0124
Hof van Gelre en Zutphen
Inleiding
laatste wijziging 05-03-2024
21.034 beschreven archiefstukken
3.949 gedigitaliseerd
totaal 2.482.244 bestanden
Inventaris
III. Bescheiden van rechterlijke aard, herkomstig van het Hof van Gelre en Zutphen, 1543-1795, het Hof van Justitie, 1795-1802 en het Departementaal Gerechtshof, 1802-1811
A. Rechtspleging in eerste aanleg
1. Criminele zaken
N.B. Zie de Inleiding, hoofdstuk VII, I, de alinea betr. de inquisitoire of extra-ordinaris procedure en betr. de accusatoire of ordinaris procedure. Zie voorts: kanselarij-ordonnantie van 1547, art.29, en kanselarij-ordonnantie van 1622/1651 artt. 37-42. Ook zij verwezen naar hoofdstuk VI, de criminele procedure volgens Departementaal reglement voor Gelderland van 1802, artt. 72-83, en de mombersinstructie van 1803. In criminele (lijfstraffelijke) zaken was voor het Hof de extra-ordinaris procedure regel. De beklaagde was hierbij voorwerp van onderzoek (géén procespartij) van de met de instructie belaste commissarissen uit het Hof en/of de momber. Het Hof kon evenwel aan de beklaagde een ordinaris proces toestaan, waarbij de momber eiser was en de beklaagde, bijgestaan door een advocaat, verweerder. In een dergelijk ordinaris, civiliter gevoerd, proces kon naar gelang van de omstandigheden een criminele sententie vallen.
N.B. Zie de Inleiding, hoofdstuk VII, I, de alinea betr. de inquisitoire of extra-ordinaris procedure en betr. de accusatoire of ordinaris procedure. Zie voorts: kanselarij-ordonnantie van 1547, art.29, en kanselarij-ordonnantie van 1622/1651 artt. 37-42. Ook zij verwezen naar hoofdstuk VI, de criminele procedure volgens Departementaal reglement voor Gelderland van 1802, artt. 72-83, en de mombersinstructie van 1803. In criminele (lijfstraffelijke) zaken was voor het Hof de extra-ordinaris procedure regel. De beklaagde was hierbij voorwerp van onderzoek (géén procespartij) van de met de instructie belaste commissarissen uit het Hof en/of de momber. Het Hof kon evenwel aan de beklaagde een ordinaris proces toestaan, waarbij de momber eiser was en de beklaagde, bijgestaan door een advocaat, verweerder. In een dergelijk ordinaris, civiliter gevoerd, proces kon naar gelang van de omstandigheden een criminele sententie vallen.
a. Sententiën, procesdossiers en verdere bescheiden
4811b Stukken inzake Andreas van Dam, substituut-momber, klager, tegen Herman Jalink, commies ter recherche te Groenlo, beklaagde wegens deelneming aan de politieke beweging of plooierij op 21 en 22 februari binnen Groenlo, 1716. 1 omslag
N.B. Aan Herman Jalink, die met medewerking van Gedeputeerde Staten van het Zutphense Kwartier gevangen genomen was, werd toegestaan een advocaat te nemen. Het pleidooiboek ordinaris van het Hof, deel 79 (inv.nr. 6148), fol. 61 vso, 9 october 1716, behelst de pleidooien van partijen in deze zaak. Het Hof had de subst.- momber 1 april 1716 gelast een onderzoek tegen Herman Jalink in te stellen, zie inv.nr. 33 in dato.
N.B. Aan Herman Jalink, die met medewerking van Gedeputeerde Staten van het Zutphense Kwartier gevangen genomen was, werd toegestaan een advocaat te nemen. Het pleidooiboek ordinaris van het Hof, deel 79 (inv.nr. 6148), fol. 61 vso, 9 october 1716, behelst de pleidooien van partijen in deze zaak. Het Hof had de subst.- momber 1 april 1716 gelast een onderzoek tegen Herman Jalink in te stellen, zie inv.nr. 33 in dato.
0124 Hof van Gelre en Zutphen
Inventaris
III. Bescheiden van rechterlijke aard, herkomstig van het Hof van Gelre en Zutphen, 1543-1795, het Hof van Justitie, 1795-1802 en het Departementaal Gerechtshof, 1802-1811
A. Rechtspleging in eerste aanleg
1. Criminele zaken
N.B. Zie de Inleiding, hoofdstuk VII, I, de alinea betr. de inquisitoire of extra-ordinaris procedure en betr. de accusatoire of ordinaris procedure. Zie voorts: kanselarij-ordonnantie van 1547, art.29, en kanselarij-ordonnantie van 1622/1651 artt. 37-42. Ook zij verwezen naar hoofdstuk VI, de criminele procedure volgens Departementaal reglement voor Gelderland van 1802, artt. 72-83, en de mombersinstructie van 1803. In criminele (lijfstraffelijke) zaken was voor het Hof de extra-ordinaris procedure regel. De beklaagde was hierbij voorwerp van onderzoek (géén procespartij) van de met de instructie belaste commissarissen uit het Hof en/of de momber. Het Hof kon evenwel aan de beklaagde een ordinaris proces toestaan, waarbij de momber eiser was en de beklaagde, bijgestaan door een advocaat, verweerder. In een dergelijk ordinaris, civiliter gevoerd, proces kon naar gelang van de omstandigheden een criminele sententie vallen.
N.B. Zie de Inleiding, hoofdstuk VII, I, de alinea betr. de inquisitoire of extra-ordinaris procedure en betr. de accusatoire of ordinaris procedure. Zie voorts: kanselarij-ordonnantie van 1547, art.29, en kanselarij-ordonnantie van 1622/1651 artt. 37-42. Ook zij verwezen naar hoofdstuk VI, de criminele procedure volgens Departementaal reglement voor Gelderland van 1802, artt. 72-83, en de mombersinstructie van 1803. In criminele (lijfstraffelijke) zaken was voor het Hof de extra-ordinaris procedure regel. De beklaagde was hierbij voorwerp van onderzoek (géén procespartij) van de met de instructie belaste commissarissen uit het Hof en/of de momber. Het Hof kon evenwel aan de beklaagde een ordinaris proces toestaan, waarbij de momber eiser was en de beklaagde, bijgestaan door een advocaat, verweerder. In een dergelijk ordinaris, civiliter gevoerd, proces kon naar gelang van de omstandigheden een criminele sententie vallen.
a. Sententiën, procesdossiers en verdere bescheiden
4811b
Stukken inzake Andreas van Dam, substituut-momber, klager, tegen Herman Jalink, commies ter recherche te Groenlo, beklaagde wegens deelneming aan de politieke beweging of plooierij op 21 en 22 februari binnen Groenlo, 1716. 1 omslag
N.B. Aan Herman Jalink, die met medewerking van Gedeputeerde Staten van het Zutphense Kwartier gevangen genomen was, werd toegestaan een advocaat te nemen. Het pleidooiboek ordinaris van het Hof, deel 79 (inv.nr. 6148), fol. 61 vso, 9 october 1716, behelst de pleidooien van partijen in deze zaak. Het Hof had de subst.- momber 1 april 1716 gelast een onderzoek tegen Herman Jalink in te stellen, zie inv.nr. 33 in dato.
N.B. Aan Herman Jalink, die met medewerking van Gedeputeerde Staten van het Zutphense Kwartier gevangen genomen was, werd toegestaan een advocaat te nemen. Het pleidooiboek ordinaris van het Hof, deel 79 (inv.nr. 6148), fol. 61 vso, 9 october 1716, behelst de pleidooien van partijen in deze zaak. Het Hof had de subst.- momber 1 april 1716 gelast een onderzoek tegen Herman Jalink in te stellen, zie inv.nr. 33 in dato.
Datering:
1716
Omvang:
omslag
laatste wijziging 17-02-2014
laatste wijziging 05-03-2024
21.034 beschreven archiefstukken
3.949 gedigitaliseerd
totaal 2.482.244 bestanden
Kenmerken
Datering:
(1425) 1543-1811 (1902)
Auteur:
A.J. Maris, H.L. Driessen/F. Keverling Buisman (Album advocatorum)/K.J.W. Peeneman
laatste wijziging 05-03-2024
21.034 beschreven archiefstukken
3.949 gedigitaliseerd
totaal 2.482.244 bestanden