1606 Oral History; Leven op landgoederen
Inventaris
23.01 Interview met Baron van Verschuer
Titel:
Interview met Baron van Verschuer
Beschrijving:
Het bedrijf op Landgoed Heerlijkheid Mariënwaerdt. Baron van Verschuer (1927) woont met zijn vrouw in het ‘Grote Huis’ dat het centrum is van Landgoed Heerlijkheid Mariënwaerdt in de Betuwe. Het is meer dan 275 jaar in bezit van opeenvolgende generaties. Na het overlijden van zijn vader kreeg de baron de verantwoordelijkheid voor het landgoed. Met 900 ha. is het een van de grootste landgoederen. De baron vertelt over het landgoed (oral history).Thema’s die aan de orde komen:
Bedrijf. Als echte ondernemers wordt het landgoed in stand gehouden: met biologische landbouw, een bed & breakfast, een paardencentrum, een pannenkoekhuis, een winkel waar producten van het land worden verkocht, een imkerij als zorgboerderij. Het landgoed is opengesteld voor publiek. Vroeger verpachtte Mariënwaerdt boerderijen. Nu is het bedrijf uitgebreid met een grootveebedrijf. Er zijn nu meer terreinen in eigen beheer en de familie gebruikt het zelf.
Beheer. De vereniging Vrienden van Mariënwaerdt helpt met werkzaamheden en praat, samen met kinderen en kleinkinderen, mee over het beheer van het landgoed. Probleem was een teveel aan personeel en door de crisisjaren en oorlog veel achterstallig onderhoud aan gebouwen. Verder moest er geïnvesteerd in modernisering van gebouwen. Verkaveling moest een eind maken aan versnippering. Met de verkoop van grote zware iepenbomen kon alles gefinancierd worden. Er kan niet van het landgoed geleefd worden, dus moest de baron voor anderen banen zorgen. Een rentmeester deed een aantal zaken.
Het huis. Veertig jaar geleden is de baron met zijn vrouw in het huis komen wonen. Daarvoor werd het alleen in de zomer bewoond. Het is ingrijpend verbouwd, met centrale verwarming en badkamers. Omdat water een probleem is, wordt op de eerste verdieping gewoond.
Bedrijf. Als echte ondernemers wordt het landgoed in stand gehouden: met biologische landbouw, een bed & breakfast, een paardencentrum, een pannenkoekhuis, een winkel waar producten van het land worden verkocht, een imkerij als zorgboerderij. Het landgoed is opengesteld voor publiek. Vroeger verpachtte Mariënwaerdt boerderijen. Nu is het bedrijf uitgebreid met een grootveebedrijf. Er zijn nu meer terreinen in eigen beheer en de familie gebruikt het zelf.
Beheer. De vereniging Vrienden van Mariënwaerdt helpt met werkzaamheden en praat, samen met kinderen en kleinkinderen, mee over het beheer van het landgoed. Probleem was een teveel aan personeel en door de crisisjaren en oorlog veel achterstallig onderhoud aan gebouwen. Verder moest er geïnvesteerd in modernisering van gebouwen. Verkaveling moest een eind maken aan versnippering. Met de verkoop van grote zware iepenbomen kon alles gefinancierd worden. Er kan niet van het landgoed geleefd worden, dus moest de baron voor anderen banen zorgen. Een rentmeester deed een aantal zaken.
Het huis. Veertig jaar geleden is de baron met zijn vrouw in het huis komen wonen. Daarvoor werd het alleen in de zomer bewoond. Het is ingrijpend verbouwd, met centrale verwarming en badkamers. Omdat water een probleem is, wordt op de eerste verdieping gewoond.
Datering:
20-04-2011
Interviewer:
Tine Aarsen
Auteursrechthebbende:
Gelders Archief
Uitleg auteursrechten:
Dit werk is vanwege auteursrechten alleen zichtbaar in de studiezaal van het Gelders Archief. Disclaimer
Ga naar dit stuk:
laatste wijziging 09-04-2019
1 gedigitaliseerd
1606 Oral History; Leven op landgoederen
Inventaris
26.01 Interview met Willem Koudijs
Titel:
Interview met Willem Koudijs
Beschrijving:
Willem Koudijs (1941) vertelt over zijn vader die boswachter was van Het Luntersche Buurtbosch (oral history) bij het landgoed Dennenhorst. Zijn vader heeft het werk van boswachter van diens vader, die de eerste boswachter was, overgenomen. Willem heeft zijn vader niet opgevolgd als boswachter.Thema’s die in het verhaal aan de orde komen:
Wonen in het Buurtbosch. Vader was arm en had geen pensioen. Daarom mocht hij zijn hele leven in een huis van het Buurtbosch blijven wonen.
Het werk voor het Buurtbosch ging samen met het werk voor het Pinetum. De boswachters van het Buurtbosch hielpen mee met de aanleg, onderhoud en het beheer van het Pinetum. Eén keer per jaar werd in Zundert plantgoed gehaald voor het Buurtbosch en het Pinetum. Maar het Buurtbosch had ook zelf een kwekerij waar plantgoed gekweekt werd. Voor het werk werden mensen ingehuurd. Op zaterdag werd dan geld bij de notaris gehaald om de ingehuurde mensen te betalen.
Houtverkoping. Ieder jaar was er een houtverkoping. De bomen die weg moesten werden gemerkt (‘geblest’), omgezaagd en in stapeltjes (‘perceeltjes’) langs het pad gelegd. Als er veel gezaagd moest worden werden er extra mensen ingehuurd. Zagen gebeurde met de hand. Het omgezaagde hout werd met een paard naar het pad gesleept. De verkoping was in het café. In aanwezigheid van de boswachter en de notaris werden de perceeltjes door de afslager verkocht. Het zaaghout ging naar de houtzagerij waar alle stammen op ijzer (bijvoorbeeld granaatscherven, stukjes prikkeldraad e.d.) werden gecontroleerd.
De kinderen. De kinderen hielpen vaak mee. Bijvoorbeeld met het verkopen van kerstbomen. Her en der werden er (kerst)bomen uit het bos gehaald die dan achter het huis neergelegd werden. Kerstbomen werden niet speciaal gekweekt. Verder hielpen de kinderen mee met werkzaamheden in het Pinetum en op zaterdag met het verkopen van kaartjes voor de Koepel met de Uitzichttoren in het Buurtbosch.
Wonen in het Buurtbosch. Vader was arm en had geen pensioen. Daarom mocht hij zijn hele leven in een huis van het Buurtbosch blijven wonen.
Het werk voor het Buurtbosch ging samen met het werk voor het Pinetum. De boswachters van het Buurtbosch hielpen mee met de aanleg, onderhoud en het beheer van het Pinetum. Eén keer per jaar werd in Zundert plantgoed gehaald voor het Buurtbosch en het Pinetum. Maar het Buurtbosch had ook zelf een kwekerij waar plantgoed gekweekt werd. Voor het werk werden mensen ingehuurd. Op zaterdag werd dan geld bij de notaris gehaald om de ingehuurde mensen te betalen.
Houtverkoping. Ieder jaar was er een houtverkoping. De bomen die weg moesten werden gemerkt (‘geblest’), omgezaagd en in stapeltjes (‘perceeltjes’) langs het pad gelegd. Als er veel gezaagd moest worden werden er extra mensen ingehuurd. Zagen gebeurde met de hand. Het omgezaagde hout werd met een paard naar het pad gesleept. De verkoping was in het café. In aanwezigheid van de boswachter en de notaris werden de perceeltjes door de afslager verkocht. Het zaaghout ging naar de houtzagerij waar alle stammen op ijzer (bijvoorbeeld granaatscherven, stukjes prikkeldraad e.d.) werden gecontroleerd.
De kinderen. De kinderen hielpen vaak mee. Bijvoorbeeld met het verkopen van kerstbomen. Her en der werden er (kerst)bomen uit het bos gehaald die dan achter het huis neergelegd werden. Kerstbomen werden niet speciaal gekweekt. Verder hielpen de kinderen mee met werkzaamheden in het Pinetum en op zaterdag met het verkopen van kaartjes voor de Koepel met de Uitzichttoren in het Buurtbosch.
Datering:
04-12-2013
Interviewer:
Jan Hassink
Auteursrechthebbende:
Gelders Archief
Uitleg auteursrechten:
Dit werk is vanwege auteursrechten alleen zichtbaar in de studiezaal van het Gelders Archief. Disclaimer
Ga naar dit stuk:
laatste wijziging 09-04-2019
1 gedigitaliseerd
1606 Oral History; Leven op landgoederen
Inventaris
27.01 Interview met de heer P. Schuur.
Titel:
Interview met de heer P. Schuur.
Beschrijving:
De heer Schuur (1920) was 17 toen hij bij landgoed De Hoge Veluwe kwam. Ging naar de rentmeester van het Nationaal Park met een vraag voor werk. Hij kon komen werken in de tuin van het jachthuis van de familie Kröller, het Sint Hubertus. Heeft het vak van de tuinman geleerd (Boeschoten). Verder vooral zelfstudie. Heeft 48 jaar op het Park gewerkt. Hij vertelt over zijn werk (oral history).Thema’s die in het verhaal aan de orde komen:
Oorlog. Als militair in Apeldoorn en in Den Haag en Rotterdam. Aan eind van de oorlog terug naar het park. Brandwacht. Daarna werkzaam in het bos.
Trouwen in de oorlog. Niets te krijgen.
Joodse onderduikers in Otterlo.
Opgepakt in de oorlog; 3 weken loopgraven graven in Arnhem; teruggelopen naar huis.
Familie in het verzet.
Het werk: borders nat houden, plantjes poten en onderhouden. 11 jaar gedaan. Daarna het bos. Bomen zagen met de motorzaag. Invallen als hekwachter bij het schietterrein bij Deelen. Onderhoud zand- en grindpaden.
Bij de Heidemij in Sonsbeek Arnhem cursus modern zagen gevolgd.
Collega’s. Steunen elkaar. Hout mee voor thuis en voor buren.
Over de bazen en directeuren. De directeuren woonden op het Park.
Met oudejaar een bonus; later weer afgeschaft. Geen recepties met kerst. Heel weinig contact met de familie Kröller-Müller.
Van de 70 man personeel moest op een gegeven moment de helft vertrekken.
De huizen die er vroeger stonden op Hoog Baarlo; huizen langs de sintelweg naar de Deelense Was; langs de Bunt. Pulsput waar de bewoners hun water vandaan haalden.
De bloemen die er toen groeiden. Beenbreek, gentiaan, zonnedauw.
Oorlog. Als militair in Apeldoorn en in Den Haag en Rotterdam. Aan eind van de oorlog terug naar het park. Brandwacht. Daarna werkzaam in het bos.
Trouwen in de oorlog. Niets te krijgen.
Joodse onderduikers in Otterlo.
Opgepakt in de oorlog; 3 weken loopgraven graven in Arnhem; teruggelopen naar huis.
Familie in het verzet.
Het werk: borders nat houden, plantjes poten en onderhouden. 11 jaar gedaan. Daarna het bos. Bomen zagen met de motorzaag. Invallen als hekwachter bij het schietterrein bij Deelen. Onderhoud zand- en grindpaden.
Bij de Heidemij in Sonsbeek Arnhem cursus modern zagen gevolgd.
Collega’s. Steunen elkaar. Hout mee voor thuis en voor buren.
Over de bazen en directeuren. De directeuren woonden op het Park.
Met oudejaar een bonus; later weer afgeschaft. Geen recepties met kerst. Heel weinig contact met de familie Kröller-Müller.
Van de 70 man personeel moest op een gegeven moment de helft vertrekken.
De huizen die er vroeger stonden op Hoog Baarlo; huizen langs de sintelweg naar de Deelense Was; langs de Bunt. Pulsput waar de bewoners hun water vandaan haalden.
De bloemen die er toen groeiden. Beenbreek, gentiaan, zonnedauw.
Datering:
02-05-2012
Interviewer:
Tessy Smeets
Auteursrechthebbende:
Gelders Archief
Uitleg auteursrechten:
Dit werk is vanwege auteursrechten alleen zichtbaar in de studiezaal van het Gelders Archief. Disclaimer
Ga naar dit stuk:
laatste wijziging 09-04-2019
1 gedigitaliseerd
1606 Oral History; Leven op landgoederen
Inventaris
25.01 Interview met mevrouw M.
Titel:
Interview met mevrouw M.
Beschrijving:
Mevrouw M. (1935) is geboren en opgegroeid op het landgoed, waar haar vader land pachtte. Het landgoed was eigendom van de gravin, die in Noordwijk woonde. Op haar twintigste kwam ze met haar man op een ander landgoed, waar hij pachter werd. Ze vertelt over het leven op beide landgoederen (oral history).Thema’s die aan de orde komen:
Fatsoenlijk leren eten. Als kind leerde mevrouw M. fatsoenlijk eten bij de gravin en bij de familie die naast het gezin op het landgoed woonde. Ze mocht er vaak mee-eten. Ze leerde welke lepels en vorken je bij het bord had. Op die manier werd ze vertrouwd met de adel.
Het boerenbedrijf. Vader had een gemengd bedrijf: koeien, paarden, varkens en kippen. Verder bouwland met graan erop. Aardappels poten ging met een stok met drie of vier punten eraan. De kinderen moesten dan in elk gaatje een aardappel gooien.
Oorlogsjaren. In de oorlog ging alles gewoon door en was het heel gezellig. Er waren tien tot twaalf onderduikers in huis. Dat betekende de hele dag door brood bakken en pap koken. Er was veel bezigheid en drukte en altijd aandacht. De kinderen werd niets verteld, dat was te gevaarlijk. De onderduikers heetten allemaal oom en tante.
Boeren. Het werk toen bestond vooral uit werken en slapen. Half zes opstaan, vee voeren en melken en om half elf ’s avonds naar bed. Verder aardappels poten en graan zaaien en er was de hooibouw. Er werd zelf geslacht. Alles was handwerk.
Omgang met bewoners landgoed. Er was veel contact met het personeel die in het onderhuis woonde. Mevrouw M. ging daar koffie drinken. Ook met de boswachter en zijn gezin was veel contact. De eerste jaren was het contact met de barones op afstand.
Fatsoenlijk leren eten. Als kind leerde mevrouw M. fatsoenlijk eten bij de gravin en bij de familie die naast het gezin op het landgoed woonde. Ze mocht er vaak mee-eten. Ze leerde welke lepels en vorken je bij het bord had. Op die manier werd ze vertrouwd met de adel.
Het boerenbedrijf. Vader had een gemengd bedrijf: koeien, paarden, varkens en kippen. Verder bouwland met graan erop. Aardappels poten ging met een stok met drie of vier punten eraan. De kinderen moesten dan in elk gaatje een aardappel gooien.
Oorlogsjaren. In de oorlog ging alles gewoon door en was het heel gezellig. Er waren tien tot twaalf onderduikers in huis. Dat betekende de hele dag door brood bakken en pap koken. Er was veel bezigheid en drukte en altijd aandacht. De kinderen werd niets verteld, dat was te gevaarlijk. De onderduikers heetten allemaal oom en tante.
Boeren. Het werk toen bestond vooral uit werken en slapen. Half zes opstaan, vee voeren en melken en om half elf ’s avonds naar bed. Verder aardappels poten en graan zaaien en er was de hooibouw. Er werd zelf geslacht. Alles was handwerk.
Omgang met bewoners landgoed. Er was veel contact met het personeel die in het onderhuis woonde. Mevrouw M. ging daar koffie drinken. Ook met de boswachter en zijn gezin was veel contact. De eerste jaren was het contact met de barones op afstand.
Datering:
02-01-2012
Interviewer:
Laura Boerhout
Auteursrechthebbende:
Gelders Archief
Uitleg auteursrechten:
Dit werk is vanwege auteursrechten alleen zichtbaar in de studiezaal van het Gelders Archief. Disclaimer
Ga naar dit stuk:
laatste wijziging 09-04-2019
1 gedigitaliseerd