0124
Hof van Gelre en Zutphen
Inleiding
7. Bijlagen
7.2 Album advocatorum Curiae Ducatus Gelriae et Comitatis Zutphaniae. Register van bij het Hof van Gelre en Zutphen toegelaten advocaten, 1610-1811. Frank Keverling Buisman, 2010.
1. Inleiding
1.3. De admissie en registratie als advocaat
0124 Hof van Gelre en Zutphen
Inleiding
7. Bijlagen
7.2 Album advocatorum Curiae Ducatus Gelriae et Comitatis Zutphaniae. Register van bij het Hof van Gelre en Zutphen toegelaten advocaten, 1610-1811. Frank Keverling Buisman, 2010.
1. Inleiding
1.3.
De admissie en registratie als advocaat
laatste wijziging 29-07-2013
Om als advocaat toegelaten te worden diende een aspirant-advocaat zich bij het Hof aan te melden. Daarvoor was een verzoekschrift, ingediend door een reeds geregistreerd advocaat voldoende, met als bijlage (een kopie van) de promotiebul. Op basis daarvan werd dan de eed afgelegd. Van enige vorm van inschrijving in een register wordt in de ordonnantie van 1610 niet gerept. In het concept van de hernieuwde Kanselarij-ordonnantie uit 1622 die in 1651 van kracht zou worden, werd in artikel 47 vastgelegd dat de advocaten niet alleen beëdigd, maar ook ingeschreven moesten worden. Dergelijke registers van inschrijving van toegelaten advocaten zijn – als ze al zijn aangelegd – in ieder geval niet meer in het archief van het Hof van Gelre en Zutphen en zijn rechtsopvolgers (tot 1811) aangetroffen. *
Van de meeste andere gewestelijke hoven zijn die wel bewaard gebleven en ten dele gepubliceerd. * Een goed overzicht van de advocaten bij het Gelderse Hof heeft tot nu toe echter ontbroken.
Toch zijn wel de nodige namen van advocaten bekend. Ten eerste bevat het Arnhemsch Handboekje, een almanak met onder meer namen van bestuurders van in Arnhem en in het kwartier van Veluwe gevestigde bestuursinstellingen, dat van 1739 tot 1794 verscheen, lijsten van bij het Hof geadmitteerde advocaten, met het jaar van hun admissie. * Ten tweede bevat de ledenlijst van de Sint Lucasbroederschap, een rechtsgeleerd gezelschap in Arnhem, die loopt over de jaren 1611 tot 1797, veel advocaten. Die ledenlijst is echter nooit volledig gepubliceerd; mevr. dr. A.J. Maris nam bij haar publicatie over dit gezelschap als ‘Bijvoegsel’ een overzicht op van de vermelding van de wapens (66 stuks) in het album van deze broederschap én van de namen van de aanwezigen bij een feestmaaltijd en aansluitende vergadering uit 1739. * Daar er van dat gezelschap ook andere juristen lid waren is die ledenlijst als zodanig voor de advocatuur niet sluitend is. Zo waren de raadsheren van het Hof ipso facto lid van de broederschap, zodat hun namen niet in het lidmaatschapsregister voorkomen.
Het ontbreken van een goed inzicht van bij het Hof toegelaten advocaten heeft er toe geleid dat er door mij een overzicht met admissies als advocaat uit de beschikbare bronnen is samengesteld. Het gaat in totaal om 462 advocaten, die in de periode 1610-1811 de eed hebben afgelegd. De aanmeldingen en eedsafleggingen van de advocaten bij het Hof van Gelre en Zutphen staan vermeld in de zogenaamde ‘Appoinctementen-boecken’, registers van beschikkingen op verzoekschriften van rechterlijke en niet-rechterlijke aard aan het Hof uit de jaren 1596-1811. Het betreft hier een reeks van veertig delen, waarin de verzoeken om als advocaat toegelaten te worden tussen alle andere rekwesten in geregistreerd werden (Archief Hof van Gelre en Zutphen, inv. nrs. 1161-1200). Gelukkig zijn de bewuste verzoekschriften redelijk goed herkenbaar, daar zij door een andere hand in de registers werden ingeschreven. De ingekomen verzoekschriften zelf zijn vanaf 1710 bewaard gebleven in 10 pakken, en lopen ook door tot en met begin 1811. *
Naast de naam van de advocaat en de datum van zijn eedsaflegging bij het Hof zijn in dit overzicht ook opgenomen de universiteit, waar de promotie heeft plaatsgehad, en de datum daarvan, alsmede de plaats van herkomst van de betrokkene. Voor die laatste gegevens is o.m. gebruik gemaakt van gepubliceerde Alba promotorum van de gewestelijke universiteiten ten tijde van de Republiek (Leiden, Franeker, Groningen, Utrecht en Harderwijk). * Aanvullende informatie is geput uit de desbetreffende Alba Studiosorum van deze universiteiten en andere aanvullende bronnen, vooral van genealogische aard. Voor de informatie over diegenen die hun bul aan een buitenlandse universiteit behaalden – vooral die in Frankrijk waren in de zeventiende eeuw in trek – ben ik prof. dr. W.Th. M. Frijhoff erkentelijk. Tenslotte wordt aangegeven of de advocaat lid is geweest van de al meermalen genoemde Sint Lucasbroederschap, op basis van de inschrijvingen in het album van die organisatie. *
De eerste advocaten werden al kort na de vaststelling van de ordonnantie van 30 maart 1610 beëdigd. Op 18 april 1610 werden er zes in de eed genomen, te weten dr. Goossen van Steenler, dr. Laurentius de Sille, dr. Everhardt van Staveren, dr. Nicolaus de Vooght, dr. Jacob van Wetten en dr. Everhardt Poitouw; één dag later volgde nog dr. Reyner Schrassert. Sindsdien zijn er regelmatig nieuwe advocaten toegelaten, tot en met 29 januari 1811, één maand voor de opheffing van het Departementaal Gerechtshof, toen Henricus Jan ’t Hooft uit Zutphen als laatste zijn advocateneed aflegde. Voor nadere informatie over de aantallen toegelaten advocaten in de loop van die twee eeuwen verwijs ik naar mijn beide artikelen over de advocaten bij het Hof. Na de invoering van de Franse wetgeving (en Franse rechterlijke organisatie) per 1 maart 1811) werden de advocaten na hun beëdiging per arrondissement op een ‘tableau’ geregistreerd, in volgorde van anciënniteit.
Een enkele keer kwam het voor dat een advocaat onder voorwaarden werd toegelaten. Dat gebeurde al direct in 1610 toen het Hof akkoord ging met een tijdelijke toelating van Gerard Sluysken, lid van een bekende Arnhemse familie, die geen universitaire graad bezat. Het Hof besloot op advies van zijn confraters dat hij nog uiterlijk één jaar als advocaat en twee jaar als procureur zou mogen optreden, ten einde hem in staat te stellen zijn studie af te ronden. * Hij was namelijk op 13 september 1604 in Leiden als student ingeschreven, maar kennelijk (nog) niet gepromoveerd. * Later werden nog dr. Johan Swaen (1658) en dr. Cornelis Ravensbergh (1731) toegelaten, onder voorwaarde dat zij de advocatuur bij het Hof niet zouden uitoefenen, zolang zij nog geen ontslag uit hun ambt als respectievelijk deurwaarder en klerk bij het Hof hadden genomen.
laatste wijziging 26-03-2024
21.034 beschreven archiefstukken
3.970 gedigitaliseerd
totaal 2.488.105 bestanden
Inventaris
laatste wijziging 26-03-2024
21.034 beschreven archiefstukken
3.970 gedigitaliseerd
totaal 2.488.105 bestanden
Kenmerken
Datering:
(1425) 1543-1811 (1902)
Auteur:
A.J. Maris, H.L. Driessen/F. Keverling Buisman (Album advocatorum)/K.J.W. Peeneman
laatste wijziging 26-03-2024
21.034 beschreven archiefstukken
3.970 gedigitaliseerd
totaal 2.488.105 bestanden