2183
Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap, gemeente Arnhem
Inleiding
3. Beknopte geschiedenis van de joodse gemeente Arnhem
2183 Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap, gemeente Arnhem
Inleiding
3.
Beknopte geschiedenis van de joodse gemeente Arnhem
laatste wijziging 18-05-2021
In de Middeleeuwen was er een aantal keren sprake van Joden of van een Joodse gemeente te Arnhem. In 1583 kreeg een niet met name genoemde Jood het burgerrecht van Arnhem * . Daarna wordt langer dan een eeuw geen melding meer gemaakt van joden.
De geschiedenis van de huidige joodse Gemeente nam een aanvang bij het begin van de 18de eeuw, toen enkele tabaksfabrikanten en -handelaren zich met instemming van het stadsbestuur te Arnhem vestigden. Het betrof Jacob Ezechiels Cohen, uit een bekende Amersfoortse familie van Joodse kooplieden, en de broers Samuel en Izaak Palache alias van der Zee. Deze laatste twee kregen in 1705 toestemming van het stadsbestuur een tabaksspinnerij op te richten, mits daar ook christenen werkzaam mochten zijn * . In 1709 verwierven zij twee tegenover elkaar gelegen huizen in de Molenstraat * ; in een ervan werd een synagoge ingericht, waar diensten werden gehouden volgens de Portugese rite * . Na het verdwijnen van de familie Palache alias Van der Zee werden de diensten gehouden in de hu
izen van achtereenvolgens Jacob Ezechiels Cohen en diens zoon Salomon. Ook werden er wel huizen gehuurd en tot synagoge ingericht. Na de begintijd onder Palache alias Van der Zee werden de diensten gehouden volgens de Asjkenazische rite.
izen van achtereenvolgens Jacob Ezechiels Cohen en diens zoon Salomon. Ook werden er wel huizen gehuurd en tot synagoge ingericht. Na de begintijd onder Palache alias Van der Zee werden de diensten gehouden volgens de Asjkenazische rite.
In 1752 werd een "Sociëteit van Barmhartigheid" opgericht. De joodse gemeente nam bij die gelegenheid een reglement aan, waarin het voornemen werd kenbaar gemaakt tot bouw en/of inrichting van een kerk, de aanleg van een kerkhof en inrichting van de armenzorg.
In 1756 verkreeg de Joodse gemeente het recht haar doden te begraven op de Zandberg te Arnhem * . Bij die gelegenheid werd een reglement op het kerkhof vastgesteld, waarin ook enkele bepalingen over het bestuur van de Joodse gemeente werden opgenomen. In 1765 keurde de magistraat een bestuurlijk reglement goed, waarover straks meer.
In 1808 waren er 165 personen van Joodse afkomst in Arnhem. Tussen 1830 en 1880 groeide de gemeente zeer snel, zoals blijkt uit de volgende tabel: Tabel van aantallen joodse inwoners van Arnhem * .
1808: 165
1820: 174
1830: 200
1840: 399
1850: 577
1860: 853
1868: 924
1879: 1140
1889: 1204
1899: 1261
1909: 1282
1920: 1448
1930: 1370
1940: 1597
1941: 1812
1949: 526
1808: 165
1820: 174
1830: 200
1840: 399
1850: 577
1860: 853
1868: 924
1879: 1140
1889: 1204
1899: 1261
1909: 1282
1920: 1448
1930: 1370
1940: 1597
1941: 1812
1949: 526
De jaren 1830-1880 vormden de jaren van groei, en de jaren van 1830-1940 vormden de periode van bloei van de joodse gemeente te Arnhem. De bloei kwam tot uiting in de stichting van enkele tientallen joodse verenigingen en instellingen. Zo werd in 1836 een Joodse school gesticht in een huurhuis * . Vanaf 1853 bevond de school zich in de voormalige synagoge op de hoek van de Bentincksteeg en de Kerkstraat. In 1890 werd de joodse school gevestigd in een pand aan de Kippenmarkt.
In 1853 noopte het groeiende ledental de Joodse gemeente tot de bouw van de nu nog in gebruik zijnde synagoge aan de Pastoorstraat. Dezelfde groei deed Arnhem aan Nijmegen voorbijstreven als belangrijkste vestigingsplaats voor Joden in Gelderland. In 1881 werd-overigens na een jarenlange strijd-Arnhem in plaats van Nijmegen de zetel voor de Hoofdsynagoge en voor de Opperrabbijn van Gelderland.
In 1881 werd Tobias Tal benoemd tot Opperrabbijn. Hij was de eerste in een reeks van wetenschappelijk geschoolde, modern-orthodoxe Opperrabbijnen van Gelderland, die allen uit de school stammen van J.H. Dünner, de leider van het opleidingscentrum van rabbijnen: het Nederlands-Israëlitisch Seminarium.
Op 27 januari kregen 163 Arnhemse gezinnen, voornamelijk van joodse vluchtelingen uit Duitsland, het bevel naar Amsterdam te verhuizen. In het najaar van 1942 werden de joden van Arnhem in drie razzia's-1/2 oktober, 17/18 november en 10 december opgepakt en afgevoerd, eerst naar Westerbork, later naar de vernietigingskampen, de meesten naar Auschwitz * .
Na de oorlog werd het kerkelijk leven zo goed en zo kwaad als het gaat weer opgepakt, aanvankelijk met succes. De synagoge, die weliswaar overeind was gebleven, maar veel schade had opgelopen, werd hersteld en in 1950 feestelijk heropend.
Als gevolg van vertrek en ontkerkelijking daalde het ledenaantal van de Joodse gemeente te Arnhem echter drastisch, van zo'n 450 in 1946 tot 91 in 1991.
In 1966 begon de vorming van een liberaal-joodse gemeente in Arnhem, naast de bestaande joodse gemeente.
5. De organisatie van de Nederlands-Israëlitische Ringsynagoge-vanaf 1881 Hoofdsynagoge-Arnhem (N.I.S.H.A.)
laatste wijziging 09-05-2023
495 beschreven archiefstukken
Inventaris
laatste wijziging 09-05-2023
495 beschreven archiefstukken
Kenmerken
laatste wijziging 09-05-2023
495 beschreven archiefstukken