0193
ORA Overbetuwe
Inleiding
2. Het gericht van Overbetuwe
0193 ORA Overbetuwe
Inleiding
2.
Het gericht van Overbetuwe
laatste wijziging 09-09-2013
De hoge en lage rechtspraak in het ambt van Overbetuwe werd uitgeoefend door Ambtman en Ridderschap (Hoogadellijk gericht of “Jonkers”), heel vroeger door alle geërfden. Het was een zoge-naamd ommegaand gericht.
De criminele rechtspraak stond onder de supervisie van het Hof; einde 1802 ging deze over aan het Departementaal Gerechtshof. Na 1803 zijn er in het ambt van Overbetuwe geen criminele vonnissen meer gewezen.
De Tegenwoordige Staat merkt op, dat er twee gewoonlijke rechtsdagen in dit ambt werden gehouden; de eerste hield men voor enige jaren (tot 1721) te Elst des Dinsdags na Jubilate, en des Donderdags daaraanvolgende te Bemmel, de tweede op de tweede Dinsdag post Lamberti te Elst en des Donderdags daarna te Bemmel; zijnde de bijzondere gerichten van Andelst of Aalst en Valburg reeds voor circa 300 jaren met het gericht te Elst, en de bank van Ressen en Doornik in het jaar 1611 met het gericht van Bemmel verenigd. Doch in het jaar 1721 werd het gericht van Bemmel naar Elst overgebracht. De gerichten van Herwen en Aerdt werden toen nog afzonderlijk gehouden tot in het jaar 1734, toen zij eveneens naar Elst overgebracht zijn. Bovendien was er een gerichtsbank te Lent, waarvan echter de Teg. Staat zomin als Beekman melding maken.
Het ambt was verdeeld in 5 pander- of schoutambten, t.w.
a. Panderambt van Elst, w.o. Elst en Elden
b. Panderambt van Valburg, w.o. Valburg, Oosterhout, Slijk-Ewijk Herveld, Andelst (Aalst) en Zetten
c. Panderambt van Heteren, w.o. Heteren, Driel en Randwijk
d. Panderambt van Bemmel, w.o. Bemmel, Angeren, Doornenburg, Halderen, Doornik, Ressen en Lent
e. Panderambt van Herwen en Aerdt, w.o. Herwen en Aerdt
Vonnissen, in dit ambt gewezen, werden oudtijds op de Praest tegenover Arnhem geklaard.
Zie Beekman, De Republiek in 1795, blz. 63, en Tegenwoordige Staat, XIII, blz. 164, 256 en 264.
De criminele rechtspraak stond onder de supervisie van het Hof; einde 1802 ging deze over aan het Departementaal Gerechtshof. Na 1803 zijn er in het ambt van Overbetuwe geen criminele vonnissen meer gewezen.
De Tegenwoordige Staat merkt op, dat er twee gewoonlijke rechtsdagen in dit ambt werden gehouden; de eerste hield men voor enige jaren (tot 1721) te Elst des Dinsdags na Jubilate, en des Donderdags daaraanvolgende te Bemmel, de tweede op de tweede Dinsdag post Lamberti te Elst en des Donderdags daarna te Bemmel; zijnde de bijzondere gerichten van Andelst of Aalst en Valburg reeds voor circa 300 jaren met het gericht te Elst, en de bank van Ressen en Doornik in het jaar 1611 met het gericht van Bemmel verenigd. Doch in het jaar 1721 werd het gericht van Bemmel naar Elst overgebracht. De gerichten van Herwen en Aerdt werden toen nog afzonderlijk gehouden tot in het jaar 1734, toen zij eveneens naar Elst overgebracht zijn. Bovendien was er een gerichtsbank te Lent, waarvan echter de Teg. Staat zomin als Beekman melding maken.
Het ambt was verdeeld in 5 pander- of schoutambten, t.w.
a. Panderambt van Elst, w.o. Elst en Elden
b. Panderambt van Valburg, w.o. Valburg, Oosterhout, Slijk-Ewijk Herveld, Andelst (Aalst) en Zetten
c. Panderambt van Heteren, w.o. Heteren, Driel en Randwijk
d. Panderambt van Bemmel, w.o. Bemmel, Angeren, Doornenburg, Halderen, Doornik, Ressen en Lent
e. Panderambt van Herwen en Aerdt, w.o. Herwen en Aerdt
Vonnissen, in dit ambt gewezen, werden oudtijds op de Praest tegenover Arnhem geklaard.
Zie Beekman, De Republiek in 1795, blz. 63, en Tegenwoordige Staat, XIII, blz. 164, 256 en 264.
Volgens mededeling van Mr. W. de Vries zijn de gegevens van de Tegenwoordige Staat niet juist. Er zijn volgens hem in Overbetuwe steeds twee gerichtsbanken geweest (afgezien van de banken te Lent en Herwen en Aerdt), waarvan een tot 1721 te Bemmel gevestigd was, de andere aanvankelijk te Andelst of Aalst. Laatstgenoemde bank zou later naar Valburg zijn verlegd en van daar naar Elst. De te Bemmel gevestigde bank zou in 1611 verenigd zijn met die van de voormalige heerlijkheid Ressen en Doornik. Later, in 1721, werd het gericht van Bemmel naar Elst overgebracht. Zie de aantekenin-gen bij Inv. n. 237.
In het art. van Van Schevichaven over het Rijk van Nijmegen (Gelre dl. III der Bijdr. en Med.) staat op blz. 69: “Herwen (1557) wordt door de meeste schrijvers tot het Rijk van Nijmegen gerekend, en met recht. Den 23 Maart bepaalde koning Philips als de hertog van Gelre, dat het appèl van het gericht van Herwen en Aart vervolgd zou worden vóór den burggraaf en schepenen van Nijmegen op den burcht aldaar, en niet bij klaring op de Praest, mits dat bij de gedingen en de gewoonten en oude herkomen van de Overbetuwe zouden in acht genomen worden. De ambtman en ridderschap van Overbetuwe beweerden, dat Herwen en Aart vóór de verpanding aan Gelderland waren gekomen. Daarentegen werd door Nijmegen bewezen, dat van de vroegste tijden af de appèllen dier dorpen op de burcht waren vervolgd en uitgesproken, en dat zij “voormaals geressorteerd hadden onder het Rijk van Nijmegen”.
De uitspraak werd bekrachtigd onder dezelfde voorwaarden bij vonnis van het Hof van Gelderland, den 30 Sept. 1564. In de Betouw, Verv. Des Handv. Bl. 113 en Handv. Blz. 279. De oorspronkelijke stukken en minuten van het rechtsgeding , ao 1555-1564, berusten op het archief te Nijmegen”. (Zie inv. nos 3258 en 3259, dr. De Jong, Oud-Archief Gem. Nijmegen).
In het art. van Van Schevichaven over het Rijk van Nijmegen (Gelre dl. III der Bijdr. en Med.) staat op blz. 69: “Herwen (1557) wordt door de meeste schrijvers tot het Rijk van Nijmegen gerekend, en met recht. Den 23 Maart bepaalde koning Philips als de hertog van Gelre, dat het appèl van het gericht van Herwen en Aart vervolgd zou worden vóór den burggraaf en schepenen van Nijmegen op den burcht aldaar, en niet bij klaring op de Praest, mits dat bij de gedingen en de gewoonten en oude herkomen van de Overbetuwe zouden in acht genomen worden. De ambtman en ridderschap van Overbetuwe beweerden, dat Herwen en Aart vóór de verpanding aan Gelderland waren gekomen. Daarentegen werd door Nijmegen bewezen, dat van de vroegste tijden af de appèllen dier dorpen op de burcht waren vervolgd en uitgesproken, en dat zij “voormaals geressorteerd hadden onder het Rijk van Nijmegen”.
De uitspraak werd bekrachtigd onder dezelfde voorwaarden bij vonnis van het Hof van Gelderland, den 30 Sept. 1564. In de Betouw, Verv. Des Handv. Bl. 113 en Handv. Blz. 279. De oorspronkelijke stukken en minuten van het rechtsgeding , ao 1555-1564, berusten op het archief te Nijmegen”. (Zie inv. nos 3258 en 3259, dr. De Jong, Oud-Archief Gem. Nijmegen).
laatste wijziging 04-10-2023
1.193 beschreven archiefstukken
362 gedigitaliseerd
totaal 242.680 bestanden
Inventaris
laatste wijziging 04-10-2023
1.193 beschreven archiefstukken
362 gedigitaliseerd
totaal 242.680 bestanden
Kenmerken
laatste wijziging 04-10-2023
1.193 beschreven archiefstukken
362 gedigitaliseerd
totaal 242.680 bestanden