Menu

De chat is beschikbaar van maandag tot en met vrijdag tussen 13:00 en 16:00 uur. Is de chat offline? Bekijk onze Veelgestelde vragen of stel uw vraag via ons contactformulier.

Uw zoekacties: Heren en graven van Culemborg

0370 Heren en graven van Culemborg

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden. 
 
Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer. 
  • Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
  • Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
  • Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden. 

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen. 

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht  om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien. 
 

 

beacon
 
 
Inleiding
01. Auteursrechten en andere rechten
02. Openbaarheid en citeren
03. De Heeren en Graven van Culemborg
04. Verwante geslachten
05. Het goederenbezit in het algemeen
06. De vorming en organisatie van het graafschap Culemborg
0370 Heren en graven van Culemborg
Inleiding
06.
De vorming en organisatie van het graafschap Culemborg
In het eerste hoofdstuk dezer inleiding is er reeds op gewezen, hoe de heeren van Bosinchem in de door hen in cultuur gebrachte lage landerijen bezuiden de Lek in de ze helft der 136 eeuw hun kasteel Culemborg gesticht hebben. De grond, waarop het kasteel verrees, was een leen van het kapittel van Oudmunster te Utrecht, doch werd in 1281 van dezen leenband ontslagen. De bij het kasteel ontstane nederzetting verkreeg een zelfstandig bestaan door haar afsplitsing van het kerspel Beusichem en de verheffing tot een afzonderlijke parochie in 1310 *  . De heer van Culemborg bracht deze zelfstandigheid ook op een wereldlijk plan, door in 1318 aan zijn "poorters tot Culemborg" verschillende vrijheden en voordelen te geven. Een stedelijke organisatie wordt in dezen brief niet ingesteld, hoewel er richter en schepenen in vermeld worden; eerst in 1339 is er sprake van de "stad" Culemborg en de heerlijkheid van dien naam *  .
Reeds in 1300 spreekt Hubrecht Schenck er van, dat zijn voorouders sedert onheugelijke tijden een polder tusschen Beesd en Culemborg in bezit gehad hebben, waarop hij echter zijn rechten niet kan bewijzen, zoodat hij dezen aan den graaf van Gelre in leen opdraagt *  . Zeer waarschijnlijk zijn het geheel of gedeeltelijk de als Parijs, Paveye, Lanxmeer, Rietveld en Zogewijk bekend staande buurschappen, die, wellicht vroeger ten deele dorpjes - door watervloeden onbewoonbaar gemaakt - het terrein vormden, dat buiten het stadsgebied viel en als de heerlijkheid Culemborg te herkennen is. Overigens zijn ook verschillende aanvullende aankoopen van landerijen in dit gebied geschied, die de heerlijkheid op nuttige wijze afgerond hebben *  . Het noordelijke gedeelte van Lanxmeer is in de 15e eeuw bij het stadsgebied getrokken en staat dan bekend als de "Nieuwstad", een eigen parochie vormende *  , welke als een nazaat mag worden beschouwd van het oude dorp met een kapel.
In den renversaal-leenbrief van 1339 *  wordt het gebied, dat de toenmalige heer van Culemborg erkende van den hertog van Gelre in leen te houden, omschreven als de stad, de heerlijkheid c.a., als gelegen tusschen Codden en den Gruenenwech. Nijhoff *  meende, dat slechts een gedeelte der heerlijkheid hieronder begrepen zou zijn, doch van Spaen *  zegt, dat het geheele gebied van de heerlijkheid hieronder zou vallen. Voor de opvatting van van Spaen pleit o.i., dat er in de latere leenbrieven niet over veranderingen in den omvang van het leengoed gesproken wordt, en dat in den leenbrief van 1441, den eerste, die een uitvoeriger omschrijving geeft, als grenzen genoemd worden: ten Oosten de Weidsteeg, dan langs de Lek tot aan den Groenen weg bij Rypersloot, ten Westen de Diefdijk en Zuidelijk de Bisschopsgraaf en de Beesderweg.
Dit is precies het terrein, dat blijkens de kaart van Perrenot van 1761 nog beschouwd werd als het gebied van het graafschap Culemborg (behalve dan Goilberdingen en Parijs, die geen Geldersche leenen waren). "Codden" van 1339, in 1423 "Coddenoirde" is nauwkeurig te localiseeren *  ; volgens de overweging in de memorie, vermeld in Inv. no. 2294, zou het terrein, vroeger bekend staande als Waterbeusichem, dat ten Noordwesten van de Weidsteeg tusschen den Lekdijk en den verlengden Oudaschen of Smalriemschen weg ligt, in 1339 niet tot de heerlijkheid Culemborg behoord hebben. Wellicht is dit stuk land bij een der transacties tusschen de heeren van Buren en van Culemborg (1396 en 1434-1437) aan den laatsten overgegaan.
De verheffing van Culemborg tot graafschap in 1555 omvatte echter meer dan de aan Gelre leenroerige goederen. In den leenbrief staat immers uitdrukkelijk, dat de Keizer de goederen, in leen gehouden van het hertogdom Gelre, het graafschap Holland en de heerlijkheid Utrecht, tot een graafschap verheft. Vanwege Holland beteekent dit Goilberdingen en Everdingen, vanwege Utrecht (indien tenminste een bisschoppelijk leen bedoeld wordt) moet dit Schalkwijk zijn *  . Wel waren nog verscheidene goederen, meer verwijderd gelegen, leenroerig aan de genoemde leenheeren, maar wij kunnen niet aannemen, dat deze onder het Graafschap gerekend moeten worden.
Het graafschap Culemborg, begrensd door Gelderland, Holland en Utrecht, en daarmede door leenbanden verbonden, had, evenals Buren - dat echter als domein van het Oranjehuis veel sterker stond - vaak nogal moeite met het doen eerbiedigen van zijn souvereiniteit door zijn machtige naburen. Met Gelderland is een zeer lange strijd *  gevoerd over de quaestie of Culemborg eigenlijk wel souverein was; de momber betoogde, dat de leenband souvereiniteit uitsloot. Het einde was, dat in 1677 de Staten van Gelre en Zutphen uitdrukkelijk de volledige onafhankelijkheid van het graafschap Culemborg erkenden, en deze bovendien tegen iederen aanvaller garandeerden.
Geschillen met Utrecht betroffen voornamelijk de rechten op den Lekstroom en jurisdictiegeschillen in het territoir benoorden den Lekdijk. Een hevig geschil met Holland ontstond in het jaar 1664, door het optreden van graaf Henrick Wolrad ten aanzien van Diederik de Mortaigne, die een Haagsche joffer geschaakt en naar Culemborg ontvoerd had. De Graaf had hem vrijgeleide gegeven, en weigerde het paar uit te leveren. De Staten van Holland gebruikten geweld, en de zaak eindigde in een groote blamage voor den Souverein (Zie Inv. no. 2359). Van eenig verband tot het Heilige Roomsche Rijk wordt in het archief niets gevonden, met uitzondering dan van de verheffing tot Graafschap door Keizer Karel V in 1555.
Wat betreft de rechterlijke indeeling en de rechtsbedeeling in het Graafschap valt hier alleen mede te deelen, dat sedert 1318 een richter, later scholt genaamd, met 7 schepenen (welk getal in de 17e en 18e eeuwen eenige malen gewijzigd werd) te Culemborg, stad en heerlijkheid, de rechtspraak uitoefende. Everdingen en Zijderveld vormden met Goilberdingen een afzonderlijk gericht, volgens een handvest van 1413 staande onder een richter en 7 schepenen. Van dit gericht was appèl op de hoofdbank te Culemborg, waarvan weder appèl openstond op den Grafelijken raad, die tevens als appèlhof diende in crimineele zaken, die door het Culemborgsche gericht over het geheele Graafschap werden berecht *  .
Mogen wij aannemen dat de heer van Culemborg in het bestuur zijner heerlijkheden, welker aantal zich gaandeweg uitbreidde, aanvankelijk genoeg had aan de hulp van eenige anonyme raadgevers, geestelijk en wereldlijk, onder wie zijn kapelaan en zijn drost of stadhouder wel de voornaamste. zullen zijn geweest, eerst in 1556 vinden wij gegevens omtrent een meer geordenden raad van bijstand, nl. door de benoeming vaneen 3-tal Raden, wier instructie ook is overgeleverd *  . Zij zullen wel de opvolgers zijn van de onder Elisabeth bestaande "raadsvrunden". In de memoriën van graaf Floris I (Inv. no. 1648) is er herhaaldelijk sprake van reorganisatie, van een te benoemen "directeur"; een nieuwe regeling is echter voorloopig uitgebleven. Blijkens hun instructie waren de Raden verplicht zoowel op bestuurs-, judicieel- als beheersgebied voor hun meester op te treden. In 1557 kregen zij ook processen te berechten, door het stadsgericht naar hen verwezen, en de zaken, rechtstreeks bij den Graaf aangebracht, alsook zaken in revisie. Het college vergaderde op den Nederhof van het kasteel in de zg. Raadkamer, en droeg eveneens dien naam.
Onder de regeering van graaf Georg Friedrich, waarschijnlijk in 1676, is de taak van de Raadkamer gesplitst; de Camer van Justitie behandelde de processueele zaken, de Domein- en Rekenkamer de beheerszaken en, voor zoover noodig, ook de bestuurszaken. Ook de registratuur werd toen gesplitst (zie Inv. no. 1555 en recht. arch. Culemborg no. 8). Naast de gerichtelijke en bestuursadministratie speelde de financieele administratie een groote rol. Voor de verschillende domeinen waren rentmeesters aanwezig; de rekeningen van de rentmeesters van Culemborg beginnen al in 1358, en loopen met kleine onderbrekingen door tot in 1578, toen graaf Floris I zich persoonlijk met de financiën ging bemoeien *  .
Sedert 1598 treedt op een rentmeester-generaal van alle goederen van den Graaf, tevens was hij rentmeester-,,particulier" van de goederen onder Culemborg en Buren; de administraties bleven echter gescheiden *  . In de eerste functie was hij opvolger van den sedert 1543 optredenden te Culemborg resideerenden *  ontvanger-generaal van de goederen van de erven Van Pallandt, die de sloten van de rekeningen der verschillende rentmeesters ontving. Deze rentmeester-generaal verdwijnt na 1602 van het tooneel, en de rentmeesters der verschillende rentambten blijven zelfstandig hun functie uitoefenen. In 1768 werden de administraties van de Culemborgsche domeinen met die van de geestelijke goederen en de Burensche goederen vereenigd *  , welke administratie tot in 1810 zoo bleef voortbestaan.
Omtrent de geestelijke goederen in het graafschap Culemborg valt het volgende op te merken: Naast de kerkfabriek bestond in de St. Barbarakerk de administratie van het kapittel met zijn proosdij en vicarieën. Dan was er in de Nieuwstad de kerkfabriek van St. Jan en het klooster Jerusalem, in Culemborg het klooster Mariëncroon en eenige broederschappen. Na de Hervorming werden de goederen door den Graaf in beslag genomen, waarbij de inkomsten gebruikt werden om de overgebleven beneficianten te verzorgen en voorts ad pios usus. Nadat reeds van 1580-'82 een gecombineerde administratie had bestaan van alle geestelijke goederen *  , traden sedert 1602 rentmeesters op van eenige geestelijke goederen in stad en graafschap, nl. Proosdij, vicarieën en convent Jerusalem. In 1606 kwam daarbij de pastorie van Everdingen, in 1652 het kapittel en het convent Mariëncroon, de beide laatste sedert 1643 gezamenlijk door een rentmeester beheerd *  , en daarvóór door afzonderlijke functionarissen geadministreerd. De afhooring der rekeningen geschiedde door den Heer (Graaf) of zijn plaatsvervangers, sedert 1581 wordt vermeld de Rekenkamer *  , bestaande uit den hofmeester of stadhouder, drost en beide oudste raden, van wie de drost of de stadhouder als "directeurs" optraden, met een secretaris en een copiist.
Naast deze groote administraties zijn nog te vermelden het beheer van den hofmeester, die het grafelijk "Comptoir", d.w.z. de particuliere kas van den Graaf, onder zich had, en wiens rekeningen sedert 1654 vervolgd worden in de z.g. extra-ordinaris rekeningen (rekeningen van de extra-ordinaris inkomsten en uitgaven), ook wel extra-ordinaris camerontvang genoemd. Sedert 1755 zijn zij ook opgenomen in de gecombineerde rekeningen, hieronder te vermelden *  . Een andere serie rekeningen is die van den ontvangst van den termijn van ƒ 8000.-, den Graaf toekomende uit de middelen van het Graafschap, dus een soort civiele lijst. Zij loopt van 1645 af en eindigt in 1682 *  . Ook rekeningen van de Hofhouding zijn natuurlijk aanwezig; zij vormen een zeer onregelmatige serie, die in 1714 een einde neemt, en worden begeleid door een serie extra-ordinaris hofrekeningen (1680-1696).
Meer in het bijzonder Culemborgsche rekeningen - de andere betreffen meestal het persoonlijk inkomen van den Graaf - zijn die van den schout van het BroEck, d.w.z. den ontvanger van het Gemeeneland van Culemborg. Zij vielen niet onder de Grafelijke administratie, maar werden door den Graaf afgehoord. Voorts die van de contributiën of ordinaris-middelen van het Graafschap, die in 1755 gecombineerd werden met de administratie der extra-ordinaris middelen van het Graafschap en met de bovengenoemde camerontvangst- rekeningen. De serie eindigt in 1793 *  . Sedert het begin der 18e eeuw is er een nauwe samenwerking te bespeuren tusschen den Grafelijken Raad als bestuurders van het land en den Magistraat als bestuurders van de stad; op een met nader te bepalen tijdstip ontstond dan ook een college van Raden en Magistraat, waarvan afzonderlijk resolutieboeken, beginnende in 1765, bewaard zijn (Inv. no. 2903). Evenals de andere regeeringscolleges staakten Raden en Magistraat hun werkzaamheden in 1794.
07. De leenkamer
08. De geestelijke stichtingen in het graafschap Culemborg
09. De andere bezittingen in Gelderland
10. Bezittingen elders
11. Het archief
12. Aanpassingen in de oorspronkelijke versie van de inventaris

Kenmerken

Datering:
1241-1810
Auteur:
A.P. van Schilfgaarde, K.J.W. Peeneman, W.F.M. Ahoud
 
 
 

Contact

location Westervoortsedijk 67-D
     6827 AT Arnhem
     (parkeerplaats aan de
     Mercatorweg)

E-mail Contactformulier
Telefoon  Telefoon
calender2 Openingstijden studiezaal