), op papier.

68 Maximilian, Romischer koning enz., verzoekt aan zijn oom Wilhelm, hertog van Gulich enz., om Adolff van Lymburg, heer tot Storumbb, die zich beklaagd heeft, dat er inbreuk is gemaakt op door hem van het H. Rijk in leen gehouden goederen, wel te willen beschermen.
Gebn zu Augspurg amm zehennden tag des monets Februarii anno quarto unsers reichs des Romischn imm achzehenden und des Hungrischn imm vierezehenden jar.
Oorspr. (Inv. n°. 39), op papier.

69 Philips, koning van Castillen enz., draagt aan Frederyck, heer tot Bronchorst en tot Borckeloe, de hooge heerlijkheid van het kerspel Steenen op, omdat deze zich in zijn dienst heeft begeven, op voorwaarde van zijn huizen voor den koning te zullen openstellen.
Gegeven in onsen leger tot Nederasselt den XIIIen dach in Junio int jaer ons Heeren duyst vijfhondert ende vive ende van onsen rijcke deerste.
a. Afschrift d.d. 1784 (Inv. n°. 249), vervaardigd door G. van Hasselt.
b. Ongedateerd afschrift (Inv. n°. 61), (van de 1e helft der 19e eeuw).

70 Philips, koning van Gastillen enz., vergeeft Frederick, heer tot Bronchorst en Borkelloe, baanderheer in het graafschap Zuytphen, al wat deze hem misdaan heeft, op voorwaarde, dat deze zijn sloten tot open huizen voor den koning zal maken.
Gegeven in onss leger to Brummen in der maent van Julio int jair onss Heeren duysent vijfhondert ende vive ende van onsen rijcke dierste.
Oorspr. (Inv. n°. 37), niet het geschonden geheimzegel van den oorkonder in groene was.

71 Johan, hertog van Cleve enz., geeft aan burgemeesters, schepenen en raad der stad Embrick raad hoe te handelen naar aanleiding van een brief, welken „die van Bronckhorst sijns Mangeltz halven" hun geschreven heeft.
Gegeven tot Cleve up Sonnendach post Remigii anno etc. quinto.
Oorspr. (Inv. n°. 36), op papier.

72 Burgemeesters, schepenen en raad van Emerick schrijven aan Frederick, heer van Bronckhorst en tot Borckloe, dat zij het antwoord van den hertog van Cleve op de door hen verzochte tusschenkomst ten behoeve van den heer van Bronckhorst, hierbij toezenden.
Op Donerdach (sic) profesto Victoris martiris et sociorum anno etc. quinto
Oorspr. (Inv. n°. 36), op papier.

73 Burgemeesters, schepenen en raad der stad Wesele verzoeken aan Frederick, heer tot Bronckhorst en Borckel. loe, de burgers en kooplieden uit hun stad, die de St. Mertens markt te Deventer wenschen te bezoeken, te land zoowel als te water vrijgeleide te willen geven.
Gescreven up Manendach in profesto Martini episcopi anno XVc quinto.
Oorspr. (Inv. n°. 36), op papier.

74 Burgemeesters, schepenen en raad van Wesell schrijven aan ridderschap, raden en de mombers van de onmondige kinderen van -Bronchorst, naar aanleiding van een hun toegezonden bericht, dat de heerlijkheid Borckelloe als een heerlijkheid op zich zelf van St. Pauwels te Munster in leen gehouden wordt door genoemde onmondige kinderen, dat hun dit bekend is, maar dat zij des te beter nog weten, hoe de inwoners hunner stad vanuit die heerlijkheid beroofd, gebrandschat en gevangen genomen worden.
Up Manendach nae nativitatis Marie virginis anno etc. octavo.
Oorspr. (Inv. n°. 36), op papier.

75 Ridderschap, raden en de mombers der onmondige kinderen van Bronckhorst schrijven aan burgemeesters, schepenen en raad van Wesell over het teruggeven van geroofde beesten.
Gegeven opten Satersdaeh post Crucis Exaltacionis anno octavo.
Minuut (Inv. n°. 36).

76 Ridderschap, raden en de mombers van de onmondige kinderen van Bronckhorst sturen aan Everwijn, graaf tot Benthem en van Stenforden, stadhouder van het sticht Munster, domdeken en kapittel der kerk aldaar, en burgemeesters en raad der stad Munster een afschrift van een door hen ontvangen schrijven van den hertog van Cleve en verzoeken om bescherming, indien deze hertog de heerlijkheid Borckelloe, welke met het land van Gelre niets te maken heeft, doch een leen van het sticht Munster en van Sunte Pauwels is, zou willen doortrekken en verwoesten
Ongedateerde minuut (Inv. n°. 36), van omstreeks 1508.

77 Burgemeesters, schepenen en raad der stad Ress oorkonden, dat een drietal burgers dier stad een opsomming geven van de goederen, door die van Bronchorst hun afgenomen.
Gegeven in den jaire onss Heren duysent viffhondert incl negen opten Manendage nest unss Liever Vrouwen dage conceptionis.
Oorspr. (Inv. n°. 36), op papier; het opgedrukte secreetzegel der stad is verloren.

78 Johan, hertog van Cleve enz., stuurt aan zijn neef Wilhem, graaf van den Berge, de door de gezanten van Brunckhorst vergeten overeenkomst met hem e.a., alsmede den staat van door zijn burgers geleden schade, met verzoek deze stukken te willen doen toekomen aan Wilhems zuster, de weduwe tot Brunckhorst.
Gegeven tot Cleve op Dinxdach post conceptionis Marie anno etc. nono.
Oorspr. (Inv. n°. 36), op papier.

78a Mette van den Berghe, vrouwe toe Bronchorst en Borckloe, weduwe, verkoopt aan Reynken Rasehorn een rente van 10 nalder rogge 's jaars, gaande uit de waterriolen te Erbeek.
Oorspr. (Inv. No. 221a), met het licht geschonden zegel van de oorkondster.

79 Johan, hertog van Cleve enz., verzoekt aan zijne nicht Mette van den Berge, vrouwe tot Bronckhorst en Borckeloe, om uitstel van antwoord betreffende een door haar verzochte beleening van haar zoon.
Gegeven tot Cleve op Saetersdach nae den Sonnendach Misericordia Domini anno etc. XVIII.
Oorspr. (Inv. n°. 36), op papier.

80 Mette van den Berghe, vrouwe tot Bronchorst en Borckloe, en haar zoon Joist, heer van bovengenoemde heerlijkeid, keuren, op verzoek van Theodericus Dubbelden, rentmeester te Bronchorst, goed, dat Hinricus van Hagennouwen bij de door heer (Herman), natuurlijken zoon van Egmont, pastoor te Meer, ter beschikking gestelde vicarie van St. (Elisabeth) en St. Barbara in de kerk te Steenre benoemd wordt.
Des Saterstage post Barbare virginis anno.........
Oorspr. (Inv. n°. 91), op papier, met de onderteekeningen van de oorkonders; het opgedrukte zegel van de eerste oorkondster is verloren.

81 De notaris Walterus de Doernick instrumenteert, dat heer Hermannus de Egmondt, rector van de parochiekerk te Meer in het gebied van Kuyck in het bisdom van Leodium, bezitter van de vicarie op het. altaar van. St. Elizabeth in de parochiekerk te Steenre, zijn zaakwaarnemers Theodericus Dempynck en Rodolphus de Lennep, vicarii te Steenre en priesters in het bisdom van Traiectum, opdraagt, om genoemde vicarie ter beschikking te stellen van de collatoren ten behoeve van Henricus Hagenouwe, geestelijke in laatstgenoemd bisdom.
Acta fuerunt hec in dicta parochiali ecclesia de Meer sub anno, indictione, die, mense et pontificatu quibus supra (anno a nativitate eiusdem (i.e. Domini) millesimo quingentesimo decimo nono, indietione septima, die vero Vencris penultiam mensis Aprilis, pontificatus sanctissimi in Christo patris et domini nostri domini Leonis divina providencia pape decimi anno septimo).
Oorspr. (Inv. n°. 91), met de signatuur van den notaris.

82 Mette van den Berghe, vrouwe, en Joist, heer tot Bronchorst en Borckloe, verklaren, dat heer Harmen, natuurlijke broeder tot Egmont, pastoor te Mer, die ten behoeve van Hinricus de Hagenow afstand heeft gedaan van een vicarie te Stenre, een hem toekomende rente van 7 rijnsche guldens 's jaars, gaande uit het fraterhuis te Doisborch, zal behouden, ook al komt Hinricus vóór genoemden pastoor te overlijden, waarbij zij toestemmen, dat de opvolger van Hinricus die rente uit de inkomsten der vicarie mag voldoen aan bovengenoemd fraterhuis.
Opten Dinxedach post Miserecordiam Domini anno etc. viftienhondert ind negentiene.
Oorspr. (Inv. n°. 91), met de onderteekeningen der oorkonders.

83 De officiaal van den proost en aartsdiaken van de kerk van St. Lebuinus te Daventria in het bisdom van Traiectum wijst de door het heengaan van heer Hermannus de Egmondt, pastoor van de parochiekerk te Meer in het bisdom van Leodium, opengevallen vicarie van St. Elisabeth en St. Barbara in de parochiekerk te Steenre, op voordracht der collators Metta, vrouwe, en Judocus, heer van Bronchorst en Borckloe, toe aan Henricus de Hagennouw, geestelijke in het bisdom van Traiectum, nadat de vereischte formaliteiten zullen zijn vervuld.
Anno Domini millesimo quingentesimo decimo nono mensis Maii die vicesima quinta.
Oorspr. (Inv. n°. 91), met de onderteekening van den notaris Jacobus de Lengel; het zegel van den oorkonder is verloren.

84 De officiaal van den proost en aartsdiaken van de kerk van St Lebuinus te Daventria in het bisdom van Traiectum stelt Henricus de Hagenouw, geestelijke in bovengenoemd bisdom, in het bezit van de vicarie van St. Elizabeth en St. Barbara in de parochiekerk te Steenre, waartoe deze door de collators Metta, vrouwe, en Judocus, heer van Bronckhorst en Borckloe, was voorgedragen, en tegen wiens benoeming zich niemand heeft verzet.
Anno Domini millesimo quingentesimo decimo nono mensis Junii die sexta.
Oorspr. (Inv. n°. 91), met de resten van het zegel van den oorkonder en de onderteekening van den notaris Jacobus de Lengel.

85 De notaris Rodolphus de Lenep installeert, op last van den officaal van den aartsdiaken van Daventria, Henricus de Hagenow, geestelijke in het bisdom van Traiectum, in de vicarie op het altaar van St. Elizabet en St. Barbara in de kerk te Steenre.
Acta fuerunt hec in ecclesia de Steenre sub anno, indictione, die, mense ut supra (anno a nativitate eiusdem (i.e. Domini) millesimo quingentesimo decimo nono, indictione decima, die vero Lune vicesima mensis Junii, pontificatus sanctissimi in Christo patris et domini nostri domini Leonis, dhina providentia pape decimi, anno eius septimo).
Oorspr. (Inv. n°. 91), met de signatuur van den notaris.

86 Bernt schrijft aan zijn genadige lieve juffer (Mette van den Bergh, weduwe van Frederik van Bronckhorst?) over twee getuigen, die te Uuytert en niet te Arnhem zijn geëxamineerd, deelt mede eenige quitanties, waaronder een van mr. Conraet Inghe Wynkel, neef van den proost van Zancten, ontvangen te hebben en heeft het verder o.m. over een overeenkomst met de vrouwe van Buyeren en de juffer van Boyckhaven.
Geschreven altera Lamberti anno XIX0.
Oorspr. (Inv. n°. 36), op papier.

87 Arnt Slyndewater en Derick van Stienre, schepenen te Zuphen (sic), oorkonden, dat Gerrit Kreynck Derixs zoon verklaart met de vrouwe van Bronckhorst, collatrice, en heer Johan Lenderinck, kapelaan en bezitter van de kapel binnen Bronckhorst, gewijd aan O. L. Vrouwe en den ridder St. Jorrien, te zijn overeengekomen, dat hij een rente van 5 heeren ponden, gaande uit een stuk land in der Gaspen, af te dragen aan den regent der kapel, thans aan den bezitter zal betalen, en wel gaande uit de geheele Gaspen.
Gegeven in den jair ons Heren duysent viefhondert ind twyntich op Sunt Elizabeth dach viduwe.
Oorspr. (Inv. n°. 86), met de geschonden zegels van de oorkonders in groene was.

88 Karell, hertog van Gelre enz., schrijft aan zijn neef Joest, heer tot Bronchorst en Borckloe, dat hij voornemens is het kerspel Steenre te lossen en hem dit volgens afspraak een half jaar van te voren mededeelt.
Gegeven in onser stat Arnhem opten XIXen dach Februarii nostro sub secreto anno etc. XXVo.
Oorspr. (Inv.n°. 38) op papier, met de onderteekening en het opgedrukte zegel van den oorkonder in ruitvorm.

89 Joest, heer tot Bronckhorst en Borkelloe, beleent Peter Tripemaker te Zutphen en diens vrouw Gertruyt met de tienden te Bramell in het kerspel Vorden in de buurschap Bramel, na opdracht door heer Deric van des Grevenbroick, procurator van het Heer Florenshuyss binnen Deventer, en Hermen van der Becke, optredende namens dat huis.
Gegeven in den jair ons Heren duysent vijfhondert ende vijf ende twyntich op Manendach post nativitatis Johannes (sic) baptiste.
Afschrift in Inv. n°. 147, fol. 119 bis.

90 Gerit Iseren, burger tEmbrick, schrijft aan Joist, heer tot Bronckhorst en Boeckelloe (sic), dat hij ingesloten het concept zendt van de overeenkomst, onlangs met Johan die Rijcke te Bronckhorst gesloten, waarbij hij uit dankbaarheid twee Craenenberger kazen voegt.
Ilentz gescreven up Donredagh post Jacobi anno Domini XVc XXIX.
Oorspr. (Inv. n°. 38), op papier, met de onderteekening van den oorkonder.

91 Joist, heer tot Bronckhorst en tBorckelloe, beleent Johan den Rijcken als gemachtigde van Gent Yseren met het goed Quadewick in. het kerspel Steener aan den Tol dijk, dezen aangekomen van zijn broeder heer Andryess Yseren.
Anno XIX0.
Afschrift in Inv. n°. 147, fol. 39bis

92 Rijewijnn Kloick, stadhouder van het gericht te Steenre, oorkondt, dat de erfgenamen van Arndt ter Hoeve verkocht hebben aan Joest, graaf tot Bronckhorst en heer tot Borckelloe, het goed genaamd de Verst met Zaris Maete, met, een hofstede oud land en het derde deel van een waar in Baicker marke, gelegen in het kerspel Steenre in de buurschap Baick.
In den jairen unses Heren dinsent vijffhondert vijff ind dartich upten twee ind twintichsten dach des monatz Decembris.
Oorspr. (Inv. n°. 233), met het zegel van den oorkonder in groene wal.

93 Joest, graaf tot Brunckhorst, heer tot Borckeloe, beleent, na opdracht door Berndtt van Hackfordtt, drost ter Schuilenborch, diens oudste dochter Jacob van Hackfordtt, bijgestaan door haar man Gosen van Raesfeltt, met eenige met name genoemde tienden te Hackfortt.
Geschiett tho Borckeloe anno XVc und XXXVII den XXVI in Junio.
Ongedateerd afschrift (Inv. n°. 159), (einde der 16e eeuw), door den notaris Johannes a Swinderen.

94 Kairll, hertog van Gelre enz., schrijft aan zijn neef (den heer van Bronckhorst) naar aanleiding van een desbetreffende vraag, dat deze rustig naar den op den eerstkomenden Zondag te Nymegen te houden Landdag kan gaan.
Gegeven up unssen Spijker altera Andree apostolii anno etc XXXVII.
Ongedateerd afschrift (van gelijken tijd), (Inv. n°. 38).

95 Joest, graaf tot Bronchorst en heer tot Borckelloe, keurt goed, dat Gijsbert ten Walle zijne vrouw Catharina van Keyler het vruchtgebruik vermaakt van tienden en opbrengsten uit de goederen Wolderinck, Westenninck, Abbinck, Voskamp, Ter Bruggen, Ter Zelst, Wenerinck, Hinrick Wijnmans goed en Ter Haer, gelegen in het kerspel Vorden en leenroerig aan Bronchorst.
Anno etc. XXXIX den ersten dach Junii.
Afschrift in Inv. n°. 147, fol. 117.

96 Joest, graaf tot Bronckhorst en heer tot Borckeloe, beleent Johan Goltstein met de helft van het Katherinen en Wrangen tiend in het kerspel Steinre, waarvan de andere helft eertijds ook aan Bronckhorst hoorde.
Gegeven int jair unss Heeren duesent viffhondert und virtich den XXlIen dach des maendtz Januarii.
Afschrift in Inv. n°. 147, fol. 54.

97 Joest, graaf tot Bronchorst en heer tot Borckello, keurt goed, dat Hinrick van Kecken, behalve 150 goudgullen, welke hij reeds verzekerd had op het leengoed Ter Wele in het kerspel Stenre, nog 50 goudgulden uit het vermogen van wijlen zijne vrouw Thyesken van Romunde op dat goed verzekert.
Anno Domini XVc ind XL den vijfften dach Maii.
Afschrift in Inv. n°. 147, fol. 50bis.

98 Burgemeesters, burgers en ingezetenen van de stad Bronckhoerst leggen hunnen heer Joest, graaf tot Bronckhoerst, heer tot Borckuloe, den eed van trouw af.
Aetum Bronckhoerst int jair ons Heren duesent vyeff-hondert twe und vyertich den soeven und twyntichten dach Aprilis.
Oorspr. (Inv. n°. 3), op papier.

99 Jobst, graaf zu Bronckorst etc, geeft aan Friderich Reiffsteck, doctor in de beide rechten, advocaat bij het keizerlijk kamergericht, volmacht, om zijn belangen inzake het opbrengen van turkenbelasting te behartigen.
Geben im Jar unsers Hern funfzehenhundert drei unnd viertzig etc.
Ongedateerd afschrift (Inv. n°. 15), (van gelijken tijd).

100 De advocaat van heer Jost, graaf zu Bronckhorst, (vergelijk Reg. nr. 99) zet voor het keizerlijk kamergericht de gronden uiteen, waarop de graaf bovengenoemd meent niet verplicht te zijn tot betaling van de turkenbelasting
Ongedateerd afschrift (Inv. nr. 15), (van denzelfden tijd als de acte is gedateerd).

101 Karle V, Romsche keizer, sluit met heer Willem, hertog van Cleve enz., en bannerheeren, ridderschappen en steden van Gelre en Zutphen een verdrag, waarbij de voorwaarden van overgang van het gewest aan den keizer worden geregeld.
Dit wass gedaen in die tenthe van sijne Mat in den leger by Venlo den twelffden daeh Septembris int jaer onss Heren dusent vijfhondert drie ende veertich.
a. Ongedateerd afschrift (Inv. n°. 16), gecollationeerd door den notaris Henricus Poeyn.
b. Ongedateerd afschrift (Inv. n°. 16).

102 De notaris Nicolaus Wilkum installeert, op last van den officaal van den aartsdiaken van Daventria, Franco de Brunchorst, geestelijke in het bisdom van Monasterium, in de vicarie op het altaar van St. Elizabeth en St. Barbara in de kerk te Stenre.
Acta sunt hec sub anno Domini, indictione, die, mense, hora, et pontificatu quibus supra (anno a nativitate Domini millesimo quingentesimo quadringentesimo tertio, die vero Mercurii decima nona mensis Decembris, hora quasi quarta post meridiem, indictione quinta, pontificatus sanctissimi in Cristo patris et domini nostri domini Pauli divina providentia pape quarti, anno eius nono).
Oorspr. (Inv. n°. 92), met de signatuur van den notaris.

103 De keizer (Karel V) beveelt representatie bij alle sedert 10 Mei 1540 in Gelre en Zutphen opengevallen erfenissen, uitgezonderd in leenzaken.
Gegheven in onsse stadt van Bruyssel den XVIIen Aprill int jaer XYe vier ende veertich na Paesschen.
a. Ongedateerd afschrift (Inv. n°. 16).
b. Dito (Inv. n°. 16).

104 Kaerle, Romsscher keizer enz., verklaart naar aanleiding van het tractaat van Venloe, dat hij noch zijn erven het hertogdom Gelderen en het graafschap Zutphen ooit zullen vervreemden of verdeelen.
Gegeven in onsser stadt van Spiers den twe ende twyntichsten dach van Aprill int jaer onss Heren duysent vijffhondert vier ende veertich van onssen keyserrijcke XXVe ende van onssen rijcken van Castillien ende anderen XXIXen.
a. Ongedateerd afschrift (Inv. n°. 16).
b. Dito (Inv. n°. 16).

105 Karle V, Romscher keizer enz., bevestigt het privilegie, vermeld in den brief d.d. 1310 September 5 (zie Reg. n°. 2).
Gegheven in unsser und des rijcks stadt Spier aen den twee ende twintichsten dachs des maendts Aprilis nae Crysti geboert vijftyenhondert und in vier ende ver tichsten, unsers keyserdoms in den vier ende twynstichen (sic) unde unssen rijke int neghen ende twyntichsten jaeren.
a. Ongedateerd afschrift (Inv. n°. 16).
b. Dito (Inv. n°. 16).

106 Kaerle, Roemscher keizer enz., bevestigt het vruchtgebruik voor Marie, gravin van der Hoye, van den hof te Eelen en den hof te Hemsteden c.a., in het land van Zallant, alsmede van de tienden van Raede in het kerspel Steenre, door haar man Joist, graaf tot Bronckhorst, heer tot Borckelloe, met welke goederen deze in het jaar 1545 door den keizer met de ledige hand was beleend.
Gegeven in onser stadt van Deventer opten lesten dach van Aprill int jaer ons Heren dusent vijfhundert ses ende viertich onses keysersdombs int XXVI ende onsen coninckrijken int XXXI jaeren.
Ongedateerd afschrift (Inv. n°. 234), (van de 2e helft der 16e eeuw).

107 Luleff te Rijth en Ailbert van Stienre, schepenen te Zutphen, oorkonden, dat het St. Anthonius' Groote Gilde te Zutphen overdraagt aan Joist, graaf tot Brunckhorst en heer tot Borckelloe, een hofstede c.a. in het kerspel Halle in de buurschap Ertbeck, behoorende tot het goed Ten Vene, in ruil voor 1 schepel zaadland, gelegen in bovengenoemd goed.
Gegeven in den jaer uns Heren duysent viffhondert sees ind viertich opten Fridach nae Sacramenti.
Oorspr. (Inv. n°. 223) met het zegel van den tweeden oorkonder en het geschonden zegel van het gilde in groene was; het zegel van den eersten oorkonder. is verloren.

108 Jorgen, graaf van Limborich, heer tot Stirumb en Wisch, geelt aan Derick vann Sulenn en diens vrouw Mechtelt het recht tot lossen van het goed, genaamd de Meinte in het kerspel Steinre, welk goed indertijd aan Aleff van Dortt c.s. was verpand.
In den jair unsers Heren viftinhundert viertich seess up denn Satersdach na St. Johannes' dach.
Ongedateerd afschrift (Inv. n°. 191), van de tweede helft der 16e eeuw.

109 Kaerle, Roemsch keizer enz., belooft aan den heer van Bronckhorst en andere bannerheeren en onderheeren, dat, naar aanleiding van een ingewilligde schatting van 300 000 Car. gulden, dienende tot lossing van de verpande renten en domeinen van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen, alsmede van een toelage voor Maria, koningin-weduwe van Hongeren en Bohemen, s geen inbreuk zal worden gemaakt op oude rechten en privilegiën van de heerlijkheid Bronckhorst, en geen nieuwe schattingen zullen worden opgelegd.
Gegeven in onser stadt van Nyemegen den Xten van Septembri int jaer onss Heeren duysent vijffhondert sevenenveertich van onsen keyserrijcke t XXVIIle ende van onsen rijcken van Castillien ende anderen t XXXIIe.
Oorspr. (Inv. n°. 60); het zegel van den oorkonder is verloren.

110 Clais von Hovell verklaart, dat hij, dadelijk na het bereiken van den vereischten leeftijd, zich in den geeste lijken stand zal begeven, teneinde zelf de vicarie in de kapel te Brunckhorst ter eere van O. L. Vrouwe te kunnen bedienen, waarmede hij na het overlijden van heer Ricquyn van der Voorst begiftigd was door Joest, graaf tot Brunckhorst, heer tot Borkelloe, op straffe van verval dier vicarie aan den collator.
lm jair nach der gebuirt unsers Heren dusent vijffhundert acht und viertich den vijff und twintichten (sic) dach Junii.
Oorspr. (Inv. n°. 87), met het geschonden zegel van Aloiff van der Marck, neef van den oorkonder, in groene was.

111 Joest, graaf tot Bronckhorst, heer tot Borckeloe, beleent Johan Heynck Cornelis' zoon met een stuk land, genaamd het Holtslach, gelegen in het kerspel Stenern, gelijk diens vader Cornelis Heynck dat in leen placht te houden.
In iaer unsers Herren 1518 up den 6 dach Julii.
a. Minuut (Inv. n°. 160).
b. Ongedateerd afschrift (van denzelfden tijd), (Inv. n°. 160), dat op 7 Juli gedateerd is.

112 Wilhem, hertog tot Cleve, Guylich en Berghe enz., keurt goed, dat Joist, graaf tot Bronckhorst en heer tot Borckloe, diens vrouw Maria, geboren dochter Van der Hoya en Broickhuysen, het vruchtgebruik geeft van de tienden te Ringenbergh up Velouwe in het kerspel Brymmen, alsmede van 8o rijnsche guldens 's jaars, gaande uit de renten in de Lymersche.
Gegeven in den jare unsers Heren duysent vijfthondert negen ind viertich den darthienden dach des maents Julii.
Oorspr. (Inv. n°. 214); het zegel van den oorkonder is verloren.

113 Marie, koningin van Hongrien, Bohemen enz., regentes, zendt aan den graaf van Bronckhorst een haar door dr. Wolfgang Breyning, procureur der zaken van de landen van Herweertsovere in de Rijckxcamer toegezonden overzicht van de door den graaf van Bronckhorst e.a. te betalen gelden tot onderhoud dier kamer, aan schatting, enz., waarbij zij gevoegd heeft een door haar opgesteld verweer, met verzoek daarbij z.n. aanteekeningen te maken.
Gescreven te Bruessele den VIIten dach van Septembri 1551.
Oorspr. (Inv. n°. 38), op papier, met de onderteekening van de oorkondster.

114 Joest, graaf tot Brunckhorst, heer tot Borckelloe, verzoekt aan Viglius van Sweichen, president van den Secreten Raad des keizers, om namens hem bij de koningin (de landvoogdes Maria) of elders, zijn belangen te bepleiten inzake het opbrengen van rijksbelasting, waartoe hij zich niet verplicht acht.
Datum Borckelloe den XIen Februarii anno etc. LII.
Minuut (Inv. n°. 38).

115 Dr. Jo van Stalbergen vraagt aan Wolter de Roe, genaamd van Heckeren, scholt te Lochum, naar aanleiding van een rapport, dat hij den keizer of de koningin-regentes moet uitbrengen, inlichtingen over eenige niet door de gravin opgegeven leenen, alsmede over de juistheid van het feit, dat ten tijde van wijlen graaf Joest het graafschap Bronckhorst een rijksleen is geworden.
Datum myt der ijll den achten Maiï anno LIIII bynnen Arnhem.
Oorspr. (Inv. n°. 38) op papier, niet de onderteekening van den oorkonder.

116 Kaerle, Roemsche keizer enz., beleent mr. Jurien Werninckhoff als gemachtigde van Armgart, weduwe Van Limborch, gravin tot Brunckhorst, vrouwe tot Stirum en Wisch, met den hof te Eelen en den hof te Heemsteden c.a. in Zallant, en met de tienden van Raede in het kerspel Steenre, gelijk haar neef, wijlen heer Joest, graaf tot Brunckhorst, heer tot Borckeloe, daarmede beleend was.
Gegeven in onser stadt Zwol den IXen dach van Octobri int jaer ons Heeren duysent vijffhondert vierenvijftich van onsen keyserrijeke 't XXXVe ende van onsen rijcken van Castillien ende anderen 't XXXIXe.
Oorspr. (Inv. n°. 235); het leenzegel van OverIJssel is verloren.

117 Nicolaus Hogius, licentiaat, schrijft aan Wilhelmus vonn Ede, rentmeester van het huis Brunckhorst, onder meer andere zaken over een mes, dat omstreeks Gotz dracht (hier: 30 April) door zekeren meester Henricus aan de vrouwe van Brunckhorst geleverd had moeten worden.
Raptim Collenn den 5 Maii anno 1557.
Oorspr. (Inv. n°. 38), op papier.

118 Maria, gravin ter Hoya en Bruickhuisen, gravin tot Brunckhorst, vrouwe tot Borckeloe, beleent, na overlijden van Bernd van Hackford, diens oudste dochter Jacob, bijgestaan door haren man Gosen van Raesfeldtt, scholt te Zuttphen, met het huis te Hackfordtt c.a., het goed te Schotthorst, den Marskamp en eenige met name genoemde tienden te Hackfordtt.
Geschiett ind gegeven in den jaer unses Heren dusent vijffhundert ind soeven und vijfftich opten XITIen dach Septembris.
Ongedateerd afschrift (Inv. n°. 159), (einde der 16e eeuw), door den notaris Johannes a Swinderen.

0381 Huis Bronkhorst

Inventaris

4. Regestenlijst

Delen

Doorsturen per email

Delen via Facebook

Delen via X (Twitter)

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Favoriet of een notitie maken

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Reageren

Stuur een reactie naar Gelders Archief

118

Maria, gravin ter Hoya en Bruickhuisen, gravin tot Brunckhorst, vrouwe tot Borckeloe, beleent, na overlijden van Bernd van Hackford, diens oudste dochter Jacob, bijgestaan door haren man Gosen van Raesfeldtt, scholt te Zuttphen, met het huis te Hackfordtt c.a., het goed te Schotthorst, den Marskamp en eenige met name genoemde tienden te Hackfordtt.
Geschiett ind gegeven in den jaer unses Heren dusent vijffhundert ind soeven und vijfftich opten XITIen dach Septembris.
Ongedateerd afschrift (Inv. n°. 159), (einde der 16e eeuw), door den notaris Johannes a Swinderen.

1557 September 13

Op hetzelfde blad bevinden zich afschriften der brieven , d.d. 1537 Juni 26 (Reg. n°. 93) en d.d. 1569 November 25 (Reg. n°. 145).

0381 Huis Bronkhorst

Zie ook: