Uw zoekacties: Gasthuizen en gilden in Arnhem

2001 Gasthuizen en gilden in Arnhem

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden.

Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer.

Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden.

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.

Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen.

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien.

2001 Gasthuizen en gilden in Arnhem

Delen

Doorsturen per email

Delen via Facebook

Delen via X (Twitter)

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Favoriet of een notitie maken

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Reageren

Stuur een reactie naar Gelders Archief

Inleiding

1. Auteursrechten en andere rechten

2. Openbaarheid en citeren

3. Voorwoord

4. Gasthuizen en fundatiën

5. Gilden, schutterijen en vendels

laatste wijziging 08-11-2023

2.981 beschreven archiefstukken

197 gedigitaliseerd

totaal 16.084 bestanden

Delen

Doorsturen per email

Delen via Facebook

Delen via X (Twitter)

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Favoriet of een notitie maken

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Reageren

Stuur een reactie naar Gelders Archief

Inventaris

1. Gasthuizen en fundatiën

Toon details van deze beschrijving

2. Gilden, schutterijen en vendels

Toon details van deze beschrijving

3. Regesten

Toon details van deze beschrijving

1 Otto, bisschop van Traiectum, geeft, met machtiging van den paus, aan den meester en de broeders van het hospitaal der armen te Arnhem het recht om op eigen grond een kapel te bouwen, daarbij een kerkhof aan te leggen en een eigen kapelaan te hebben. Datum Traiecti anno Domini millesimo ducentesimo quadragesimo sexto in vigilia beati Andreae. Gevidimeerd in de brief d.d. 1377 Augustus 18 (regest 19).

2 Henricus, bisschop van Traiectum, beslist in het geschil tusschen Remarus van Prumum, plebaan van de kerk van Arnhem, en de provisoren van het hospitaal van St. Catharina aldaar, dat de abt van Prumum met raad der schepenen van Arnhem een priester in de kapel bij het hospitaal zal aanstellen, dat de pebaan en de broeders de oblationes zullen deelen en dat de priester geen andere zieken zal bezoeken of dooden zal begraven, dan uit het hospitaal. Actum apud Vellepe anno Domini millesimo ducentesimo quinquagesimo quinto in die Scolastice virginis.
a. Gevidimeerd in den brief d.d. 1327 October 1 (zie regest 13).
b. Gevidimeerd in den brief d.d. 1377 Augustus 18 (zie regest 19).
c. Ongedateerd afschrift (uit de 15 de eeuw) in het Nederlandsch (inv. no. 545).

3 Remarus, monnik van Prumum, rector van de kerk in Arnhem en provisor van den hof van Prumum bij Arnhem, hecht zijn goedkeuring aan de beslissing, door Henricus, bisschop van Traiectum, genomen in het geschil tusschen de kerk van Prumum of de kerk van Arnhem ter eenre, en het hospitaal van St. Catharina ter andere zijde over de kapel bij dat hospitaal, en ontheft dit van het betalen van tijns voor den grond, waarop de kapel staat. Datum anno Domini millesimo ducentesimo quinquagesimo septimo secunda feria post Quasimodo Geniti.

4 Maria, jonkvrouwe van Gelre, schenkt, met toestemming van haar broeder heer Reynaldus, graaf van Gelre, haar land, genaamd Houve, gelegen te Arnhem, met een huis en een jaarlijksch inkomen van 160 pond, alsmede haar huis met een molen enz. in Arnhem, ten behoeve van de stichting van een hospitaal ter eere van de Heilige Drievuldigheid en de Maagd Maria, waarbij zij onder meer bepaalt, dat dit hospitaal zal staan onder een door haar broeder te stichten hospitaal op de Veluwa. Datum anno millesimo ducentesimo nonagesimo nono die beatorum Gereonis et Victoris. Afschrift in inv. no. 544, blz. 6.

5 Reynaldus, graaf van Gelria, hecht zijn goedkeuring aan de schenking door zijne zuster jonkvrouwe Maria van Gelria van eenige goederen voor de stichting van een hospitaal, vermeld in den brief dd. 1299 October 10 (zie regest 4). Datum et actum anno Domini millesimo ducentesimo nonagesimo nono in die beatorum Gereonis et Victoris. Afschrift in inv. no. 544, blz. 9.

6 Maria, jonkvrouwe van Gelria, zuster van heer Reynald, graaf van Gelria, geeft aan Hylle, Ade en Jutte en aan een dochter van haar dienaar Theodoricus de Gruithuysen een plaats in het door haar gestichte hospitaal in Arnhem en draagt haar op, om met een kapelaan het hospitaal te besturen. Datum et actum anno Domini millesimo trecentesimo in crastino beati Egidii abbatis. Afschrift in inv. no. 544, blz. 11.

7 Reynaldus, graaf van Gelria en Zutphania, sticht een hospitaal, dat genoemd zal worden Insula Dei in Velua en verzekert daaraan verscheidene inkomsten. Datum et actum anno Domini millesimo trecentesimo sexto (in die annunciationis beatae Mariae virginis qui fuit vigesimus quintus Martii). Afschrift in inv. no. 544, blz. 15.

8 Reynaldus, graaf van Gelria, vereenigt het gasthuis, door wijlen zijne zuster jonkvrouwe Maria gesticht, met een ander hospitaal in de stad Arnhem, onder opheffing van het verband van eerstgenoemd hospitaal met dat in Hatthem, dat Mons Dei genoemd wordt. Datum anno Domini M° CCC° sexto feria quinta (post festum) nativitatis beatae Mariae virginis.

9 Reynaldus, graaf van Gelria, en Henricus, investitus bij de kerk te Arnhem, geven vidimus van den brief d.d. 1306 September 15 (zie regest 8). Datum anno Domini M° CCC° sexto sabbatho post Andreae. Afschrift in inv. no. 544, blz. 12.

10 Reinaldus, graaf van Gelria, draagt aan zijn hospitaal in Insula Dei 1000 pond denarien op, gaande uit zijn stad Insula Dei en uit alle goederen in Zevenere, eertijds bezeten door zijne zuster De Monte, waarbij hij o.m. bepaalt, dat uit laatstgenoemde goederen het hospitaal, door hem en wijlen zijne zuster Maria in Arnhem gesticht, eenige jaren 50 pond zal hebben. Datum anno Domini millesimo trecentesimo decimo tertio. Afschrift in inv. no. 544, blz. 20.

11 Godevert van Barle, richter in Betuw, oorkondt, dat Christina van Enspijt overgedragen heeft aan het hospitaal van St. Katrynen te Arnhem een rente van 10 pond 's jaars en aan het altaar in het ziekenhuis van dat hospitaal een rente van 5 pond 's jaars, gaande uit haar goed te Oyhusen in de Betuw. Int jaer ons Heeren duysent driehondert ende vierentwintigh des Sonnendaechs na Pingsterdach. Afschrift in inv. no. 544, blz. 22.

12 Cristina de Enspit, weduwe van Theodoricus de Brynen, maakt haar testament, waarbij zij, behalve eenige giften aan de kerken te Arnhem, Rijnwijck en Wageningen, onder meer eenige renten aan het hospitaal van St. Catharina vermaakt. Datum et actum in choro ecclesiae parochialis de Arnhem anno Domini millesimo CCCmo vicesimo sexto feria sexta post beati Mathie apostoli hora quasi missae. Afschrift in inv. no. 544, blz. 23.

13 Johannes, bisschop van Traiectum, geeft vidimus van den brief d. d. 1255 Februari 10 (zie regest 2). Datum et actum anno et die quibus supra (anno Domini M° CCC° vicesimo septimo in die beati Remigii confessoris). Afschrift in inv. no. 544, blz. 4.

14 Johannes de Urenen de Oude 60 Godefridus Munter Jacobus' Bruno's zoons zoon, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Hubertus, genaamd Noet en diens broeder Henricus de Enspijt de making bevestigen van wijlen Christina de Enspijt aan het hospitaal van St. Catharina in Arnhem en aan het altaar in dat hospitaal. Datum anno Dornini millesimo trecentesimo vicesimo octavo sabbato post Vincentii martiris. Afschrift in inv. no. 544, blz. 27.

15 Henricus van der Heellen en Gyselbertus Zasse , schepenen te Arnhemum, oorkonden, dat Goswinus van den Loyt van Valborch verklaart er in te zullen toestemmen, om, indien aan het land, dat hij van Jacobus, provisor van het hospitaal in Arnhem, en van Wilhelmus de Reno, burger van Zutphania, in pacht heeft, eenige akkers boven 43 roeden gegeven worden, deze op het aanzeggen van Henricus de Rode, Stephanus Ghrueter en Woltherus Ghysen te zullen teruggeven. Datum anno Domini M° CCCmo trecesimo quinto crastino beatorum Symonis et Jude apostolorum. Oorspr. (inv. n°, 700), de zegels der oorkonders zijn verloten.

16 Godefridus Byerwisch en Theodoricus de Gruyter, schepenen te Arnhemum, oorkonden, dat heer Hermannus Aleydis' zoon en moeder Hella de Puteo al hunne goederen vermaakt hebben aan het hospitaal van St. Catharina te Arnhemum voor het oprichten van een altaar in de kapel. Datum anno Domini millesimo CCC° quinquagesimo feria quinta post beati Matthei evangelistae. Afschrift in inv. no. 544, blz. 27.

17 Schepenen en raad van Arnhem, verklaren, waar hun schrijver heer Johan van Wesel aan het hospitaal van St. Catharynen te Arnhem zijn huizen vermaakt heeft, aan diens moei Gisel Dulores na diens dood een prove in genoemd gasthuis te zullen geven op voorwaarde, dat zij, behalve nog eenige andere zaken, zal inbrengen een rente van 3 pond 's jaars, gaande uit het huis van Heyn van Cleve in de Conincksstraate en van 1 pond 's jaars, gaande uit het huis van Lutgarde Pepeken in de Weverstraate. Gegeven int jaer ons Heeren duysent driehondert een ende tsestich des Vrydaechs nae St. Martens dach in den wynter. Afschrift in inv. no. 544, blz. 29.

18 Schepenen en raad van Arnhem maken een ordonnantie voor de zusters, verbonden aan het gasthuis van St. Catherine. Gegeven int jaer ons Heeren duysent driehondert twee ende tsestig des Woensdaechs na St. Matthijs' daege des apostels. Afschrift in inv. no. 544, blz. 30.

19 De notaris Theodoricus genaamd Vriese geeft vidimus van de brieven d.d. 1246 November 29 (zie regest 1), 1255 Februari 10 (zie regest 2) en 1257 April 17 (zie regest 3). Acta fuerunt haec in capella hospitalis predicti (St. Catharinae), sub anno, indictione, mense, die et hora quibus supra (anno nativitatis Eiusdem (i. e. Domini) millesimo septuagesimo septimo, indictione quinta decima, mensis Augusti 'die decima octava, hora completorii vel quasi). Afschrift in inv. no. 544, blz. 1.

20 Godert van den Gruythuys en Henrick van Herwen, Schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Goedert van den Gruythuus Goederts zoon overgedragen heeft aan Mr. Johan van Arnhem, kanunnik van St. Peter Utrecht, de helft van een huis en hofstede, geheeten die Munte, gelegen in de Rhijnstraate, met een halven morgen land in het Broecke, op voorwaarde, dat een vierde deel dezer goederen weder losbaar zal zijn. Gegeven int jaer ons Heeren duysent driehondert ind tachtentigh des Donredaechs nae St. Servaes' dach. Afschrift in inv. no. 23, fol. 6.

21 Otto van den Gruithuys en Arnt van den Gruythuys GoedertS zoon, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Henrick Renwic en Diderick van den Sande een overeenkomst sluiten over het gebruik van een weg van Henricks erf naar de straat en over den afvoer van regenwater van DiderickS huis en van het huis van heer Johan van Arnhem. Gegeven int jaer ons Heeren duysent driehondert tweeentachten. tich des Manendaechs nae St. Tyburtius' dach. Afschrift in inv. no. 23, fol. 12 verso.

22 Herman van Welhusen, richter te Arnhem, Jacob Lamberts zoon en Herman van Duren, schepenen aldaar, oorkonden, dat Derick Henrick Munters zoon, poorter te Arnhem, overgedragen heeft aan Mr. Johan van Arnhem, kanunnik van St. Peter Utrecht, de helft van het huis en de hofstede, genaamd die Munte, gelegen in de Rhijnstraete, met een halven morgen land in het Arnhemerbroeck, op voorwaarde, dat een vierde deel dezer goederen weder losbaar zal zijn. Gegeven int jaer ons Heeren duysent driehondert drieentachtentich des Sonnendaeges nae der Elffduysent megeden dach. Afschrift in inv. no. 23, fol. 7.

23 Johan Doys, richter in de Overbetuwe, oorkondt, dat Mechtelt, weduwe van Godert ten Eylse, haar zoon Derck, Rutger Pytsaert en diens vrouw Mechtelt, Derck van Persingen en diens vrouw Salme , alsmede Derick, Johan, Gijsbert en Arnt, kinderen van Godert ten Eylse, overgedragen hebben aan heer Gerrit Kersenmaecker ten behoeve van Mr. Johan van Arnhem, kanunnik van St. Peter Utrecht, de helft van 9 morgen land, gelegen op Eylderweyde, de helft van 14 morgen land in Eyldermate, de helft van 5 hond land op het Griete, de helft van een hofstede van 4 morgen land en een rente van 2 brabants 's jaars, gaande uit Rademaeckers hofstede, gelegen in het kerspel Elden. Gegeven int jaer ons Heeren duysent driehondert vierentachtentigh opten Donredach na Judica. Afschrift in inv. no. 23, fol. 209.

24 Herman van Duren en Wynant Scryver, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Derick van den Gruythuys verklaart in te zullen staan voor den verkoop van land door zijne moeder en hemzelf, vermeld in den brief d.d. 1384 Maart 31 (zie regest 23). Gegeven int jaer ons Heeren duysent driehondert vierentachtentigh des Vrydaeges nae den Sonnendaege in der vasten als men singet Judica. Afschrift in inv. no. 23, fol. 210.

25 Willem van Gulich, hertog van Gelre enz., en Catharina van Hollandt, hertogin van Gelre, enz. vermaken aan het hospitaal van St. Catharinen te Arnhem de hofstede, geheeten tot St. Claren, gelegen binnen Arnhem. Gegeven des Vrydaechs na St. Gregorius' dach in den jaere 1387. Afschrift in inv. no. 544, blz. 33.

26 Johan Gruter, richter in Arnhem en Veluwenzoem, oorkondt, dat Aelbert van Byngherden, anders genaamd die Schieve, en zijne vrouw Lizabet met Reynout Lewenberch en diens vrouw Yde overgedragen hebben aan de gebroeders heer Henric van Loel en Arnt van Loel een halve hoeve in Arnhemmermarck, hun aangekomen na den dood van hun moeder Aleide van Loel.
Ghegeven int jaer ons Heren dusent driehondert vive ende tneghentich des yersten Dinxdages na den Sonnendach in der vasten als men singet in der Heiliger kerken Letare.

27 Wynant Scriver en Johan Bierwisch, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Wynant Scriver bovengenoemd met zijne vrouw Mechtelt, alsmede Arnt Scriver en de broeders Arnt van Loele en heer Henric van Loele, priester, overgedragen hebben aan Goedert Stappart een halve hoeve hout in Arnhemmermarck, zonder bijbehoorende erven in het Broeck, waarbij Wynant Scriver en zijn broeder Arnt verklaren in leisting te zullen gaan, wanneer aan den inhoud van deze acte niet in allen deele wordt voldaan. Gegheven int jaer ons Heren dusent driehondert vijf ende tnegentich des Saterdages nae Sente Ambrosius' daghe.

28 Wynant Scriver en Johan Bierwisch, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Deric Stappart aan Wynant Scriver en zijn broeder Arnt, alsmede aan de broeders Arnt van Loele en heer Henric van Loele, priester, verklaard heeft zijn halve hoeve hout in Arnhemmermarck verkocht te hebben aan Goedert Stappart voor 40 oude schilden.
Gegheven int jaer ons Heren dusent driehondert vijf ende tnegentich des Saterdages nae Sente Ambrosius' daghe.

29 Deric die Gruter en Goedert van den Gruuthuus, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Steven Wepel en diens vrouw Mette overgedragen hebben aan heer Philips Gheyie, priester, een losrente van 1 oud schild 's jaars, gaande uit hun huis en hof, uit welk huis reeds een rente gaat. Gegheven int jaer ons Heren dusent driehondert vijf ende tnegentich des Sonnendages nae Sente Tyburtius' daghe. Oorspr. (inv. no. 704), met de zegels der oorkonders.

30 De notaris Henricus genaamd Brandt instrumenteert, dat heer Gerrardus Stapelriem, priester, rector op het altaar van de H. Maagd Maria in de kapel van het hospitaal van St. Catharina in Arnhemum en heer Johannes PASTOR, rector op het altaar van den H. Nicolaus confessor in die kapel, overeenkomen om de inkomsten van die beide altaren te vereenigen en onder gemeenschappelijk beheer te brengen. Acta sunt in capella St. Catharinae praedictae, anno, indictione, mense, die et hora et pontificatu quibus supra (anno nativitatis Eiusdem (i. e. Domini) millesimo trecentesimo nonagesimo octavo, indictione sexta, mensis Februarii, sanctissimi in Christo patris ac domini nostri domini Bonifacii divina providentia papae noni anno nono). Afschrift in inv. no. 544, blz. 33.

31 Fredericus, bisschop van Traiectum, bekrachtigt de vereeniging van de altaren van de H. Maagd Maria en van den H. Nicolaus in de kapel van het hospitaal van St. Catharina te Arnhemum, schenkt aan deze altaren eenige landerijen, gelegen bij Wageningen, en regelt de benoeming der rectoren op die altaren. Datum anno a nativitate Domini millesimo trecentesimo nonagesimo octavo mensis Martii duodecima.

32 Wouter van Herwen en Sander Tengnegel, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat heer Philips Gheye, priester, overgedragen heeft aan heer Deric Johans zoon van Zwolle, priester, ten behoeve van Riquen Post, een rente van 1 oud schild 's jaars, gaande uit het huis van Steven Wepel, op voorwaarde, dat na Riquens dood de rente zal komen aan het St. Catherinen gasthuis Arnhem, alsmede een rente van 3 pond kleinpenningen 's jaars, gaande uit het huis en hof van Herman Riemsleger. Gegheven int jaer ons Heren dusent driehondert negen ende tnegentich des Saterdages nae Sente Tyburcius' daghe. Oorspr. (inv. no. 704), met het zegel van den eersten oorkonder; het zegel van den tweeden oorkonder is verloren.

33 Johan de Gruter Dercxs zoon, richter te Arnhem, Godert van den Gruythuys en Arnt van den Gruythuys Goessens zoon, schepenen aldaar, oorkonden, dat Arnt van der Praest en diens vrouw Hille overgedragen hebben aan Johan van der A te zijnen behoeve en ten behoeve van heer Johan van Homoet, ridder, alle goederen, welke zij geërfd hebben van Mr. Johan van Arnhem, kanunnik van St. Peter Utrecht. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vierhondert ende een des Manendaeges nae Sinte Agnieten daege der Heyliger jonfrouwen. Afschrift in inv. no. 23, fol. 7 verso.

34 Wilhem, hertog van Gelre enz., keurt de testamentaire beschikknig van wijlen Mr. Johan van Arnhem goed, waarbij deze zijn huis en hofstede, genaamd die Aldemunte, gelegen te Arnhem, ter eere van St. Peter vermaakt heeft ten behoeve der armen. In den jaer onss Heeren duysent vierhondert ende eyn opten Heyligen Sonnendaege in der vasten als men singt in der Heyliger kircken Oculi, dat was die seste dach in Meerte.

35 Peter Bartholomeus van Amsterdamme, Alphar van der A, kanunnik van de kerk van St. Peter Utrecht, Lodewich de Wael en Roetardt van Arnhem, burgers Utrecht, verklaren, als executeurstestamentair van Mr. Johan van Arnhem, kanunnik van de kerk van St. Peter Utrecht, dat deze bij uitersten wil zijn huis, geheeten die Munte, staande in de Rhijnstraate te Arnhem, benevens landerijen te Elden, te Raven bij Utrecht, bij den Ouden Rhijn, te Vloeten, alsmede eenige renten vermaakt heeft tot een gasthuis voor de armen, ter eere van St. Peter, waarbij zij regels voor het beheer vaststellen. Gegeven ende geschiet Utrecht in St. Peters kercke Utrecht int jaer onses Heeren geboert duysent vierhondert ende een opter negende indictie na gewoont ende costume der stadt ende des kersdoms van Utrecht opten drieentwintichsten dach van der maendt van December omtrent compleet tijdt, des pausdoms onses alre Heylichsten vaders in Christo ende ons heeren heeren Bonifacius mitter Godtlijcker voorsienicheyt des negenden paus in synen derthienden jaer.

36 Deric die Gruter en Gerselys van Aller, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat heer Deric Johans zoon van Zwolle, priester, opgedragen heeft aan het gasthuis van St. Catherinen Arnhem, een rente van 1 oud schild 's jaars, vermeld in den brief d.d. 1395 April 18 (zie regest 29) en een rente van 2 pond 's jaars, waarvan gesproken wordt in den brief d.d. 1399 April 19 (zie regest 32). Gegeven int jaer ons Heren dusent vierhondert ende twee op Sente Bonifacius' dach. Oorspr. (inv. no. 704), met de geschonden zegels der oorkonders.

37 Wynant Scriver en Johan van Angeren, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Johan van Wijck en diens vrouw Griete overgedragen hebben aan Deric Stappart een halve hoeve hout in Arnhemmerbosch met 2 schaarweiden, gelegen in de naaste Visscherweide. Gegheven int jaer ons Heren dusent vierhondert ende twee op Sente Peters avont ad vincula.

38 Willem Henke, richter in de Overbetuwe, oorkondt, dat Arnt van der Praest en diens vrouw Hille overgedragen hebben aan Roeloff van den Sande ten behoeve van het St. Peters gasthuis te Arnhem, de helft van 28 morgen land in het kerspel Elden, waarvan Jacob Lamberts zoon de andere helft heeft. Gegeven int jaer ons Heren duysent vierhondert ende twee des Maenendaechs nae St. Lamberts dach. Afschrift in inv. no. 23, fol. 212 verso.

39 Arnt ten Have en Gerselis van Aller, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat jonker Henrick van Homoet en Johannes van der A overgedragen hebben aan Roeloff van den Sande ten behoeve van het St. Peters gasthuis Arnhem, alle brieven en instrumenten, welke zij hadden, betrekking hebbende op het goed van Mr. Johan van Arnhem, eertijds kanunnik van St. Peter Utrecht. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vierhondert ende twee des Saterdaegs nae St. Mattheus' daege. Afschrift in inv. no. 23, fol. 8.

40 Gerselis van Aller en Derick die Gruyter, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Arnt van der Praest en diens vrouw Hille overgedragen hebben aan Roeloff van den Sande ten behoeve van het hospitaal van St. Peter te Arnhem alle goederen, welke zij geërfd hebben van Mr. Johan van Arnhem, eertijds kanunnik van St. Peter Utrecht. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vierhondert ende twee op St. Michiels avondt. Afschrift in inv. no. 23, fol. 8 verso.

41 Johan van Wijck, richter in Arnhem en Veluensoem, oorkondt, dat Willem Reyners zoon, Johan ter Aesse en diens vrouw Geertruut, ter Aesse en Ghiele ter Aesseovergedragen hebben aan Rolof van den Sande ten behoeve van het gasthuis van St. Peter te Arnhem een hegge rijs, gelegen in Vinckenborne. Gegheven int jaer ons Heren dusent vierhondert ende twee des Vrydages nae Sente Martijns daghe in den wynter.

42 Johan van Angeren en Gerselys van Aller, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Arnt Rolofs zoon en diens vrouw aan Henric Caelken een huis en hofstede in erftyns geven tegen 2 oude schilden 's jaars.
Gegeven int jaer ons Heren dusent vierhondert ende drie des Wonsdages nae Sente Mathijs' dage des Heiligen apostels.

43 Sander Tengnegel en Johan Mynschart, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Rembout Kremer en diens vrouw Geertruud overgedragen hebben aan Arnt Uten Weerde een losrente van 2 oude schilden 's jaars, gaande uit hun huis en hofstede met het land, dat bij het huis behoort, gelegen in den Broeck. Gegeven int jaer ons Heren dusent vierhondert ende seven des Dynsdages nae Sente Mathijs' daghe. Oorspr. (inv. no. 705), met de geschonden zegels der oorkonders.

44 Peter Bertelmeeus van Aemstelredamme en Alfaer van der A, kanunniken van St. Peter Utrecht, Lodewijch de Waele en Roetaerd van Aernhem, burgers Utrecht, executeurs van het testament van meester Johan van Aernhem, ook kanunnik van St. Peter, beloven burgemeesters, schepenen en raad van Aernhem niet te zullen hinderen, wanneer dezen de kist met stukken betreffende het St. Peters gasthuis, welke staat in het klooster ten Santroeyzen bij Utrecht, mochten noodig hebben ten behoeve van het gasthuis. Ghegheven int jaer ons Heren dusent vierhondert ende seven des Woensdaghes na Belaken Paschen. Oorspr. (inv. no. 25), met de zegels der oorkonders.

45 Fredericus, bisschop van Traiectum, vergunt aan de provisoren van het hospitaal van St. Catherina met de daarbij behoorende kapel, om de gebouwen te verbouwen en te vernieuwen. Datum in castro nostro de Horst anno Domini millesimo quadringentesimo septimo mensis Maii die decima. Afschrift in inv. no. 544, blz. 39.

46 Gerselys van Aller en Wynant van Doernick, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Wyllem van Silvolden ten behoeve van zijn zoon Wolter aan Bertolt Derichs zoon in erftyns geeft een hofstede, naast zijn huis gelegen, en een halve schaarweide in het Arnhemerbroec. Gegeven int jaer ons Heren dusent vierhondert ende negen des Dinxdaigis nae Sente Johans dage te middesomer. Oorspr. (inv. no. 191), met de zegels der oorkonde.

47 HenricK, heer van Homoet, richter in de Overbetuwe, oorkondt, dat Johan Lodderpaep met diens vrouw Swene, Mechtelt van Aerde en Stine, vrouw van Johan Swers zoon, overgedragen hebben aan Garselis van Aller ten behoeve van het hospitaal van St. Peter te Arnhem, 7 morgen land, gelegen in het kerspel Elden in Elderweyde aan de straat. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vierhondert ende elffdes Saterdaeges nae onser Liever Vrouwen daege purificationis. Afschrift in inv. no. 23, fol. 244 verso.

48 Hendrick, heer van Homoet, richter in de Overbetuwe, oorkondt, dat Aleit, eertijds vrouw van Herman van Weilhusen, overgedragen heeft aan Willem van Echtelt Zegers zoon 4 morgen land, gelegen in het kerspel Elden in Eldermaet. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vierhondert ende elff des Vrydaeges nae St. Servatius'-dach. Afschrift in inv. no. 23, fol. 215.

49 Goesen van den Gruuthuus en Sander Tengnegel, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Rembolt Boet belooft een rente van 2 oude schilden 's jaars, welke Aernt Uyten Weerde heeft, gaande uit Rembolts huis, geregeld op St. Martijns dag in den winter te zullen afdragen, terwijl hij verder verklaart boete te zullen betalen bij niet nakoming dezer belofte. Ghegeven int jair ons Heren dusent vierhondert ende twelff des Dynsdaiges nae Belaken Paeschen. Oorspr. (inv. no. 705), met de zegels der oorkonders; de randschriften zijn geschonden.

50 Arnt Schryver en Wynant van Doernick, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Pelgrum Aernts zoon en diens vrouw Jutte overgedragen hebben aan Henrick Johans zoon een hof buiten de Rhijnpoort, uit welken hof een rente van 4 schellingen en 2 penningen gaat.
Gegeven int jaer onses Heeren duysent vierhondert ende sesthien op St. Matthijs' dach. Afschrift in inv. no. 23, fol. 77.

51 Goedert van den Gruuthuus Bertolts zoon en Steven die Gruter, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Johan Heinkens zoon en diens vrouw Hille opgedragen hebben aan Joest van der Taneryen en diens vrouw Aleide een rente van 2 oude schilden 's jaars, gaande uit het huis van Rembout Kremers. Gegeven int jaer onss Heren dusent vierhondert ende soeventyen op Sente Nicolaus' dach des Heiligen bisschops. Oorspr. (inv. no. 705), met de geschonden zegels van den eersten oorkonder en van Johan Heinkens zoon; het zegel van den tweeden oorkonder is verloren.

52 Willem van der Leck, heer ten Berge en van Byland, knaap, oorkondt, dat Derich ten Elze en diens vrouw Gryete overgedragen hebben aan Derich die Gruter en Gercelys van Aller ten behoeve van het St. Peters hospitaal te Aernhem 10 morgen land, gelegen in het kerspel Westerwoerde in Aryervelde, grenzende aan de Velpsche straat. Gegeven in den jaeren onss Heren dusent vyerhondert ende negentyen des Vrydages nae Sente Johans dach decollacionis.

53 Wouter van Herwen en Aernt van den Gruuthuys Goesens zoon, schepenen te Aernhem, oorkonden, dat heer DericH van Arnhem, ridder, Wynant van Arnhem heer Gheryts zoon, alsmede de gebroeders DericH en Riquyn Ploech verklaren in te zullen staan ten behoeve van DericH die Gruter en Gercelys van Aller, huismeesters van het St. Peters hospitaal Arnhem, voor wat betreft de 10 morgen land, welke het hospitaal heeft van heer DericH van Arnhem bovengenoemd, gelegen in het kerspel Westerwoert in Aryervelde, en voor de 48 hollandsche schilden 's jaars, gaande uit Resande, welke heer DericH aan het hospitaal had verkocht. Gegeven int jaer onss Heren dusent vyerhondert ende negentien op Sente Remigius' dach.

54 Wouter van Herwen en Johan van den Walle, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Derick Uden zoon en diens vrouw Aleit overgedragen hebben aan Godert van den Gruuthuus Bartolts zoon een rente van 1 oud schild 's jaars, gaande uit hun huis en hofstede. Gegeven int jaer onss Heren dusent vierhondert ende twyntich opten Heiligen Dertiendach. Oorspr. (inv. no. 443), met de geschonden zegels der oorkonders.

55 UDE van Echtelt Zegers zoon erkent verkocht te hebben aan Derck van der Meynt 4 morgen land, gelegen in het kerspel Elden. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vierhondert ende twintigh des eersten Woensdages in Meert. Afschrift in inv. no. 23, fol. 215 verso.

56 Derick Ploech en Kirstiaen Kyvit, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Aelbert Ceelmans zoon en diens vrouw Styne overgedragen hebben aan Heylwig, dochter van Johan Byerwisch, een rente van 1 oud schild 's jaars, gaande uit hun huis en hofstede en uit het daarbij behoorende land in het Broick. Gegeven int jaer onss Heren dusent vyerhondert ende twyntich op Sente Marien Magdalenen dach. Oorspr. (inv. no. 706), met het zegel van den eersten oorkonder en het geschonden zegel van den tweeden oorkonder.

57 Derick die Gruter en Derick Ploech, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Arnt Geryts zoon de timmerman en diens vrouw Geertruyt overgedragen hebben aan Geryt van Zoens een hof buiten de Rijnpoerte. Gegeven int jaer onss Heren dusent vyerhondert ende twyntich des Donresdages nae Sente Katherinen dage der Heiliger joncfrouwen.

58 Johan Minschart en Kersten Kyvit, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Bate ten Else overgedragen heeft aan heer Derck ten Else, priester, en heer Johannes Tegnagel ten behoeve van de twee vicarieën in het St. Catharinen hospitaal Arnhem een losrente van 27 schillingen 's jaars, gaande uit haar huis en hofstede. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vierhondert tweeentwintigh des Woensdaechs nae onser Liever Vrouwen dach conceptionis. Afschrift in inv. no. 544, blz. 40.

59 Derick die Gruter en Wynant Ridder, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat bovengenoemde Derick die Gruter overgedragen heeft aan Johan van Ghent Gelis' zoon een rente van 2 oude schilden 's jaars, gaande uit zijn huis en hofstede, genaamd die Oude Munte. Gegeven ynt jair onss Heren dusent vyerhondert vijff ende twyntich opter Thiendusent marteleren dach. Oorspr. (inv. no. 444), met de zegels der oorkonders.

60 Henrich van Myddachten, ridder, beleent Henrich Wilt met een halve hoeve in Lopenre Marck, eenige landerijen, genaamd die Dynslacker, die Galgeacker, die Hoege Haveroert, dat Vlassstuck, twee Doiracker, die Blickeers, dat Stegestuck in Lopenre Velde, en met 3 morgen land in Meynerswyker Velde over den Rijn, na opdracht door Henrich van der Ljinden. Gegeven int jair onss Heren dusent vyerhondert vijff ende twyntich des yersten dages nae Sente Katherinen dach der Heyliger jonfrouwen.

61 Henrich van Brienen en Claes van der Hoeven, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Henrich van Dorsten en diens vrouw Aleit overgedragen hebben aan Aleit, weduwe van Reyner Goutsmeet, een rente van 1½ oud schild 's jaars, gaande uit hun hofstede, gelegen aan de Beeck, en uit het land, dat daarbij hoort, gelegen in Arnhemerbroeck. Gegeven ynt jair onss Heren dusent vyerhondert sess ende twyntich op Sente Gregorius' dach des Heiligen paeuws. Oorspr. (inv. no. 709), met de Zegels der oorkonders, de randschriften zijn beschadigd.

62 Wynant van Doornick en Kristiaen Kyvit, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Aleyt van Rokel en haar zoon Henrich van Rokel overgedragen hebben aan Lambert van Kouden een huis en hofstede in de Rhijnstraate naast het St. Peters hospitaal met een achteruitgang naar de Oeverstrate en met twee schaarweiden in het Arnhemerbroeck in Bruynemansslach gelegen, uit welk huis een rente gaat. Gegeven int jaer ons Heeren dusent vierhondert sevenentzwintich des Dingsdaechs nae den Sonnendach in der vasten als men in der Heyliger kirchen singt Reminiscere. Afschrift in inv. no. 23, fol. 8 verso.

63 Wynant van Doirnick en Gerit van Arnhem, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Johan van Ghent Gelis' zoon en diens vrouw Stijn overgedragen hebben aan heer Peter van den Gruuthuys, kanunnik van St. Walburgen Arnhem, een rente van 2 oude schilden 's jaars, gaande uit een huis en hofstede, genaamd die Oude Munte. Gegeven ynt jair onss Heren dusent vyerhondert soeven ende twyntich des Dynsdages na den Sonnendagh in der vasten als men in der Heiliger kirchen singt Letare Jherusalem. Oorspr. (inv. no. 444), met de kegels der oorkonders.

64.1 Peter van den Gruythuys, kanunnik in de St. Wolbrighen kerk te Aernhem, erkent geschonken te hebben aan het godshuis van St. Anthonys buiten Aernhem voor de Velperpoert bij het goed Ten Broeke een rente van 2 oude schilden 's jaars, gaande uit een huis en hofstede, genaamd die Oelde Munte, gelegen bij de St. Johans kerk. In den jaer ons Heren dusent vierhondert seven ende twinthich des dages nae Sente Laurens daghe. Oorspr. (inv. no. 444), met het zegel van den oorkonder.

65 De notaris Theodricus then Eylze instrumenteert, dat heer Wilhelmus de Meerbach, monnik van Prumia, pastoor van de parochiekerk te Arnhemum, met Henricus Brouwer en Gerardus Egidius' zoon, provisoren van het leprozenhuis van de stad Arnhemum, een overeenkomst sluit over het aanstellen van een priester in de kapel, bij het gasthuis opgericht, gewijd aan de H. Fabianus en Sebastianus, martelaren, en den H. Anthonius, belijder, alsmede over de verdeeling van den dienst in die kapel. Acta sunt hec in dote parochialis ecclesie Arnhemensis predicte sub anno, indictione, mense, die, hora et pontificatu quibus supra (anno nativitatis Eiusdem (i. e. Domini) millesimo quadringentesimo vicesimo septimo, indictione quinta, mensis Septembris die vicesima, hora vesperarum vel quasi, pontificatus sanctissimi in Christo patris et domini nostri domini Martini divina providencia pape quinti, anno decimo). Oorspr. (inv. no. 485), met de signatuur van den notaris.

66 Winant van Doirnick en Goesen van den Gruuthuys Arntszoon, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat heer Arnt Borchgreve priester, heer Willem Thonys en Krestiaen Kyvit, executeurs van het testament van Mr. Jacob Zullen, priester, overgedragen hebben aan Gerit Gelis' zoon, huismeester van het melaatschen huis buiten Arnhem, ten behoeve van dit huis, een rente van 1 oud schild 's jaars, gaande uit het huis van Dirck Uden zoon. Gegeven ynt jair onss Heren dusent vyerhondert soeven ende twyntich des Manendages na Sente Remeyss dach. Oorspr. (inv. no. 445), met de geschonden zegels der oorkonders.

67 Huismeesters en raadslieden van het melatenhuis buiten de Velperpoorte Arnhem maken statuten voor hun huis. Gegeven int jaer onss Heren dusent vierhondert. Ongedateerd afschrift (van gelijken tijd), op perkament (inv. n° 284).

68 Henrich van Aller en Winant Ridder, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Katherine van der Grebben en haar zoon heer Gerit van der Grebben, priester, broeder van de orde van St. Johan, overgedragen hebben aan Geertrude, weduwe van Sander Tengnegel, hun dochter en zuster, een hof buiten de Rijnpoirte. Gegeven ynt jare onss Heren dusent vyerhondert acht ende twyntich des Donresdages na onser Liever Vrouwen dach purificationis.

69 Swederus, bisschop van Traiectum, bevestigt den inhoud van den brief d.d. 1427 September 20 (regest 65), waardoor deze gestoken is en geeft toestemming, de daarin genoemde kapel bij het leprozenhuis buiten de muren van Arnhemum te laten wijden. Datum anno Domini millesimo quadringentesimo vicesimo octavo mensis Februarii die octava. Oorspr. (inv. no. 485), met het geschonden zegel van den oorkonder in roode was.

70 Winant van Doirnick en Kirstiaen Kyvit, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Johan van Litt, diens vrouw Trude en zoon Symon van Litt overgedragen hebben aan Gertrude, vrouw Van Reyner Lamberts zoon, een rente van 3 oude schilden 's jaars, gaande uit een huis en hofstede in de Corterstrate. Gegeven int jair onss Heren dusent vyerhondert acht ende twyntich des Manendaiges na den Sonnendach Jubilate. Oorspr. (inv. no. 899), met de geschonden zegels der oorkonders.

71 Dirck Ploech en Winant Ridder, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Aleit, weduwe van Reyner Goutsmeet, overgedragen heeft aan Wilhelmus ten Oudenwyer ten behoeve van het hospitaal van St. Katherinen Arnhem een rente van ½ oud schild 's jaars van een rente van 1½ oud schild, gaande uit huis en hof van Henrich van Dorsten aan de Beeck. Gegeven ynt jair onss Heren dusent vyerhondert acht ende twyntich des Wonsdages na den Sonnendach Cantate. Oorspr. (inv. no. 709), met de zegels der oorkonders.

72 Johan van Brienen en Wouter de Gruter, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Henrich Everts zoon en diens vrouw Gerewijn overgedragen hebben aan Wilhem van Drueten een hof buiten de Rijnpoirte. Gegeven ynt jair onss Heren dusent vyerhondert acht ende twyntich des Vrydages na den Heiligen Pynxterdach.

73 Otto Jonge erkent verkocht te hebben aan Hubert Johans zoon Bontwerker zijnen hof, grenzende aan een steeg, welke voert naar de goederen van wijlen Henrick van Aller. Gegeven int jair ons Heren dusent vyerhondert negen ende twyntich opten yersten dach mensis Junii. Oorspr. (inv. no. 422), met het geschonden zegel van den oorkonder.

74 Goisen van den Gruuthuys Arnts zoon en Wynant Ridder, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Arnt Pijll en diens vrouw Trude overgedragen hebben aan Henrich Brouwer, ten behoeve van het hospitaal der melaatschen buiten Arnhem, een rente van 1 oud schild 's jaars, behoorende tot een rente van 2 oude schilden 's jaars, gaande uit het huis en de hofstede van Gerit Bisschop. Gegeven int jair onss Heren dusent vierhondert negen ende twyntich des Sonnendaiges na Sente Johans dach te midsomer. Oorspr. (inv. no. 446), met de zegels der oorkonders.

75 Johan Mynschart en Wynant Ridder, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Roloff van Eymeren en diens vrouw Weyndel-Moit overgedragen hebben aan Kirstiaen Noerdonck een rente van 2 oude schilden 's jaars, gaande uit een huis en hofstede, vroeger van Henrich Kaeikens. Gegeven int jair onss Heren dusent vyerhondert negen ende twyntich des Donresdaiges na Sente Bartholomeus' dach des Heiligen apostels.

76 Claes van der Hoeve en Johan van Angeren, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Kirstiaen Noerdonck aan Wilhelmus ten Aldenwyer ten behoeve van het St. Peters hospitaal Arnhem vermaakt 1½ oud schild 's jaars van de 2 oude schilden, welke hij jaarlijks heeft, gaande uit het huis, vroeger van Henrich Kaelkens, van welk bedrag 1 oud schild besteed moet worden voor wittebrood voor de armen buiten het hospitaal en ½ oud schild om linnen te koopen voor de armen in het gesticht. Gegeven int jair onss Heren dusent vyerhondert negen ende twyntich op Sente Calixtus' dach des Heiligen paeuws.

77 Burgemeesters, schepenen en raad van Arnhem erkennen schuldig te zijn aan Wynant Ridder en Claes van der Hoeven, huismeesters van het hospitaal van St. Peter Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, een losrente van 6¾ oud schild 's jaars, gaande uit de stads accijnsen en renten. Gegeven int jair onss Heren dusent vierhondert ende dertich des Vrydaiges na den Heiligen Dertyendendach.

78 Winant Ridder en Wouter Gruter, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Jacob Scheifart en diens vrouw Geertruyt overgedragen hebben aan Jacob van den Nyenhuus en diens vrouw Dieberig alsmede ten behoeve van Dieberigs zoon, Pelgrym van Utrecht, een rente van 1 oud schild 's jaars, gaande uit het voorste deel van het Nyehuus. Gegeven int jair onss Heren dusent vyerhondert een ende dertich op Sente Odulphus' dach. Oorspr. (inv. no. 707), met de geschonden zegels der oorkonders.

79 Derick Ploech en Claes van der Hoeven, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Mette, weduwe van Giesbert die Voegeler, overgedragen heeft aan Henrich Geritz zoon, den timmerman, een rente van ½ oud schild 's jaars, gaande uit hun huis en hofstede, uit welk huis reeds een rente van 1 oud schild gaat. Gegeven int jair onss Heren dusent vierhondert een ende dertich op Sente Marien Magdalenen dach. Oorspr. (inv. no. 452), met het geschonden zegel van den eersten oorkonder, het zegel van den tweeden oorkonder is verloren.

80 Winant Ridder en Ott van Scerpenzeel, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Wilhem van Tricht en diens vrouw Beyeraet overgedragen hebben aan Gerit Gelis' zoon en Henrich die Brouwer, huismeesters van het hospitaal van St. Anthonys buiten Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, een rente van 1 oud schild 's jaars, gaande uit het huis en de hofstede van Johan van Moerze. Gegeven int jair onss Heren dusent vierhondert drie ende dertich des Wonsdaigs na den Heiligen Dertyendendach. Oorspr. (inv. no. 447), met de geschonden zegels der oorkonders.

81 Bartolt van Zallant, richter in de Overbetuwe, oorkondt, dat Lijsbet van der Lawyc, weduwe van Henric van der Lawyc, overgedragen heeft aan Gheryt van Leyll ten behoeve van het gasthuis van St. Katherinen te Aernhem, 1 morgen land, gelegen in het kerspel Elden aan den bandijk. Ghegeven in den jaer onss Heren dusent vierhundert drie ende dertich des Manendaghes nae onss Heren hemellvaerts dach gheheiten ascensio Domini. Oorspr. (inv. no. 681), met het zegel van den oorkonder.

82 Bartolt van Zallant, richter in de Overbetuwe, oorkondt, dat Willem van Brienen en diens vrouw Margriet alsmede Herman de Ridder Gerrits zoon en diens vrouw Golde overgedragen hebben aan Derck van Oye en diens vrouw Hemich een kamp land, groot 4½ morgen, gelegen in het kerspel Elden ten Westen van den Modenwegh (sic). Gegeven in den jaer ons Heeren duysent vierhondert drie ende dartich des Woensdages nae St. Jacobs daege apostoli. Afschrift in inv. no. 23, fol. 213.

83 Henrick de Cock en zijne vrouw Celie erkennen verkocht te hebben aan Gerrit van Angeren en diens broeder Johan van Angeren al hunne rechten op een stuk land in het kerspel Elden in de Eldermate. Gegeven int jaer onss Heeren duysent vierhondert drieendartich des neesten Dinsdaeges nae Aller Heyligen dach. Afschrift in inv. no. 23, fol. 239.

84 Wouter van Aller en Willem van Doirnick, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Henrich van Lyenen en Ott van Hoekelom, huismeesters van het hospitaal van St. Clais Arnhem, overgedragen hebben aan Jacob Byerwissch een rente van ½ oud schild, gaande uit het huis van Evert Grijss in de Beckerstrate, behoorende tot een rente van 1½ oud schild 's jaars, waarvan het 'hospitaal van' St. Anthonys buiten Arnhem de rest toekomt. Gegeven int jair onss Heren dusent vierhondert vierende dertich des Sonnendaigs na Sente Odulphus' dach des Heiligen confessoirs. Oorspr. (inv. no. 419), met de zegels der oorkonders.

85 Derck van der Meynte en zijne vrouw Celye erkennen in erfpacht te hebben gegeven aan Wynant Ridder en Wouter van Aller, huismeesters van het hospitaal van St. Peter Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, 4 morgen land, gelegen in het kerspel Elden in Eldermate, tegen 2 oude schilden 's jaars. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vierhondert vijffendartich op St. Julianen dach der Heyliger jonfrouwen. Afschrift in inv. no. 23, fol. 217.

86 Johan van Sallant en Arnt Thomaes, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Derck van der Meynte en diens vrouw Celie overgedragen hebben aan Wynant Ridder en Wouter van Aller, huismeesters van het hospitaal van St. Peter Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, 4 morgen land, gelegen in het kerspel Elden in Eldermate. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vierhondert vijffendartigh op St. Julianen dach der Heyliger jonfrouwen. Afschrift in inv. no. 23, fol. 218.

87 Winant Ridder en Herman van Wye, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Ott van Aller en diens vrouw Styne aan Johan Volquyns zoon den tripmaker in erfpacht overgedragen hebben een huis en hofstede in de Wilhackenstege, uit welk huis Ott en diens vrouw een rente van 3 oude schilden 's jaars zullen hebben, binnen de eerstvolgende tien jaren losbaar. Gegeven int jair onss Heren dusent vierhondert vijff ende dertich des Donressdaiges na Belaken Paesschen. Oorspr. (inv. no. 187), met de zegels der oorkonders; het zegel van den eersten oorkonder is geschonden.

88 Johan van Sallant en Arnt Thomaes, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Gherit van Dorsten en diens vrouw Aleit, alsmede zijn zusters Geertruyt, Jutte en Mette overgedragen hebben aan hun broeder Henrich van Dorsten al hunne rechten op HenrichS huis en hofstede, hun aangekomen na den dood hunner ouders. Gegeven int jair onss Heren dusent vierhondert sess ende dertich des Manendaiges na Sente Ponciaens dach des Heiligen martelers. Oorspr. (inv. no. 709), met de zegels der oorkonders.

89 Johan van Sallant en Arnt Thomaes, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Johan van den Gruuthuys en diens vrouw Johanna overgedragen hebben aan Peter van Pra een rente van 2 oude schilden 's jaars, gaande uit huis en hofstede, vroeger van Rembolt Kremers. Gegeven int jair onss Heren dusent vierhondert ende sess ende dertich des Manendaigs na ons Liever Vrouwen dach nativitas. Oorspr. (inv. no. 705), met de zegels der oorkonders; de randschriften zijn geschonden.

90 Gerrit van Wye, richter in Overbetuwe, oorkondt, dat Sander van Emelar en diens vrouw Marie overgedragen hebben aan Wynant Ridder ten behoeve van het gasthuis van St. Peter te Arnhem de helft van 28 morgen land gelegen in het kerspel Elden, nader omschreven in den brief d.d. 1384 Maart 31 (zie regest 23). Gegeven int jaer onses Heeren duysent vierhondert sesendartich des Saterdaeges nae St. Remigius' dach. Afschrift in inv. no. 23, fol. 210 verso.

91 Ricquin van den Brinck, richter te Scharpenzeel, oorkondt, dat Sander van Emeler en diens vrouw Marie overgedragen hebben aan Wynant Ridder ten behoeve van het gasthuis van St. Peter te Arnhem de helft van 28 morgen land in het kerspel Elden, nader omschreven in den brief d.d. 1384 Maart 31, (zie regest 23), waarvan het hospitaal de andere helft heeft, en welk land toebehoord heeft aan Marie's vader Johan van Steenbergen. Gegeven int jaer onses Heeren duysent vierhondert ende sesendartich op St. Lucien avondt. Afschrift in inv. no. 23, fol. 211 verso.

92 De notaris Swederus Hamer van Elten instrumenteert, dat heer Wilhelmus de Mirbach, rector van de parochiekerk te Arnehemum, met Jacobus Bierwisch en Johannes de Angeren, schepenen te Arnehemum, en de provisoren van het leprozenhuis buiten de muren dier stad, onder bevestiging der in dezen geïnsereerde brieven d.d. 1427 September 20 en 1428 Februari 8 (zie regest 65 en 69), een nadere overeenkomst sluit over de aanstelling en benoeming van een priester in de kapel van het gasthuis. Acta fuerunt hec in opido de Arnhem in domo providi viri Wilhelmi van den Oudenwyer, secretarii dicti opidi Arnhemensis sub anno, indictione, die, mense, hora et pontificatu quibus supra (anno a nativitate Eiusdem (i.e. Domini) millesimo quadringentesimo tricesimo sexto indictione quarta decima, die vero decimo nono mensis Decembris, hora completorii vel quasi, pontificatus sanctissimi in Christo, patris et domini nostri domini Eugenii divina providentia pape quarti anno sexto).

93 Aernt Gruter, richter te Arnhem en ambtman van Veluwenzoom, oorkondt, dat Jan Bouman en diens vrouw Jutte verkocht hebben aan Henrick Brouwer en Geryt Gelys' zoon, huismeesters van St. Anthonys buiten de Velperpoerte te Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, een hoeve hout in Reedermarcke. Gegeven in den jaeren onss Heren dusent vierhondert ende soven ende dertich des Manendaigs post Dominice Jubilate Deo. Oorspr. (inv. no. 437), met het zegel van den oorkonder.

94 Willem van Elden erkent verkocht te hebben aan Johan Kivit Kirstens zoon 4½ morgen land in het kerspel Elden in Elderwye, grenzende aan Elderzege. Gegeven int jaer onss Heeren duysent vierhondert soevenendartich des Woensdaegs nae St. Lamberts dach des Heyligen bisschops. Afschrift in inv. no. 23, fol. 245.

95 Henrich van Lienen en Stheven Ploich, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Aelbert Haverwoirt toestaat aan Jacob van Kaldoven om den muur tusschen hunne huizen te verbouwen, op welken muur laatstgenoemde een goot voor gemeenschappelijk gebruik moet aanleggen. Gegeven int jair onss Heren dusent vierhondert ende acht ende dertich op der Thiendusent marteler dach. Oorspr. (inv. no. 893), met de geschonden zegels der oorkonders.

96 Gisbert van Mekeren en Steven Ploich, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Jacob Bierwisch en Arnt Thomas verklaard hebben aan Wynant Ridder en Wolter van Aller, huismeesters van het hospitaal van St. Peter Arnhem, dat Goossen van den Gruythuys ten behoeve van het hospitaal een rente van 16 oude schilden 's jaars zal vestigen op zijn goederen in de Overbetuwe. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vierhondert ende achtendartich op Sente Katharinen avont der Heyliger jonckfrouwen. Afschrift in inv. no. 23, fol. 252.

97 Johan van Reet en zijn broeder Reyner van Reet, alsmede Johan van Rijck en Johan van Bernevelt, de smid, erkennen verkocht te hebben aan Frederick, den messenmaker, een hof bij Aernhem buiten de Rijnpoort. Gegeven in den jair onss Heren dusent vyerhondert negen ende dertich des neesten Dinxdages post Agathe virginis.

98 Willem van Mierbach, pastoor te Arnhem, kapitulaar te Preumen, erkent aan Arnt Pijll een halve hoeve hout in het Arnhemerbosch, afkomstig uit Stevens goed ter Lewen, hoorig goed van de heeren van Preumen, tot een tynsgoed te hebben gegeven, jaarlijks te vertynsen in den hof te Nyenbeeck. Gegeven in den jaer onses Heeren duysent vierhondert ende negenendartig des Sonnendaechs Judica.

99 Wolter Groter en Herman van Wye, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Ott van Aller en diens vrouw Styne overgedragen hebben aan Peter van Pra een rente van 3 oude schilden 's jaars, gaande uit het huis en de hofstede van Johan Volquyns zoon, gelegen in de Wilhackenstege. Gegeven int jair onss Heren dusent vierhondert ende negen ende dertich des Manendaiges na den Heiligen Pynxsterdach. Oorspr. (inv. no. 187), met de zegels der oorkonders; het zegel van den eersten oorkonder licht geschonden.

100 Wynant Ridder en Willem van Doirnick, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Johan Volquyns zoon en diens vrouw Weyndell overgedragen hebben aan Peter van Pra het losrecht van een rente van 3 oude schilden 's jaars, gaande uit hun huis en hofstede in de Wilhackenstege. Gegeven int jair onss Heren dusent vierhondert negen ende dertich op Sente Margareten avent der Heiliger jonffrouwen. Oorspr. (inv. no. 187), met de geschonden zegels der oorkonders.

101 Wynant Ridder en Wolter van Aller, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Derick Gelenhouwer en diens vrouw Geertruyt overgedragen hebben aan Henrich van der Kamer een rente van 1 oud schild 's jaars, gaande uit de hun toekomende helft van een huis en hofstede, gelegen in de Rijnstrate, en uit de helft van een schaarweide in het Arnhemerbrok in Elsterslach. Gegeven int jair onss Heren dusent vierhondert ende veertich des Sonnendaigs na Sente Viten dach. Oorspr. (inv. no. 456), met de zegels der oorkonders.

102 Goesen van den Gruuthuys en Gljsbert van Mekeren, Schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Peter van Pra en diens vrouw Lute overgedragen hebben als huwelijksgift aan Sweder Blanckart en hun dochter Dericsken een rente van 4 oude schilden 's jaars uit het huis en de hofstede van Johan Volquyns zoon in de Wilhackenstege, een rente van 2 oude schilden 's jaars uit het huis en de hofstede van Coenraet Kelreweert aan den Oert, ½ oud schild 's jaars uit het huis en de hofstede van Derick Mathijs' zoon tegenover Marrienborch en ½ oud schild en 1 rijnschen gulden 's jaars uit het huis en de hofstede van Geertrude van den Oerde. Gegeven int jair onss Heren dusent vierhondert ende veertich des Manendaigs na Sente Egidius' dach des Heiligen abts. Gevidimeerd in den brief dd. 1442 September 5 (zie regest 107).

103 Arnt van den Cluten erkent als voogd over zijn kleinzoon Herman Gerrit, Gelys' zoon, dat Lambert van Kouden afgelost heeft ten behoeve van bovengenoemden Herman een rente van 2 oude schilden 's jaars, gaande uit Lamberts huis in de Rhijnstraate naast het St. Peters hospitaal. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vierhondert ende eenenveertich op St. Pouwels avondt conversionis. Afschrift in inv. no. 23, fol. 13.

104 Derick Ploich en Wynant Ridder, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Trude, weduwe van Arnt Pijl met haar kinderen Arnt en Reyner overgedragen hebben aan Willem van Oldenwyer een hoeve hout in Arnhemermarck, welke voor de helft verbonden is voor 1 oud vlaamsch groot ten behoeve van de heeren van Pruemen. Gegeven int jair onss Heren dusent vierhondert ende een ende veertien des Manendaigs na den Sonnendach in der vasten alsmen singt Letare Jherusalem.

105 Wlllem van Doernick en Gelis Ingen Nuwelant, Schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Jutte van Putten overgedragen heeft aan heer Egbert Uten Wywer, provisor van het hospitaal van St. Katherinen Arnhem, een rente van 1 oud schild 's jaars, gaande uit een huis en hofstede in de Rijnstrate, vroeger behoorende aan Brant Willems zoon. Gegeven int jair ons Heren dusent vierhondert ende twe ende veertich op Sente Jacobs avent des Heiligen apostels. Oorspr. (inv. no. 706), met het geschonden zegel van den eersten oorkonder, het zegel van den tweeden oorkonder is verloren.

106 Johan van Zallant en Steven Ploich, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Zweder Blanckart en zijne vrouw Dericsken overgedragen hebben aan Jutte van Putten een rente van 3 oude schilden 's jaars, gaande uit het huis van en de hofstede van Johan Volquyns zoon in de Wilhackenstege, en een rente van 2 oude schilden 's jaars, gaande uit het huis en de hofstede van Coenraet die Groit aan den Oirt. Gegeven int jair ons Heren dusent vierhondert ende twe ende veertich des Wonsdaiges na Sente Egidius' dach des Heiligen abts. Oorspr. (inv. no. 187), met de zegels der oorkonders.

107 Johan van Zallant en Steven Ploich, schepenen te Arnhem, geven vidimus van den brief d.d. 1440 September 5 (zie regest 102). Gegeven int jair onss Heren dusent vierhondert ende twe ende

108 Wynandt Ridder en Wolter van Aller, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Wolter Schetter en diens vrouw Elsbe overgedragen hebben aan heer Gerrit Smalevelt, priester, provisor van het hospitaal van St. Peter te Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, een huis in de Oeverstraate naast het erf van het hospitaal, waarbij bepaalde nader omschreven voorwaarden zijn gesteld, uit welk huis een rente van 3 oude schilden 's jaars gaat. Gegeven int jaer onss Heeren duysent vierhondert tweeënveertig des Dingsdaeges nae onser Liever Vrouwen dach conceptionis. Afschrift in inv. no. 23, fol. 15.

109 Wolter van Aller en Willem van Doirnick, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Jutte van Putten overgedragen heeft aan heer Geryt Smaelvelt, priester, provisor van het hospitaal van St. Peter, ten behoeve van de armen van dit hospitaal, een rente van 1 oud schild 's jaars van een rente van 3 oude schilden 's jaars, gaande uit het huis en de hofstede van Johan Volquyns zoon in de Wilhackenstege, uit welk huis nog een rente van 1 oud schild voor het gasthuis van St. Anthonis en van 1 oud schild voor het gasthuis van St. Claes gaan. Gegeven int jair onss Heren dusent vierhondert ende twe ende veertich des Vrydages na Sente Lucien dach der Heiliger jonfrouwen. Oorspr. (inv. no. 187), de zegels der oorkonders zijn verloren.

110 Wolter van Aller en Willem van Doirnick, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Jutte van Putten overgedragen heeft aan de huismeesters van het hospitaal van St. Anthonys buiten Arnhem een rente van 1 oud schild 's jaars van een rente van 3 oude schilden, gaande uit het huis van Johan Volquyns zoon in de Wilhackenstege. Gegeven int jair ons Heren dusent vierhondert ende twe ende veertich des Vridages na Sente Lucien dach der Heiliger jonfrouwen. Oorspr. (inv. no. 448), met de Zegels der oorkonders.

111 Wynant Ridder en Roeloff Momme, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Johan Kyvit en diens vrouw Gertruyt verkocht hebben aan het gasthuis van St. Peter Arnhem 4½ morgen land, gelegen in het kerspel Elden in Elderweyde, grenzende aan Elderzege. Gegeven int jaer ons Heeren dusent vierhondert drieënveertig des Saterdaeges nae den Sonnendach in der vasten als men singt Letare Jherusalem. Afschrift in inv. no. 23, fol. 248.

112 Johan van Zallant en Gelis Ingen Nuwelant, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Jacob Huberts zoon en diens vrouw Hadewich overgedragen hebben aan heer Peter Pijn, priester, bezitter van de kapel van St. Anthonys buiten Arnhem, ten behoeve der vicarieën in die kapel, een rente van 6 oude schilden 's jaars, gaande uit hun huis en hofstede buiten Arnhem aan den Broick en eenige daartegenover gelegen huizen. Gegeven int jair onss Heren dusent vierhondert ende dry ende veertich des Wonsdaiges na den Heiligen Paesschdach. Oorspr. (inv. no. 489), met de zegels der oorkonders.

113 Willem van Doirnick en Derick Doeyss van den Gruuthuys, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Reyner Verbruggen en diens vrouw Geertruyt overgedragen hebben aan heer Peter Pijn, priester, bezitter van de kapel van St. Anthonys buiten Arnhem, ten behoeve van de vicarieën in die kapel, een rente van 1 oud schild 's jaars, gaande uit het huis van Henrick Teggers, gelegen in de Conynckstraten, naast de straat, welke naar de Nyerstat voert. Gegeven int jair onss Heren dusent vierhondert ende drye ende veertich des Dynsdaiges na Belaken Pynxsteren. Oorspr. (inv. no. 488), met de geschonden zegels der oorkonders.

114 Walraven van Eckoy, richter in de Overbetuwe, oorkondt, dat Goessen van den Gruithuys verkocht heeft aan heer Gerrit Smaelevelt, priester, provisor van het hospitaal van St. Peter te Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, een rente van 16 oude schilden 's jaars, gaande uit het goed dat Nyslach, groot 42 morgen land, gelegen in het kerspel Elst in de maalschap Aembe tusschen de Huyssensche straat en de landwetering. Gegeven int jaer ons Heren dusent vierhondertendrieenveertich op St. Jans dach nativitatis te midsoomer. Afschrift in inv. no. 23, fol. 252 verso.

115 Roloff Momme en Gaedert Brentinck, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Jacob van den Nyenhuus, diens vrouw Dyeberich en haar zoon Pelgrom Peters zoon overgedragen hebben aan Jutte van Putten een rente van 1 oud schild 's jaars, gaande uit het voorste deel van het Nyehuys. Gegeven int jair onss Heren dusent vierhondert ende drye ende veertich des Vridaiges na Sente Jacobs dach des Heiligen apostols. Oorspr. (inv. no. 707), met de zegels der oorkonders.

116 Burgemeesters, schepenen en raad van Arnhem erkennen verkocht et hebben aan Gelys Ingen Nuwelant, raadsgezel, een losrente van 65 rijnsche guldens 's jaars, gaande uit de inkomsten en goederen der stad. Gegeven in den jair onss Heren dusent vierhondert ende drie ende veertich op Sente Laurencius' avont des Heiligen martelers. Oorspr. (inv. no. 701), met het stadszegel.

117 Wynant Ridder en Stheven Ploech, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Jutte van Putten overgedragen heeft aan heer Egbert Uten Wywer, priester, provisor van het hospitaal van St. Katherinen Arnhem, een rente van 1 oud schild 's jaars, gaande uit het voorste deel van het Nyehuus, en een rente van 2 oude schilden 's jaars, gaande uit het huis van Coenrait de Groit Johans zoon. Gegeven int jair ons Heren dusent vierhondert ende vier ende veertich des Donresdaiges na Sente Urbaens dach des Heiligen paeuws. Oorspr. (inv. no. 707), met de zegels der oorkonders.

118 Derck van Brienen en zijn broeder Johan van Brienen erkennen verkocht te hebben aan het godshuis van St. Peter Arnhem 10 hond en 24 roeden land, gelegen in het kerspel Elden opt Griet, tusschen de Malburgse wetering en de dijk tElden, welk land een tynsgoed is van Steven Ploich. Gegeven in den jaer ons Heeren dusent vierhondert ende vierenveertig des Sonnendaeges nae den Heyligen Kersdach. Afschrift in inv. no. 23, fol. 250.

119 Derick Doeyss van den Gruuthuys en Johan Menschart, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Peter Arnts zoon van Gorrinchem, mede uit naam van zijn zwager Laurens Goltsmyt en diens vrouw Hadewig, zijne zuster, overgedragen heeft aan Jacob van Kaldhaven de helft van een huis en hofstede, waarvan de andere helft aan het gasthuis van St. Peter Arnhem behoort. Gegeven int jair onss Heren dusent vierhondert ende vijff ende veertich des Donresdaiges na Sente Viten dach. Oorspr. (inv. no. 115), met de resten van de zegels der oorkonders.

120 Wynandt Ridder en Herman van Wye, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Styne van Rokel erkent, dat Lambert van Kouwen gelost heeft een rente van 2 pond 's jaars, gaande uit Lamberts huis in de Rhijnstraate naast het St. Peters hospitaal. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vierhondert und sesen-veertig op St. Pontiaens avondt des Heyligen martelaers. Afschrift in inv. no. 23, fol. 13 verso.

121 Wynant Ridder en Arnt Thomas, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Coenraet de verver en diens vrouw Mechtelt overgedragen hebben aan heer Gerrit Smalevelt, priester, provisor van het godshuis van St. Peter te Arnhem, ten behoeve van dit godshuis, een huis en hofstede naast het godshuis, gelegen in de Oeverstraete, uit welk huis gaat een losrente van 2 oude schilden 's jaars. Gegeven int jaer ons Heeren dusent vierhondert ende sesenveertig des....... daegs na St. Lucien dach der Heyliger jonffrouwen. Afschrift in inv. no. 23, fol. 16.

122 Wilhelm van Doirnick en Arnt Thomas, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Arnt Kruuthoff en diens vrouw Heilwich overgedragen hebben aan Frederick van Lienen, den messenmaker, een rente van 1 oud schild 's jaars, gaande uit hun huis en hofstede in de Overstrate en uit hun hof buiten de Rijnpoirte. Gegeven int jair onss Heren dusent vierhondert ende soeven ende veertich des Wonsdaiges na den Sonnendach in der vasten als men singt Judica.

123 Goesen van den Gruuthuys en Herman van Wye, Schepenen

124 Steven van Brienen en Johan van Zallant, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Mechtelt, weduwe van Gijsbert Tymmerman, en haar kinderen Coenrait Gijsberts zoon en Agnese met haar man Willem passert overgedragen hebben aan Aelbert Poelman en Geryt van Soenss, huismeesters van het hospitaal van St. Anthonys buiten Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, een rente van 1 oud schild 's jaars, gaande uit hun huis en hofstede in de Beckerstrate. Gegeven int jair ons Heren dusent vierhondert ende acht ende veertien des Manendaiges na des Heiligen Sacrements dach. Oorspr. (inv. no. 450), met de geschonden zegels der oorkonders.

125 Wynant Ridder en Arnt Thomas, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Gelis Ingen Nuwelant overgedragen heeft aan heer Johan Schriver, priester, provisor van het hospitaal van St. Katherynen, Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, een rente van 65 rijnsche guldens 's jaars, vermeld in den brief d.d. 1443 Augustus 9 (zie regest 116), alsmede een som van 200 rijnsche guldens, welke heer Arnt van Ghoir, rentmeester, aan Gelis schuldig was. Gegeven int jair ons Heren dusent vierhondert ende acht ende veertien op Sente Peters ende Pouwels dach der Heiligen apostolen. Oorspr. (inv. no. 701), met de zegels der oorkonders.

126 Johan Menschart en Henrick TengnegelL, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Aelbert Poelman en diens vrouw Fie, Seger Haick en diens vrouw Geertruyt, alsmede Evert Beernts zoon en diens vrouw Aleit overgedragen hebben aan Geryt van Soenss ten behoeve van het hospitaal van St. Anthonys buiten Arnhem, een rente van 1½ oud schild 's jaars, gaande uit het huis van Johan Kanterix den messenmaker, gelegen in de Beckerstrate.

127 Wynant Ridder en Herman van Wye Hermans zoon, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Henrick Gerits zoon de timmerman en diens vrouw Bele overgedragen hebben aan Aelbert Poelman ten behoeve van het hospitaal van St. Anthonys buiten Arnhem, een rente van ½ oud schild 's jaars, gaande uit het huis van Mette, weduwe van Gijsbert Voegeler den timmerman, gelegen in de Beckerstrate. Gegeven int jair ons Heren dusent vierhondert ende vijfftich op Sente Crispinus' en Crispinianus' dach der Heiliger martelers. Oorspr. (inv. no. 452), met de zegels der oorkonders.

128 Winant Ridder en Willem van Doirnick, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Henrick van Cuyck, diens zoon Derick van Cuyck, Evert van den Oldenwyer en diens vrouw Lijsbeth overgedragen hebben aan Roloff Aelberts zoon een losrente van 2 oude schilden 's jaars, gaande uit hun huis en hofstede in de Rijnstrate en uit ½ morgen land in Arnhemerbroick, uit welke goederen reeds een rente gaat. Gegeven int jair ons Heren dusent vierhondert ende een ende vijfftich op Sente Agneten avont der Heiliger jonffrouwen. Oorspr. (inv. no. 708), met het zegel van den eersten oorkonder en het geschonden zegel van den tweeden oorkonder.

129 Willem van Doirnick en Wynant Ridder ter eenre en Goesen van den Gruuthuys en Gerselys van den Gruuthuys ter andere zijde brengen een magescheid tot stand tusschen Henrick Wilt en diens zoon Derick Wilt van de goederen, Derick aanbestorven van zijne moeder Geertrude, waarbij bepaald wordt, dat Derick zal krijgen een erf en goed buiten de St. Johanspoirte met twee schuren, landerijen op den Hoegen, te weten de Doirnekamp, gelegen op Lopenre Ynck, een stuk land bij Doirnekamp en 2 stukken land in Wynant Ridders-kamp. Gegeven int jair ons Heren dusent vierhondert een ende vijfftich op den Heiligen Palmdach. Gevidimeerd in den brief dd. 1457 Januari 12 (zie regest 151).

130 Wynant Ridder en Herman van Wye Hermans zoon, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Wyer van Brakell en diens vrouw Aleit overgedragen hebben aan heer Gaedert Gademans zoon, priester, provisor van het godshuis van St. Kathrinen Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, en aan Aelbert Poelman ten behoeve van het hospitaal van St. Anthonys buiten Arnhem, een rente van 1 oud schild 's jaars, gaande uit het huis van Willem DericX zoon aan de Nye Merct. Gegeven int jair onss Heren dusent vierhondert ende een ende vijfftich des Donresdaiges na Sente Remeyss dach. Oorspr. (inv. no. 453), met de zegels der oorkonders.

131 Goesen van den Gruuthuys en Henrick TengnegelL, Schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Johan van Delen en diens vrouw Mechtelt overgedragen hebben aan Geryt van Soenss, ten behoeve van het hospitaal van St. Anthonys buiten Arnhem, een rente van i pond kleinpenningen 's jaars, gaande uit het huis van Henric van den Rijn, gelegen op den hoek van de Beckerstrate. Gegeven int jair onss Heren dusent vierhondert ende een ende vijfftich op den Heiligen Jairssavont. Oorspr. (inv. no. 454), met de zegels der oorkonders.

132 Herman van Wye en Steven van Brienen, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Mette, weduwe van Hubert Bontwerker, overgedragen heeft aan Aelbert Poelman ten behoeve van het hospitaal van St. Anthonys buiten Arnhem, een huis met een hof buiten de Velperpoirt, grenzende aan een steeg, welke voert naar de goederen van wijlen Henrick van Aller. Gegeven int jair ons Heren dusent vierhondert ende twe ende vijfftich op des Heiligen Cruys' avont exaltacionis. Oorspr. (inv. no. 422), met de zegels der oorkonders.

133 Ott van den Stade, richter in de Overbetuwe, oorkondt, dat Gijsbert van Oy overgedragen heeft aan heer Gerrit Smalevelt, priester, provisor van het hospitaal van St. Peter Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, 4½ morgen land, gelegen in het kerspel Elden aan den Moeywech. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vierhondert drie ende vijftigh op St. Georgius' dach des Heyligen martelers. Afschrift in inv. no. 23, fol. 214.

134 Burgemeesters, schepenen en raad van Arnhemum berichten aan den proost van St. Petrus te Traiectum, dat zij wegens het heengaan van Henricus Wolff, rector van de vicarie van de H. Maagd Maria in de kapel van het hospitaal van St. Catharina, meester Theodoricus de Molendino, priester, in diens plaats hebben aangesteld en verzoeken, deze benoeming te willen bekrachtigen. Datum anno Domini millesimo quadringentesimo quinquagesimo tertio mensis Maii die undecima. Afschrift in inv. no. 544, blz. 42.

135 De officiaal van den proost en aartsdiaken van de kerk van St. Petrus te Traiectum bekrachtigt de aanstelling door burgemeesters, schepenen en raden van Arnhemum van meester Theodoricus de Molendino, priester, bij de vicarie van de H. Maagd Maria in het hospitaal van St. Catharina te Arnhemum, opengevallen door het heengaan van Henricus Wolff, rector van die vicarie. Datum anno Domini millesimo quadringentesimo quinquagesimo tertio feria quarta post octavas Penthecostes hora vesperarum. Afschrift in inv. no. 544, blz. 43.

136 Arnt Toesterhuysen en Nyel van Lyederen, kerkmeesters te Begbergen, verpachten aan Goessen van Daetseler en diens vrouw Guede een hofstede, gelegen bij den molen te Liederen in de Liedermercke. Gegeven int jaer onses Lieven Heeren duysent vierhondert ende vierenvijftig op onser liever Vrouwen avondt purificationis. Afschrift in inv. no. 23, fol. 164.

137 Gijsbert van Oye erkent verkocht te hebben aan zijn broeder Ott van Oye een hofstede in het kerspel Elden, genaamd Maben hofstede, groot 4 hond land, zijnde een tynsgoed van den jonker van den Berge. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vierhondert vierenvijftig des neisten Vrydaeges nae St. Peters ad vincula. Afschrift in Inv. no. 23, fol. 218 verso.

138 Otto van Oye erkent verkocht te hebben aan Frederick van Lienen, den messenmaker, een hofstede in het kerspel Elden, genaamd Maben hofstede, groot 4 hond land, zijnde een tynsgoed van den jonker van den Berge. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vierhondert vijffenvijftig op onser Liever Vrouwen avont annunciationis. Afschrift in inv. no. 23, fol. 220.

139 Herman van Wye en Wynant van Aller, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Gaedert Sondersorge en diens vrouw Elsbe overgedragen hebben aan Johan Schouten een losrente van 2½ oud schild, gaande uit de hun toekomende helft van een huis, geheeten die Smyt, gelegen naast het huis, genaamd Marrienborch, en uit ½ morgen land, gelegen in Arnhemerbroick in het Lawickerslach. Gegeven int jair onss Heren dusent vierhondert ende vijff ende vijfftich des Donresdaiges na den Heiligen Paesschdach. Oorspr. (inv. no. 455), met het geschonden zegel van den eersten en het zegel van den tweeden oorkonder.

140 Gelis Ingen Nuwelant bevestigt de overdracht van een schuldvordering op de stad Arnhem, vermeld in den brief d.d. 1448 Juni 29 (zie regest 125). Gegeven int jair ons Heren dusent vierhondert ende vijff ende vijfftich op Sente Bonifacius' avont. Oorspr. (inv. no. 701), met het zegel van den oorkonder; het randschrift is geschonden.

141 Herman van Wye en Wynant van Aller, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Derick Gelenhouwer en diens vrouw Geertruyt overgedragen hebben aan Maes van Mekeren een losrente van 1 oud schild 's jaars, gaande uit hun huis en hofstede, gelegen in de Rijnstrate en uit een schaarweide in het Arnhemerbroick in Elsterslach, uit welke goederen reeds een rente gaat. Gegeven int jair ons Heren dusent vierhondert ende vijff ende vijfftich op Sente Bartholomeus' dach des Heiligen apostels. Oorspr. (inv. no. 458); met de zegels der oorkonders.

142 Johannes Suzeler, kanunnik te Deventer, vicaris van heer Coenraat van Diepholt, geconfirmeerd elect te Osenbrugge en proost te Deventer, beleent Willam Henricks met het goed te Averstege in het kerspel Begbergen, na opdracht door Else GerritS te Averstege. Gegeven in den jaere ons Heeren duysent vierhondert sesenvijftig des Saterdaeges nae den Sonnendach Esto Michi. Afschrift in inv. no. 23, fol. 145.

143 Gerselis van Aller en Johan van Brienen, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Johan van den Walle, bode van de stad Arnhem, verklaart gepand te hebben het huis van Mechteld, vrouw van wijlen Gijsbert Tymmerman, in de Beckerstrate voor een rente van 1½ oud schild 's jaars ten behoeve van het hospitaal van St. Anthonys buiten Arnhem. Gegeven int jair ons Heren dusent vierhondert sess ende vijfftich des Dynsdaiges na den Sonnendach na Paesschen als men singt Cantate. Oorspr. (inv. no. 419), met de zegels der oorkonders.

144 Gerselis van Aller en Johan van Brienen, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Aelbert Poelman als huismeester van het hospitaal van St. Anthonys verkocht heeft aan Gerit van der Stege het huis en de hofstede van Mechteld, weduwe van Gijsbert Tymmerman, gelegen in de Beckerstrate, na panding wegens een niet uitbetaalde rente van 1½ oud schild 's jaars, welke pand weder losbaar zal zijn. Gegeven int jaer ons Heren dusent vierhondert sess ende vijfftich des Dynsdaigs na den Sonnendach na Paesschen als men singt Cantate. Oorspr. (inv. no. 419), met de zegels der oorkonders.

145 Gijsbert van der Hoeven en Johan van Brienen, Schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Aelbert Poelman als huismeester van het hospitaal van St. Anthonys aangezegd heeft aan Mechteld, weduwe van Gijsbert Tymmerman en haar dochter Agnese, gehuwd met Willem Passert, dat hij aan Gerit van der Stege hun huis en hofstede in de Beckerstrate verkocht had, na panding wegens een niet uitbetaalde rente van 1½ oud schild 's jaars, welk pand inlosbaar is. Gegeven int jair ons Heren dusent vierhondert sess ende vijfftich des Guedesdaiges na den Sonnendach na Paesschen als men singt Cantate. Oorspr. (inv. no. 419), met de zegels der oorkonders.

146 Johan van Brienen en Ott van den Gruuthuys, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Johan Gaederts zoon, bode der stad Arnhem, verklaart aan Coenrait Gijsberts zoon te Amerongen een aanzegging te hebben uitgereikt, inhoudende, dat Aelbert Poelman als huismeester van het hospitaal van St. Anthonys buiten Arnhem aan Gerit van der Stege het huis van Mechteld, weduwe van Gijsbert Tymmerman, in de Beckerstrate, na panding wegens het niet betalen van een rente van ½ oud schild, had verkocht, welk huis bovengenoemde Coenrait weder mag inlossen. Gegeven int jair ons Heren dusent vierhondert sess ende vijfftich des Vridages na Sente Johans dach ante portam latinam. Oorspr. (inv. no. 419), met de zegels der oorkonders.

147 Willem van Doirnick en Gerselis van Aller, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Gerit van der Stege opgedragen heeft aan Aelbert Poelman als huismeester ten behoeve van het hospitaal van St. Anthonys buiten Arnhem het hem door dezen huismeester verkochte huis en de hofstede van Mechteld, weduwe van Gijsbert Tymmerman, gelegen in de Beckerstrate. Gegeven int jair ons Heren dusent vierhondert sess ende vijfftich des Vridaigs na des Heiligen Sacraments dach. Oorspr. (inv. no. 419), met de geschonden zegels der oorkonders.

148 Gerselis van den Gruuthuys, richter te Arnhem en te Brymmen en ambtman van Veluwenzoem, oorkondt, dat Steven van der Hoeven overgedragen heeft aan heer Geryt Smaelvelt, priester, een kamp land in Velpperbroick binnen- en buitendijks, ten Zuiden grenzende aan den Ysell met den aanwas in dien stroom. Gegeven int jair ons Heren dusent vierhondert sess ende vijfftich des Dynsdaigs na Sente Bonifacius' dach des Heiligen martelers.

149 Gijsbert van der Hoeven en Sweder van Angeren, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Henrick van Eschaten verklaart in te zullen staan voor den verkoop, vermeld in den brief d.d. 1456 Juni 7 (zie regest 148), waarvoor hij zijn huis en hof in de Beckerstrate, gelegen naast het huis den Nyen Oirt, verbindt. Gegeven int jair ons Heren dusent vierhondert sess ende vijfftich des Dynsdaiges na Sente Bonifacius' dach des Heiligen martelers.

150 Herman van Wye en Johan van Brienen, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Geertruyt, weduwe van Henrick van der Camer, overgedragen heeft aan Aelbert Poelman, huismeester, ten behoeve van het hospitaal van St. Anthonys buiten Arnhem, een rente van 1 oud schild 's jaars, gaande uit de helft van het huis van Derick Gelenhouwer in de Rijnstrate. Gegeven int jair ons Heren dusent virehondert sess ende vijfftich des Dynsdaigs na Sente Martens dach translacionis. Oorspr. (inv. no. 456), met de zegels der oorkonders.

151 Johan Mynschart en Johan van Brienen, schepen te Arnhem, geven vidimus van den brief d.d. 1451 April 18 (zie regest 129). Gegeven int jair ons Heren dusent vierhondert soeven ende vijfftich des Guedesdaigs na Dertyendach.

152 Johan Mynschart en Johan van Brienen, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Henrick Wilt en diens vrouw Styne hun goed en erf te Loepen met toebehooren, dat zij van Middachten in leen hadden, overgedragen hebben aan Derick Zuermont. Gegeven int jair ons Heren dusent vierhondert ende soeven ende vijfftich des Guedesdaiges na Dertyendach.

153 Gerselis van den Gruuthuys, richter te Arnhem en te Brymmen en ambtman van Veluwenzoem, oorkondt, dat heer Gerit Smaelvelt, priester, overgedragen heeft aan Goesen van den Gruuthuys en Steven Ploich, huismeesters van het godshuis van St. Peter Arnhem, ten behoeve van dit godshuis, een kamp land in Velperbroick binnen- en buitendijks, ten Zuiden grenzende aan den IJssell, met den aanwas in dien stroom. Gegeven int jair ons Heren dusent vierhondert soeven ende vijfftich des Dynsdaigs na den Heiligen Paesschdach.

154 Herman van Wye en Sweder van Angeren, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat heer Gerit Smaelvelt, priester, overgedragen heeft aan Goesen van den Gruuthuys en Steven Ploich, huismeesters van het godshuis van St. Peter Arnhem, ten behoeve van dit godshuis, een rente van 10 oude schilden 's jaars, gaande uit het huis, genaamd Vroudenberch, gelegen aan den Oirt, terwijl hij, behalve een vroegeren rentebrief, mede heeft over gegeven den waarborgbrief van een kamp land in Velpperbroick binnen- enbuitendijks (zie regest 153). Gegeven int jair onss Heren dusent vierhondert soeven ende vijfftich des Dynsdaigs na den Heiligen Paesschdach. Oorspr. (inv. no. 186), met de zegels der oorkonders.

155 Burgemeesters, schepenen en raad der stad Arnhem oorkonden, dat Goesen van den Gruuthuys en Steven Ploich, huismeesters van het godshuis van St. Peter Arnhem, namens dit godshuis verklaren aan heer Gerit Smaelvelt, priester, provisor van het godshuis, jaarlijks 67 goudgulden te zullen uitkeeren in ruil voor diens overdracht van een uiterwaard en een stuk land in het kerspel Velp, een rente van 10 oude schilden 's jaars, gaande uit het huis, genaamd Vroudenberch, en 516 rijnsche guldens gereed geld, welke renten na heer Gerits dood zullen worden besteed tot nader omschreven uitkeeringen aan armen, het houden van missen, enz. Gegeven int jair ons Heren dusent vierhondert soeven ende vijftich des Dynsdaigs na den Heiligen Paesschdach.

156 Herman van Wye en Steven Ploich, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Roloff Aelberts zoon en diens vrouw Ulant overgedragen hebben aan Jutte, vrouw van Johan die Witt, een rente van 2 oude schilden 's jaars, gaande uit een huis en hof in de Rijnstrate, vroeger behoorende aan Derick van Cuyck. Gegeven int jair ons Heren dusent vierhondert acht ende vijfftich des Donresdaiges na Sente Pouwels dach conversionis. Oorspr. (inv. no. 708), met het zegel van den eersten oorkonder en het geschonden zegel van den tweeden oorkonder.

157 Albert van Eem erkent verkocht te hebben aan Jan van Venen 1 hond land, gelegen in het kerspel Oen op den Hacht, aan het Oosten grenzende aan den weg. Ghegheven int iair ons Heren dusent vierhondert ende achtenvijftich op Sunte Urbanus' dach. Oorspr. (inv. no. 163), met het geschonden zegel van den oorkondet.

158 Johan Mynschart en Gijsbert van der Hoeven, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Gadelt Bontwerkers overgedragen heeft aan Jacob van der LYNden ten behoeve van het hospitaal van St. Katherinen Arnhem, een rente van 1 oud schild 's jaars, gaande uit de hofstede van Henrick van Dorsten, gelegen achter Rodenborchs aan de Beke. Gegeven int jair onss Heren dusent vierhondert acht ende vijfftich des Vridages na Sente Laurencius' dach des Heiligen martelers. Oorspr. (inv. no. 709), met de zegels der oorkonders.

159 Elsbe van Middachten en van Raesvelt beleent Maes Morren met de leengoederen, vermeld in den brief d.d. 1425 November 26 (zie regest 60), na opdracht door Dirck Soermont. Gegeven int jaer ons Heren dusent vierhondert achte ende vijftich dess anderen dages na Sunte Bartholomeus' daghe dess Heylgen apostels.

160 Roloff Momme en Sweder van Angeren, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Lijsbeth Smeets overgedragen heeft aan Aelbert Poelman, huismeester van St. Anthonys, ten behoeve van dit hospitaal, een rente van 1 oud schild 's jaars, gaande uit haar hofstede in de Overstrate, in ruil voor een schuld van 5 rijnsche guldens. Gegeven int jair ons Heren dusent vierhondert acht ende vijfftich des Vridages na den Heiligen Kirssdach. Oorspr. (inv. no. 457), met het zegel van den tweeden oorkonder; het zegel van den eersten oorkonder is verloren.

161 Johan Mynschart en Sweder van Angeren, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Gerselis van den Gruuthuys, richter Arnhem, voor de tweede maal geboden heeft het huis en de hofstede van Henric van Dorsten, gelegen achter Rodenborch met een halve schaarweide in Arnhemerbroick, dat als belmondig goed door het hospitaal van St. Katherinen gekocht was, te ontruimen. Gegeven int jair ons Heren dusent vierhondert negen ende vijfftich des Vridages na der Twelff apostelen dach den men nuempt to latijn Divisionis apostolorum. Oorspr. (inv. no. 709), met de zegels der oorkonders; de randschriften zijn geschonden.

162 Nyel ten Have en zijne vrouw Jutte erkennen al hun rechten op een derde deel van een holtmark in Lieremerckt in het kerspel Begbergen overgedragen te hebben aan Nyels natuurlijken zoon Arnt. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vierhondert ende negenenvijftigh des Saterdaeges nae St. Victoris dach ende sijner gesellen martelaren. Afschrift in inv. no. 23, fol. 150 verso.

163 Giesbert van der Hoeven en Johan van Brienen, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Maes van Mekeren overgedragen heeft aan Aelbert Poelman en Gerit van der Stege, huismeesters van het hospitaal van St. Anthonis buiten Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, een rente van 1 oud schild 's jaars, gaande uit het huis van Derick Gelenhouwer in de Rijnstrate en uit een schaarweide in het Arnhemerbroick in Elsterslach. Gegeven int jair ons Heren dusent vierhondert negen ende vijfftich des Vridaiges na Sente Martens dach in den wynter. Oorspr. (inv. no. 458), met de zegels der oorkonders.

164 Herman van Wye en Steven Ploich, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat heer Gaedert Gademans, priester, provisor van het hospitaal van St. Katherinen Arnhem, overgedragen heeft aan Peter Flores het vanwege het hospitaal gedane verwin aan het huis van Henric van Dorsten, gelegen achter Rodenborch, met een halve schaarweide in Arnhemerbroick in het Olde Meecssche slag, uit welke goederen het gasthuis een rente van 1½ oud schild en 18 schellingen 's jaars behouden zal. Gegeven int jair ons Heren dusent vierhondert ende tsestich des Vridaigs na Jairssdach.

165 Johan Mynschart en Johan van Brienen, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Gaedert Willems zoon en Johan van Delen verklaren geen bezwaar te hebben tegen de verbouwing, welke Peter Flores aan het naast hunne erven gelegen goed heeft ondernomen. Gegeven int jair ons Heren dusent vierhondert een ende tsestich des Guedesdaiges na den Sonnendach Jubilate. Oorspr. (inv. no. 709), met de geschonden zegels der oorkonders.

166 Johan Mynschart en Herman van Wye de jonge, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Danelt van der Horst en diens vrouw Griete overgedragen hebben aan heer Peter Pijn, bezitter van de kapel van St. Anthonys buiten Arnhem, ten behoeve van de vicarieën in die kapel, een losrente van 3 oude schilden 's jaars, gaande uit hun huis en hofstede, geheeten Kalensteyn, gelegen aan het St. Johans kerkhof, en uit 1½ morgen land in het Arnhemerbroick, waarvan ½ morgen gelegen is in Arnt Roeloffs zoons slag en de rest achter het klooster van Bethanien. Gegeven int jair ons Heren dusent vierhondert twe ende tsestich op onser Liever Vrouwen dach purificationis. Oorspr. (inv. no. 489), met het zegel van den eersten oorkonder; het zegel van den tweeden oorkonder is verloren.

167 Johan Mynschart en Herman van Wye de jonge, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat heer Peter Pijn, priester, bezitter van de kapel van St. Anthonys buiten Arnhem, overgedragen heeft aan heer Gaedert van Hoekelom, priester, Danelt van der Horst en meester Johan van der Lede, den kok, een rente van 6 oude schilden 's jaars, gaande uit het huis van Jacob Huberts zoon, gelegen buiten Arnhem aan den Broick en uit twee huizen daar tegenover, welke rente tot 3 oude schilden verminderd was (vergel. regest 166) terwijl voor de rest een nieuwe rente van 3 oude schilden wordt gegeven (vergel. regest 168). Gegeven int jair onss Heren dusent vierhondert twe ende tsestich op onser Liever Vrouwen dach te lichtmisse. Oorspr. (inv. no. 489), met de zegels der oorkonders.

168 Johan Mynschart en Herman van Wye de jonge, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Griete, weduwe van Steven Johans zoon, als zaakwaarnemer van haar zoon Peter Stevens zoon en diens vrouw Mechteld, overgedragen heeft aan heer Peter Pijn, priester, bezitter van de kapel van St. Anthonys buiten Arnhem, ten behoeve van de vicarieën in die kapel, een losrente van 3 oude schilden 's jaars, gaande uit 3 kamers achter het erf van den pastoor van Arnhem, uit een rente van 1½ schild en uit hun huis aan de Olde Merct. Gegeven int jair ons Heren dusent vierhondert twe ende tsestich op onser Liever Vrouwen dach purificationis. Oorspr. (inv. no. 489), met de zegels der oorkonders.

169 Wyllem van der Borch en zijne vrouw Stine verkoopen aan Maes Morren een stuk land in het schependom van Aernhem, grenzende aan de straat en aan den Galghenberch. Gegeven in den jair onss Heren dusent vyerhondert twee ende tsestich des Manendages in der vasten post Dominicam Reminiscere.

170 Johan Mynschart en Wynant Ridder, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat heer Johan van Dueren, priester, overgedragen heeft aan Wynand van Arnhem en Wynand van Aller, huismeesters van het hospitaal van St. Katherinen Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, een rente van 4 oude schilden 's jaars, gaande uit het huis genaamd Bontenborch, gelegen aan de Nye Merct. Gegeven int jair onss Heren dusent vierhondert drie ende tsestich des Satersdaigs na den Sonnendach in der vasten als men singt Invocavit. Oorspr. (inv. no. 710); de zegels der oorkonders zijn verloten.

171 Albert Muys en zijne vrouw Fye erkennen verkocht te hebben aan Lijsbet van Averijssel 4 morgen land, gelegen in het kerspel Elden in de Avermaet ten Oosten van de Arnhemsche straat, uit welk land een rente van 1 pond 's jaars gaat ten behoeve van het klooster Munnickhuysen. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vierhondert drieentsestig des Saterdaeges in den vasten nae den Sonnendach Letare Jherusalem. Afschrift in inv. no. 23, fol. 229.

172 Johan van Broichusen en Wynant Ridder, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Katherine Jacobs dochter van Gelre overgedragen heeft aan Gerit Arnts zoon, den man van haar moeder, alle goederen, welke zij geërfd had van haar vader Jacob. Gegeven int jair onss Heren dusent vierhondert vier ende tsestich op Sente Peters dach ad vincula. Oorspr. (inv. no. 442), met de zegels der oorkonders.

173 Herman van Wye de jonge en Johan van Brienen, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Arnt HenricX zoon en diens vrouw Lumken overgedragen hebben aan Gerit van der Stege en Johan Schouten, huismeesters van het hospitaal van St. Anthonys buiten Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, een losrente van 1 oud schild 's jaars, gaande uit hun huis en hofstede in de Nyerstat over de Beke en nog een huis in dezelfde straat. Gegeven int jair onss Heren dusent vierhondert vier ende tsestich des Satersdaigs na Alre Heiligen dach. Oorspr. (inv. no. 459), niet de zegels der oorkonders.

174 Nyel ten Have en zijne vrouw Jutte erkennen geen rechten te hebben op een derde deel van een holtmark in Lierenremarck in het kerspel Begbergen, met goedkeuren van Nyels natuurlijken zoon Arnt overgedragen aan Evert Duvel. Gegeven in den jaer ons Heeren duysent vierhondert vijff ende tsestig des neesten Donredaechs post Mathiae apostoli. Afschrift in inv. no. 23, fol. 151.

175 Katherina, dochter tot Gelre enz., beveelt den priester heer Derrick Aicken bij burgemeesters, schepenen en raad van Arnhem aan voor de door den dood van den priester heer Bor van Doornyck opengevallen plaats bij een vicarie in het St. Katherinen gasthuis. Gegeven toe Graeve opten Maenendach nae Judica anno LX quinto. Afschrift in inv. no. 544, blz. 45.

176 (Burgemeesters en schepenen van Arnhem) berichten aan juffer Katrijne, dochter tot Gelre enz., dat de raadsvrienden niet bijeen zijn, weshalve zij uitstel verzoeken voor de begeving van de plaats bij de vicarie in het St. Catharinen gasthuis, opengevallen door den dood van den priester heer Borre van Doernick. Gescreven feria quarta post Judica. Afschrift in inv. no. 544, blz. 46.

177 Peter Bierwisch en Peter van Mekeren, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Jacob van Silvonden en diens vrouw Jutte overgedragen hebben aan heer Wolter Ingen Tolhuys, priester, hun huis en hofstede in de Conynckstrate met een gang naast het huis en een schaarweide in Arnhemerbroick in Coppensweyde, waaruit gaat een rente van 3 oude schilden 's jaars, welke de verkoopers voor zich behouden en waarvan 1 oud schild losbaar is. Gegeven int jair onss Heren dusent vierhondert vijff ende tsestich des Vridaigs na den Sonnendach Exaudi.

178 Jacob van Silvonden verklaart jaarlijks 2 oude schilden te zullen betalen voor het gebruik van een schaarweide in Arnhemerbroick in Coppensweyde, behoorende tot een huis in de Conynckstrate, door den oorkonder met die schaarweide verkocht aan heer Wolter Ingen Tolhuys, priester (zie regest 177). Gegeven int jaer onss Heren dusent vierhondert vijff ende tsestich des Vridaigs na Paesschen na den Sonnendach als men singt in der Heiliger kircken Exaudi. Oorspr. (inv. no. 191), met het zegel van den oorkonder, het randschrift is geschonden.

179 Wynant Ridder en Hendrick Bierwisch, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Goessen Stevens zoon en diens vrouw Lubken overgedragen hebben aan Andries Johans zoon hun hof buiten de Rhijnpoorte aan de straat, waarlangs men "te gerichtwaert" gaat, uit welken hof een rente van 5 schellingen 's jaars gaat. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vierhondert sesensestich op St. Peters dach ad cathedram. Afschrift in inv. no. 23, fol. 77.

180 Otto van den Gruythuys verklaart, dat een achterstallige som geld, groot 97 rijnsche guldens, welke hij aan het godshuis van St. Peter te Arnhem schuldig is wegens niet betaalde renten en geleend geld, mag worden verhaald op net goed dat Nyeslach, gelegen in het ambt van Averbetuwe. Gegeven in den jaer onss Heeren duysent vierhondert sevenensestich ipso die Servacii episcopi. Afschrift in inv. no. 23, fol. 253 verso.

181 Adolph, hertog van Gelre enz., draagt heer Dirck van der Horst, ridder, maarschalk en ambtman te Doesburg, op, om namens hem den verkoop van een losrente van 6 oude schilden 's jaars, gaande uit het goed den Nyenslach in het kerspel Eist in de buurschap Rijckerswoirde, door Ott van den Gruythuyse aan heer Gerrart Smaelvelt, provisor van het godshuis van St. Peter te Arnhem, ten behoeve van dit godshuis, te bevestigen. Gegeven in den jaer onss Heeren duysent vierhondert ind negen-ensestigh des "Vrydaeges nae den Sonnendaige Letare Jherusalem. Afschrift in inv. no. 23, fol. 254 verso.

182 Jacob Ridder en Henrick Schock, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Engelbert van Gouwen en diens vrouw Lijsbeth overgedragen hebben aan Derick Bartoltsz den kuiper, hun huis en hofstede in de Rhijnstraat naast het gasthuis van St. Peter met een achterhuis, een put en een gang, uitkomende in de Oeverstraate, en met twee schaarweiden in het Arnhemerbroeck in Bruynemansslach, onder nader aangegeven voorwaarden voor wat betreft het gemeenschappelijk gebruik van bovengenoemdén put en gang en van een waterleiding. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vierhondert negen ende sestich des neesten Manendach nae den Sondach als men in der Heyliger kirchen singt Exaudi. Afschrift in inv. no. 23, fol. 10.

183 Derck van der Horst, ridder, maarschalk en ambtman te Doesburch, bevestigt de overdracht door Ott van den Gruythuys aan heer Gerrit Smalevelt, provisor van het hospitaal van St. Peter, ten behoeve van dit hospitaal, van een losrente van 6 oude schilden 's jaars, gaande uit het goed, geheeten den Nyenslach, gelegen in het kerspel Elst in de buurschap Rijckerswoirde. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vierhondert negen ende sestich des Woensdaegs na St. Peters dach ad vincula. Afschrift in inv. no. 23, fol. 255.

184 Wilem van Ghendt, richter in de Overbetuwe, oorkondt, dat Hendrick Hellinck, optredende namens het hospitaal van St. Peter te Arnhem, na panding wegens een door Ott van den Gruythuys verschuldigde rente van 6 oude schilden 's jaars en van achterstallige rente, kooper wordt van dat Nyslach, groot 42 morgen land, gelegen in het kerspel Eist in de maalschap Aemb tusschen de Huyssensche straat en de landwetering. Gegeven int jaer onss Heeren duysent vierhondert negen ende sestich des Manendages post Mauricii martiris. Afschrift in inv. no. 23, fol. 256.

185 Willem van Gendt, richter in de Overbetuwe, oorkondt, dat Willem Smyt het hem bij verwin toegewezen erf van Ott van den Gruythuys, gelegen in het kerspel Elst in de maalschap Aemb, overgedragen heeft aan Henrick Hellingk ten behoeve van het hospitaal van St. Peter te Arnhem. Gegeven int jaer ons Heeren dusent vierhondert negenentsestigh des Manendaegs post Mauricii martiris. Afschrift in inv. no. 23, fol. 257.

186 Willem van Gendt, richter in de Overbetuwe, stelt Henrick Hellinck ten behoeve van het hospitaal van St. Peter te Arnhem in het bezit van een erf, gelegen in het kerspel Eist in de maalschap Aemb, toebehoord hebbende aan Ott van den Gruythuys. Gegeven int jaer ons Heeren dusent vierhondert negen ende tsestigh des Donredages post Mauricii martiris. Afschrift in inv. no. 23, fol. 257 verso.

187 Willem HenricksZ. en zijn zoon Herman Willemsz. Erkennen verkocht te hebben aan Arnt van Caetwijck en diens vrouw Mechtelt hun goed te Averstege in het kerspel Begbergen in de buurschap Lyeren. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vierhondert ende tseventigh op St. Valentijns dach. Afschrift in inv. no. 23, fol. 145 verso.

188 Arent van der Lauwyck, richter in de Averbetuwe, oorkondt, dat Ott van den Gruythuys en diens vrouw Geertruydt overgedragen hebben aan Herman van Wye ten behoeve van het gasthuis van St. Peter te Arnhem 42 morgen land, genaamd dat Nyeslach, gelegen in het kerspel Elst in de maalschap Aemb tusschen de landwetering en de Huyssensche straat. Gegeven int jaer onss Heeren dusent vierhondert ende tseventigh des Satersdaiges nae St. Andries. Afschrift in inv. no. 23, fol. 259.

189 Arnt van der Lawyck en Hendrick van Doornyck, mannen van leen van den hertog van Gelre enz., oorkonden, dat Ott van den Gruythuyse met diens vrouw Geertruydt en hun zoon Derick Doeys van den Gruythuyse verzoeken om het godshuis van St. Peter Arnhem te willen beleenen met de door hen overgedragen 42 morgen land, genaamd dat Nyeslach, gelegen in het kerspel Elst in de maalschap Aemb tusschen de Huyssensche straat en de land-wetering. Gegeven ind geschiet int jaer ons Heeren duysent vierhondert ende soeventigh des neesten Sonnendaigs na St. Andries' dach des Heyligen apostels. Afschrift in inv. no. 23, fol. 258.

190 Arnt Reyner zoon en zijne vrouw Gertruyt geven aan Arnt van Caetwijck en diens vrouw Mechtelt het recht van wederinkoop van 2 morgen hooiland uit het erf tAverstegen. Gegeven int jaer onses Heeren M° CCCC° ende LXXV op St. Gertruden dach der Heyligen jongfrouwen. Afschrift in inv. no. 23, fol. 146.

191 Gijsbert van der Hoeven Gijsberts zoon keurt den verkoop door zijn broeder Steven van der Hoeven aan Andries Leyendecker van een kamp land, gelegen in Velpperbroick binnen- en buitendijks, liggende aan den Ysell, goed. Gegeven int jair onss Heren dusent vierhondert vijff ende tsoventich des Dynsdaigs na Sente Remeyss dach. Oorspr. (inv. no. 178); het zegel van den oorkonder is verloten.

192 Burgemeesters, schepenen en raad van Arnhem keuren goed, dat Steven van der Hoeven, die aan het hospitaal van St. Peter Arnhem verkocht heeft 6 morgen land, genaamd den Dorck, gelegen in Velperbroick binnen- en buitendijks, de beterschap van dit land verkocht heeft aan Andries Jans zoon, brouwer, voor 100 postulaat guldens en j rijnsche guldens onraadgeld. Gegeven ynt jair onss Heren dusent vierhondert ende vijff ende tsoeventich op Sente Symon ende Juden avont apostolorum.

193 Arnt van Caetwijck en zijne vrouw Mechtelt erkennen verkocht te hebben aan Gelis Jacob Parydum zoon en diens vrouw Wychmoet een zesde deel van een holtmark in Lyeremarck uit het erf tAverstege. Gegeven int jaer onses Heeren duysent vierhondert ende sesenseventigh op Belaecken Paeschdach. Afschrift in inv. no. 23, fol. 151 verso.

194 Wichart ten Have en Johan van de Kamer, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Gijsbert Coenraetsz. Varwer en diens vrouw Helena overgedragen hebben aan Claes Jordens een huis en hofstede op de Nye Merckt, vroeger toebehoorende aan Johan van Welle, uit welk huis een losrente van 3 rijnsche guldens gaat. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vierhondert ende sesenseventich op St. Peters ende Pouwels avondt der Heyliger apostolen. Afschrift in inv. no. 23, fol. 23.

195 Walraven van Wamel, pastoor Arnhem, medegezel in het godshuis te Preume, erkent aan Johan Strubbe, mede optredende voor diens vrouw Griet en haar moeder Mette Romans, als tynsgoed te hebben gegeven een half erf, genaamd Ten Colck, 5 schaarweiden in het Arnhemerbroick in de Cruysweyden, 2 stukken land op Arnhemerenck, te vertynsen in den hof te Nyenbeeck, en aan Wychman van Eymeren een halve hoeve hout in het Arnhemerbosch en 2 stukken land boven den Oldenwyer en bij den Bossch. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vierhondert sevenenseventig op St. Marien Magdalenen dach.

196 Herman van Wye en Johan van Mekeren, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Engelbert van Kouden en diens vrouw Lijsbeth opgedragen hebben aan Johan van den Kirckhoff, hoefsmid, een losrente van 1½ oud schild 's jaars van een rente van 2½ oud schild, gaande uit huis en hof van Derick van den Berge den glazenmaker en diens vrouw Nelle, gelegen in de Beckerstrate en uit een daarbij hoerende halve schaarweide in Arnhemerbroick in Boezenweyde. Gegeven ynt jair onss Heren dusent vierhondert acht ende tsoeventich des Satersdaiges na den Heiligen Paisschdach. Oorspr. (inv. no. 569), met de geschonden zegels der oorkonders.

197 Henrick Bierwissch en Wychart then Have, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Wolter Wolff, radenmaker, en diens vrouw Agathe opgedragen hebben aan Goessen van manen, huismeester van het hospitaal van St. Anthonis bij Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, de helft van hun huis, gelegen bij het hospitaal, gebouwd op het erf van wijlen Frederick van Reness. Gegeven ynt jair onss Heren dusent vierhondert ende acht ende tsoeventich des neesten Dynsdaiges na Sent Vitus' dach. Oorspr. (inv. no. 417), met de geschonden zegels der oorkonders.

198 Gijsbert van der Hoeven en Wychart then Have, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Gijsbert van Mekeren MaesZ. opgedragen heeft aan Goessen Jacobsz. van Manen en Herman van Tricht, huismeesters van het hospitaal van St. Anthonis bij Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, alle goederen, welke hij geërfd heeft van zijne moei Aleide van Lancheren, gelegen in de stad en vrijheid van Arnhem of in Veluwen. Gegeven ynt jair onss Heren dusent vierhondert negen ende tsoventich des Wonsdaiges na Sent Martijns dach translacionis. Oorspr. (inv. no. 418), met de geschonden zegels der oorkonders.

199 Wilhem van Eymeren en zijne vrouw Alit erkennen geschonken te hebben aan het hospitaal van St. Anthonis buiten Arnhem een rente van 1 pond was 's jaars, gaande uit hun huis in het kerspel Eist in de buurschap Velu, gelegen naast het huis van Reyner Brant, uit welk goed reeds eenige renten gaan. Gegeven int jair onss Heren dusent vierhondert negen ende tsoeventich op Sunte Matheus' avont apostoli et ewangeliste. Oorspr. (inv. no. 473), met de geschonden zegels van den eersten oorkonder en van heer Wilhelm Hollant, pastoor en kanunnik te Elst.

200 Wilhelmus Hollant, priester, een der vier pastoors en kanunniken te Eist, oorkondt, dat Reyner Brant en diens vrouw Gertruyd overgedragen hebben aan het gasthuis van St. Anthonis buiten Arnhem een rente van 1 pond was 's jaars, gaande uit hun huis en hofstede in het kerspel Eist in de buurschap Velu, gelegen naast het huis van Wilhem van Eymeren. Gegeven int jaer onss Heren dusent vierhondert negen ende tsoeventich op Alre Heyligen avondt. Oorspr. (inv. no. 474), met het zegel van den oorkonder.

201 Arnt Ingen Nulandt en zijne vrouw Beerte erkennen ontvangen te hebben van Wychman van Eymeren de koopsom van vijf veerdel hoeven hout in het Arnhemerbosch en een veerdel van een morgen land in Arnhemerbroick in de Rijckerluydenweyde, behoorende tot het Willem Buerssenguet, dat zij in leen hebben van de heeren van Preumen. Gegeven int jaer onsses Heeren duysent vierhondert ind tachtentigh op den neesten Manendach nae St. Martens daege in den wynter des Heyligen bisschops.

202 Johan van Mekeren en Wilhem van Doirnick, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Johan Hannensz. overgedragen heeft aan Herman van Tricht, huismeester van het hospitaal van St. Anthonis bij Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, een losrente van 1 oud schild 's jaars, gaande uit een hofstede in de Rijnstrate, grenzende aan het St. Peters hospitaal, en uit een halve schaarweide in Arnhemerbroick. Gegeven ynt jair onss Heren dusent vierhondert een ende tachtentich dess neesten Manendaiges na Sent Johans dach nativitatis to mydzomer. Oorspr. (inv. no. 460), met de geschonden zegels der oorkonders.

203 Arnt van Caetwijck en zijne vrouw Mechtelt erkennen verkocht te hebben aan Claes van den Cruys hun goed te Averstege in het kerspel Begbergen in de buurschap Lyeren. Gegeven in den jaer ons Heeren duysent vierhondert tweeentachtentich des Manendaeges na den Sonnendach als men in der Heyliger kercken singt Invocannis (sic). Afschrift in inv. no. 23, fol. 146 verso.

204 Gadert van der Haer en Goessen van den Berge, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Derick Gelenhouwer, diens 2oon Wyer Gelenhouwer, Rutger then Camp en diens vrouw Lijsbeth, dochter van Derick, overgedragen 'hebben aan Henrick Geritsz. geheeten Brouwer en Jacob van Raide, huismeesters van het hospitaal van St. Anthonis bij Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, een hofstede in de Rijnstrate, van achteren uitkomende in de Verckenstrate, met een schaarweide in het Arnhemerbroick in Elsterslach. Gegeven ynt jair onss Heren dusent vierhondert twe ende tachtentich des Manendaiges na den Sonnendach ass men singt in der Heiliger kircken Oculi. Oorspr. (inv. no. 421), met de zegels der oorkonders.

205 Henrick Zuermondt en zijne vrouw HenricA erkennen verkocht te hebben aan Claes van den Cruys een rente van 5 oude schilden 's jaars, gaande uit een boomgaard, gelegen in het kerspel Elden aan den dijk, uit welk land reeds eenige renten gaan. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vierhondert tweeentachtentich op des Heyligen Sacramentz avont. Afschrift in inv. no. 23, fol. 241 verso.

206 Wilhem van Broickhusen en Gijsbert van Deest, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Gijsbert Coinraits Varwer en diens zoon Coenrait overgedragen hebben aan Claes Jordens een gedeelte van een erf, gelegen achter het huis van Claes aan de Nye Marckt, waarbij zij een overeenkomst maken over een gemeenschappelijken muur. Gegeven int jaer onss Heeren duysent vierhondert ende tweeentachtentich op St. Lebuyns dach des anderen daechs nae St. Johans dach baptiste nativitatis. Afschrift in inv. no. 23, fol. 24.

207 Jacop Ridder en Wilhem van Broickhusen, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Wilhem van Huen overgedragen heeft aan Pelger van Tuyll Tynnegieter een hof buiten de Rijnpoirte, van achter grenzende aan de stadsgracht. Gegeven int yair ons Heren dusent vierhondert vijff ende tachtentich des Doenersdages na Sente Pouwels dach conversionis.

208 Johan Grutter en Brant van Delen, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Geryt van Groessen met diens vrouw WilhelmA, Johan van Groessen met diens vrouw Yke, Andries en zijne zuster Weyndell van Groessen, Zybert Jacopsz. als voogd over zijne vrouw Alyde, Borre van Delen en diens vrouw Hille, alsmede Bronis Gaykens zoon overgedragen hebben aan Pelger van Tuyll Tynnegieter al hunne aanspraken op twee hoven buiten de Rijnpoirte, de een behoord hebbende aan Wilhem van Huen Jans zoon en de andere aan Arnt Yeger. Gegeven int yair ons Heren dusent vierhondert sess ende tachtentich des Manendaiges na den Sonnendach Judica.

209 Derck ten Laer en zijne vrouw Styne, alsmede Gertruyt, dochter van wijlen Henrick Engelen, erkennen verkocht te hebben aan Reyner van Kuyck de helft van 4 morgen land, gelegen in het kerspel Elden in de Avermate ten Zuiden van de Arnhemsche straat, uit welk land een rente van 1 pond 's jaars gaat ten behoeve van het klooster Monnichuysen. Gegeven in de jaer ons Heeren duysent vierhondert sesentachtentich des Dynsdaeges nae den Sonnendach als men in der Heyliger kercken singt Judica.

210 Johan Byrwysch en Wilhem van Broickhusen, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Arent Yeger en diens vrouw Griete overgedragen hebben aan Pelgrum van Tuyll Tynnegieter, een hof buiten de Rijnpoirte, grenzende aan de stadsgracht, eertijds behoord hebbende aan wijlen Roloff, koopman. Gegeven int yair ons Heren dusent vierhondert sess ende tachtentich des Manendaiges na Sente Marien Magdalenen dach.

211 Sweder van Angeren en Jacop Ridder, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Adriaen Apteecker overgedragen heeft aan Jacop van Rayen, ten behoeve van het hospitaal van St. Anthonis voor Arnhem, een schaarweide in het Arnhemerbroick in het Altmercksche slag, behoorende tot Adriaens huis, op voorwaarde die schaarweide weder te mogen inlossen. Gegeven int jair ons Heren dusent vierhondert ses ende tachtentich des Dynsdages na onss Liever Vrouwen dach assumpcionis. Oorspr. (inv. n° 427), met de zegels der oorkonders.

212 De notaris Johannes Stock instrumenteert, dat broeder Gerardus Ruyss, monnik in het klooster, genaamd Ad Corpus Christi in Colonia, in verband met het feit, dat hij in het jaar 1463 aan zijnen leenheer Arnold Us de Zweten, heer van Leyenberch, opgedragen had de goederen Then Broick bij Bethama tusschen de goederen Ther Ynden en Lutticke Presinchave ten behoeve van het hospitaal van St. Anthonius buiten de muren van Arnhemum en de broederschap van St. Georgius in de parochiekerk aldaar, verklaart, dat het zijn bedoeling is geweest, dat deze goederen ten eeuwigen dage onvervreemdbaar zouden zijn. Acta fuerunt hec in monasterio Sancte Agnetis Arnhemensis sub anno, indictione, die, mense et pontificatu quibus supra (anno a nativitate Eiusdem (i.e. Domini) millesimo quadringentesimo octuagesimo septimo, indictione quinta, die vero Veneris quarta mensis Maii, pontificatus sanctissimi in Christo, patris et domini nostri domini Innocencii, divina providencia pape octavi anno tercio). Oorspr. (inv. no. 424), met de signatuur van den notaris.

213 Arnt van Osterhuysen, Herman van Beeckhuysen, Willem toe Beechuysen en Johan van Lieren brengen een scheiding van goederen tot stand tusschen Jacob ten Have ter eenre en de gebroeders Albert en Arnt ten Have anderzijds, waarbij aan Jacob wordt toegewezen het erf Ten Have, gelegen in het kerspel Beg-bergen in de buurschap Lieren, en aan Albert en Arnt de watermolen, in hetzelfde kerspel en dezelfde buurschap gelegen, uit welke goederen eenige renten aan familieleden zullen moeten worden betaald. Gegeven int jaer ons Lieven Heeren duysent vierhondert und sevenentachtentigh op St. Marthijns dach translacionis. Afschrift in inv. no. 23, fol. 156.

214 Wolter Duymken en zijne vrouw Luytgart erkennen verkocht te hebben aan Peter die Wrede 7½ hond land, gelegen in het kerspel Elden, waarop een morgentaal rust van 2 pond 's jaars. Gegeven int jaer onses Heeren duysent vierhondert soevenen-tachtentigh des neesten Saterdach nae Aller Heyligen dach, Afschrift in inv. no. 23, fol. 240.

215 Johan Byrwisch en Johan van Mekeren, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Gijsbert van Moers en diens dochter Johanna, vrouw van Gerrit, zoon van wijlen Willem Kremers, overgedragen hebben aan Claes van den Cruys al hunne rechten op een boomgaard in het kerspel Elden, eertijds toebehoorende aan Johan van Vrieswick. Gegeven int jaer ons Heeren dusent vierhondert achtentachtentig des Vrydaeges nae den Sonnendach Letare Jherusalem. Afschrift in inv. no. 23, fol. 242 verso.

216 Johan Byrwisch en Johan van Mekeren, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Derck Spaermaker en diens vrouw Geertruyt overgedragen hebben aan Claes van den Cruys al hunne rechten op een hof en boomgaard, gelegen in het kerspel Elden, eertijds toebehoorende aan Johan van Vrieswick. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vierhondert negenentachtentich opten Sonnendach Judica. Afschrift in inv. no. 23, fol. 243 verso.

217 Henrick Alberts zoon en Johan van Lieren, kerkmeesters te Beekbergen, erkennen verkocht te hebben ten behoeve van de reparatie aan den kerktoren aan Claes van den Cruys en diens vrouw Armgart een stuk land in het kerspel Begbergen in den Oosterhuyser Enck tusschen den Oosterhuyserkerkweg en den ouden Enckgraeve. Gegeven int jaer ons lieven Heeren duysent vierhondert ende tnegentig op St. Pancratius' avont des Heyligen martelaers. Afschrift in inv. no. 23, fol. 147.

218 Henrick Engelen erkent verkocht te hebben aan Steven MUYS en diens vrouw Gertruyt 1 morgen land, gelegen in het kerspel Elden in de Avermaet ten Oosten van de Arnhemsche straat, uit welk land gaat een rente van ½ pond 's jaars ten behoeve van het klooster Monnichuysen. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vierhondert twee ende tnegentich op Sente Pontiaens avont martiris. Afschrift in inv. no. 23, fol. 227.

219 Johan Gruyter en Willem van Doorninck, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Reyner Arntsz. overgedragen heeft aan heer Jacob Vaick, provisor van het hospitaal van St. Peter te Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, de helft van een huis en hofstede in de Verckenstraat naast de straat, die naar de Nye Merckt loopt, van welk huis de andere helft reeds aan het hospitaal behoort. Gegeven int jaer onses Heeren duysent vierhondert twee ende tnegentich op St. Agnieten dach virginis. Afschrift in inv. no. 23, fol. 18 verso.

220 Sander Tengnagell en Johan Gruyter, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Johan van den Kyrckhoff, hoefsmid, overgedragen heeft aan Henrick van Brummen, natuurlijken zoon van wijlen heer Beernt van Brummen, priester, een rente van 1 oud schild 's jaars van een rente van 1½ oud schild, gaande uit het huis van wijlen Derick van den Berge, den glazenmaker, en diens vrouw Nelle, gelegen in de Beckerstraete en uit een halve schaarweide in Arnhemerbroick in Boesenweyde. Gegeven int yair ons Heren dusent vierhondert twee ende tnegentich des Doenresdages na den Sonnendach Invocavit. Oorspr. (inv. no. 569), met het zegel van den tweeden oorkonder; het zegel van den eersten oorkonder is verloren.

221 Jacop Ridder en Brant van Delen, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Rutger Tulleken en diens vrouw Heesken overgedragen hebben aan Jacop van Rayen een rente van 1 rijnschen gulden 's jaars, gaande uit het huis en de hofstede van Gerryt Roloffsz. en diens vrouw Geertruyt, gelegen buiten de Rijnpoirte aan den hoogen weg, welke naar het klooster Merrienborrn voert. Gegeven int yair ons Heren dusent vierhondert drie ende tnegentich des Dynsdages na den Heiligen Derthiendach. Oorspr. (inv. no. 1811), met de geschonden zegels der oorkonders.

222 Jacop Ridder en Sander Tengnagell, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat ELizabeth van Wylp, weduwe, overgedragen heeft aan Wychman van Eymeren een hoeve hout, gelegen in Arnhemermerck aan den Mussenberch, door wijlen heer Wynant van Arnhem, ridder, aan het klooster Monichusen verpand. Gegeven int yair ons Heren dusent vierhondert vier ende tnegentich des Satersdages opten Heyligen Pynsteravont.

223 Jacop Ridder en Johan van Mekeren, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Goessen Rotersz. en diens vrouw Luyte, Henrick van Mossell en diens vrouw Merry, Gijsbert Arntsz. en Derick Lenertsz. overgedragen hebben aan Wychman van Aken en diens vrouw Katherina een rente van 1 oud schild 's jaars, gaande uit het huis van wijlen Derick van den Berge, den glazenmaker, in de Beckerstraete, welke rente hun aangekomen was bij den dood van HenricK, natuurlijken zoon van wijlen heer Beernt, pastoor te Reden. Gegeven int yair ons Heren dusent vierhondert vijff ende tnegentich op Sen Philips ende Jacops avont der Heiliger apostolen. Oorspr (inv. 569); de zegels der oorkonders zijn verloren.

224 Jacop Ridder en Johan van Mekeren, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Geertruyt, vrouw van Derick Lenertz., de overdracht van een rente van 1 oud schild 's jaars, gaande uit een huis in de Beckerstraet, vermeld in den brief d.d. 1495 April 30 (zie regest 223) goedkeurt.

225 Jacobus Vaick, priester, provisor en Sander Tegnagel, huismeester van het hospitaal van St. Peter tAmhem, erkennen geruild te hebben met Wolter Duymken en diens vrouw Belye een kamp land, genaamd de Corte Acht Roeden, gelegen in het kerspel Elden in de Avermate, grenzende aan den Moeywech en toebehoorende aan het hospitaal, tegen 7 hond land, in hetzelfde kerspel gelegen opt Griet ten Westen van de Malburchse wetering.

226 Wilhem van Steenbergen van Nyenbeeck erkent schuldig te zijn aan Albert ten Have wegens verdiend loon een som van 85 rijnsche guldens, verzekerd op al zijn goederen. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vierhondert acht ende tnegentich des Dynsdaegs nae der Heyligen Drieconingen dach genuempt toe latijn Epiphania Domini. Afschrift in inv. no. 23, fol. 126.

227 Willem van Steenbergen van Nyenbeeck erkent schuldig te zijn aan Albert ten Have wegens verdiend loon van het korenambt een som van 40 rijnsche guldens, verzekerd op al zijn goederen. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vierhondert ende achtentnegentich op St. Pontiaens avont martiris. Afschrift in inv. no. 23, fol. 127.

228 Gildemeesters, burgers en ingezetenen van Arnhem, behoorende tot de zes gilden, verklaren zich te zullen houden aan hetgeen vervat is in de door burgemeesters, schepenen en raad van Arnhem verleende en door heer Kairlle, hertog van Gelre enz., bevestigde gildebrieven en stellen onder anderen de rangorde der gilden bij processies en missen vast. Gegeven ynt jair onss Heren dusent vierhondert ende negen ende tnegentich den een ende twyntichsten dach in Januario.

229 Brant van Delen en Arnt Jeger, huismeesters van het hospitaal van St. Anthonis buiten Arnhem, oorkonden, dat Johan Ghijsbertz zoon en diens vrouw Eeffsche overgedragen hebben ten behoeve van het hospitaal een hofstede met huis, gelegen in het kerspel Velp, welke hofstede hun weder voor 1 pond was 's jaars ten gebruike was gegeven. Int jair ons Heren duysent vyrhondert ende neghen ende negentich op Sunte Willibrordus' dach. Oorspr. (inv. no. 441), met het geschonden zegel van het hospitaal.

230 Gijsbert ten Loe en zijne vrouw Weyndel Hoochbeen erkennen verkocht te hebben aan Steven MUYS, zwaardveger, 2 morgen land, gelegen in het kerspel Elden in d'Avermaete ten Zuiden van de Arnhemsche straat, welke verpand waren geweest aan wijlen Reyner Kuyck, zwaardveger. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vierhondert negenentnegentigh op St. Lucien dach virginis. Afschrift in inv. no. 23, fol. 228.

231 Derck Roebertsz., Arnt Toesterhuysen, Willem Werners en Reynken Rijckensz. brengen een scheiding van goederen tot stand tusschen de gebroeders Jacob ten Have en Albert ten Have en Mechtelt ten Have, hun zuster, met haar man Johan van Heerde, waarbij Jacob zal behouden het erf ten Have, gelegen m het kerspel Begbergen in de buurschap Lyeren, en Albert zal krijgen den watermolen m hetzelfde kerspel en dezelfde buurschap alsmede het versterf van wijlen Arnt ten Have voor zijn broeder Jacob en zijne zuster Meghtelt, uit welke goederen eenige renten gaan. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vierhundert negen ende tnegentig. Afschrift in inv. no. 23, fol. 157.

232 Goessen van Bemmel, richter in de Overbetuwe, oorkondt, dat Simon Oerinck overgedragen heeft aan heer Jacob Vaeck, priester, provisor, en Sander Tengnagel, huismeester van het St. Peters gasthuis te Arnhem, ten behoeve van dit gasthuis, een huis en hofstede, groot 4 morgen land, gelegen in het kerspel Elden, op voorwaarde, dat SIMON des morgens en des avonds in het gasthuis gevoed zal worden. Gegeven in den jaer ons Heeren duysent vijffhondert des sMaenendaechs nae St. Remeys' dach. Afschrift in inv. no. 23, fol. 230 verso.

233 Sander Tengnagel en Brant van Delen, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat heer Jacob Verck, provisor, en Sander Tengnagel bovengenoemd, huismeester van het hospitaal van St. Peter te Arnhem, aan Alijt van Brienen 1) het recht geven een arm mensch in het hospitaal te mogen plaatsen op nader aangegeven voorwaarden. Gedaen int jaer ons Heeren eenduysent vijffhonderteneen des Dinghsdaeghs nae onses Heeren (sic) Vrouwen dagh purificationis. Afschrift in inv. no. 210, fol. 108 verso.

234 Sander Tengnagel en Brandt van Delen, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Alijt van Lyenen Fredericx dochter overgedragen heeft aan heer Jacob Vaick, provisor van het hospitaal van St. Peter te Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, een rente van 2 oude schilden 's jaars, gaande uit een huis in de Beckerstraat, grenzende aan een gang naast het hospitaal van St. Catharinen, met een hof voor de Rhijnpoorte, alsmede een boomgaard in het kerspel Elden, op voorwaarde, dat Alijt jaarlijks een aantal vruchten uit den boomgaard zal ontvangen. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vijffhondert ende een des Donnersdaeges nae onser Liever Vrouwen dach purificationis. Afschrift in inv. no. 23, fol. 221.

235 Sander Tengnagel en Brant van Delen, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Alijt van Lijnden, zuster van wijlen heer Gijsbert van LIJNDEN, pastoor te Helzem, overgedragen heeft aan heer Jacop Vaick, priester, provisor van het hospitaal van St. Peter te Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, een rente van 2 oude schilden 's jaars, gaande uit een huis, genaamd Kullertz huis, gelegen bij den Oort, grenzende aan een steeg, met een hof buiten de Rhijnpoorte en een boomgaard in het kerspel Elden, op voorwaarde, dat Alijt jaarlijks een aantal vruchten uit den boomgaard zal ontvangen. Gegeven int jaer ons Heeren vijfthienhondert ende een des Donnersdaeges nae onser Liever Vrouwen daege purificationis. Afschrift in inv. no. 23, fol. 223.

236 Derck en Jacob Schulinck, broeders, en Adriaen Alberts met diens vrouw Hille erkennen verkocht te hebben aan Wolter Duymken 3½ morgen land in het kerspel Elden ten Westen van den Moeywech, uit welk land eenige renten gaan. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vijffhondert ende twee des neesten Manendaegs nae den Heyligen Nyenjaersdach genoempt to Latijn Circumcisionis Domini. Afschrift in inv. no. 23, fol. 236.

237 Peter de Wrede, tynsheer van het hierna beschreven goed, oorkondt, dat Symon Oerinck overgedragen heeft aan het St. Peters hospitaal te Arnhem een huis en hofstede met 4½ morgen land, gelegen in het kerspel Elden. Gegeven int jaer onss Heeren duysent vijffhundert ind twee op der Heyliger Drieconingen dach. Afschrift in inv. no. 23, fol. 231 verso.

238 Johan van Heerler, richter in de Overbetuwe, oorkondt, dat Arnt van Wese, gevolmachtigde van het gasthuis van St. Peter te Arnhem, door hem in het bezit is gesteld van een huis en hof met 4 morgen land in het kerspel Elden, behoord hebbende aan den thans overleden Symon Oerinck, terwijl Arnt van Eymeren diens bezit is ontzegd. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vijffhondert ende twee des Saterdaechs nae den Assele Woensdach. Afschrift in inv. no. 23, fol. 232 verso.

239 Jacob Ridder en Herman van Wye, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Derick van Monnikhuysen overgedragen heeft aan Andries then Broeck en Everwijn Reynders ten behoeve van de broederschap van St. Claes in de oude kerk een rente van 3 gulden 's jaars, gaande uit vier huizen aan de Nye Merkt. Gegeven int jair ons Heren vijftienhondert ende vyer des Manendaigs na den Sonnendag Jubilate. Afschrift (inv. no. 1470), vervaardigd door den boekhouder van het Kramersgilde in 1705.

240 Johan van Mekeren en Wynant van Doirnyck, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Gerit van Huet en diens vrouw Ursula overgedragen hebben aan Henrick Bentynck ten behoeve van het hospitaal van St. Anthonis buiten Arnhem, een losrente van 2 oude schilden 's jaars, gaande uit het huis en hofstede, genaamd Achterste Moriaen, gelegen in de Weverstraete. Gegeven int jair ons Heren vijffthienhondert ende vier des Vrydaiges nae Sente Odulphus' dach. Oorspr. (inv. no. 461), met de resten van de zegels der oorkonders.

241 Jacob Ridder en Herman van Wyhe, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Alijt van Lyenden overgedragen heeft aan Gijsbert van Wagenfelt ten behoeve van de broederschap van St. Loy in de oude kerk te Arnhem een rente van i gulden 's jaars, gaande uit een huis en hofstede in de Oeverstrate, grenzende aan een steeg. Gegeven int jaer onss Heren vijffthienhondert ende vijff des Manendages nae den Sonnendach Invocavit. Oorspr. (inv. 1739), de zegels der oorkonders ontbreken.

242 Frederick, heer tot Bronchorst En Borckeloe, beleent heer Derick van Mekeren, provisor van het godshuis van St. Peter te Arnhem, ten behoeve van dit godshuis, met 4½ morgen land, gelegen in Eldenerwey, leenroerig aan de heerlijkheid Bronchorst. Gegeven op Sonnendach Letare Jherusalem anno XVc ind vijff. Afschrift in inv. no. 23, fol. 249.

243 Brant van Delen en Wynant van Doirninck, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Johan Troest en diens vrouw Merrye overgedragen hebben aan Andries then Broeck en Arnt Henricks ten behoeve van de broederschap van St. Claes in de moederkerk Arnhem voor een uitdeeling van spijs, een rente van 2 gulden 's jaars, gaande uit hun huis en hofstede in de Rijnstraet, van achteren uitkomende in de Verckestraet en gelegen naast het huis Id Gulden Hoeft. Gegeven int jaer ons Heeren vijftienhondert ende negen des Vrydaigs nae den Sonnendag Reminiscere. Afschrift (inv. no. 1470), vervaardigd door den boekhouder van het Kramersgilde in 1705.

244 Schepenen van Arnhem verklaren in de plaats van het zegel van Sander Tengnagel, die gestorven is vóór het bezegelen van den brief d.d. 1501 Februari 4 (zie regest 235), het stadssecreetzegel aan dien brief te hebben gehangen. Gegeven int jaer ons Heeren vijftienhondert ende elff (sic) des Guedesdaeges na den Heyligen Palmdach. Afschrift in inv. no. 23, fol. 229.

245 Burgemeesters, schepenen en raad der stad Arnhem geven een nieuwe verordening voor het hospitaal van St. Catharine in de stad Arnhem. Gegeven in den jaer ons Heeren vijftienhondert ende sestien des Vrydaechs nae St. Tiburtius' dach.

246 Ott die Wrede, tynsheer van het hierna beschreven goed, oorkonde, dat Hille DUYM, weduwe van Wolter Duym, overgedragen heeft aan het St. Peters hospitaal te Arnhem, een huis met hofstede en 3 morgen land, gelegen in de buurschap Elden ten Westen van de straat, uit welk land eenige renten gaan. Gegeven int jaer onss Heeren duysent vijffhondert ind seventhien des Vrydaeges nae des Heyhgen Sacramentz dach. Afschrift in inv. no. 23, fol. 237.

247 Arndt Yeger, Maes Mor en Jacob Doeyss, optredende voor Maes Mor, Johan Mor en Jutta Mor, kinderen van wijlen Geerlich Mor, ter eenre, en Gijsbert van den Cruyss, Gijsbert van den Bergh en Wilhem Vos, optredende voor Johan van Cruysnacht en diens vrouw Bele van den Cruyss, moeder der bovengenoemde kinderen, ter andere zijde, brengen een magescheid tot stand van de door bovengenoemden Geerlich Mor nagelaten goederen, waarbij o.a. aan Johan Mor wordt toebedeeld het land op Arnhemmer Enck, gelegen in der Gribben en in Heyenoirt, leengoed van Anthonis van Middachten. Gegeven int jair ons Heren duysent vijfhondert ind soeventhyen des Sonnendaiges post Vincla Petri.

248 Johan van ScherpenzeelL, richter Arnhem en van Veluwezoem, oorkondt, dat Henrick Clais' zoon en diens vrouw Arntgen verkocht hebben aan Arndt Yeger ten behoeve van het gasthuis van St. Anthonis buiten Arnhem een hoeve hout in het kerspel Reden in de Redenremarck. Gegeven int jair ons Heren duysent vijffhondert ind achtyen des Satersdaiges post Symonis et Jude apostolorum. Oorspr. (inv. no. 438), met het zegel van den oorkonder.

249 Goessen van Honsselaer, richter in de Overbetuwe, oorkondt, dat Gertruyt Muys, Willem Muys met diens vrouw Marie, Pelgrum Sweerveger met diens vrouw HenricA, Lijsbeth en Stijntgen Muys en Herman Muys, kinderen van bovengenoemde Gertruyt, verkocht hebben aan heer Henrick Toenissen, priester, provisor van het St. Peters hospitaal te Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, 4 morgen land, gelegen in het kerspel Elden ten Zuiden van de straat, uit welk land gaat een rente van 1 pond 's jaars ten behoeve van het klooster Monnichuysen. Gegeven in den jaer onses Heeren vijfthienhondert und negenthien op St. Pouls avont conversionis. Afschrift in inv. no. 23, fol. 229.

250 Heer Henrick Thoenissen, provisor, verklaart afgelost te hebben van Peter die Wree een rente van 7½ hoornsche guldens 's jaars, vermeld in den brief d.d. 1517 Juni 12 (zie regest 246).

251 Ot die Wrede, tynsheer van het hierna beschreven goed, oorkondt, dat Gerrit Snyder, Henrich en diens vrouw Luta overgedragen hebben aan het St. Peters hospitaal te Arnhem de helft van 1 morgen land in de buurschap Elden ten Zuiden van de straat. Gegeven in den jaer onses Heeren duysent vijffhondert ende negenthien op St. Bonefatius' avondt des Heyligen martelers. Afschrift in inv. no. 23, fol. 233 verso.

252 De notaris Johannes Schat instrumenteert, dat heer Ropertus de Hillensum, rector van de parochiekerk van St. Martinus te Arnhemum, ter eenre, en Arnold us Jegher, Gisbertus Glaismeker, Egbertus Nicolaus' zoon, Johannes de Traiecto, Bartoldus Suetevee en andere leden van de broederschap van den H. Anthonius buiten Arnhemum ter andere zijde, een overeenkomst sluiten over het verrichten van geestelijke diensten in de kapel van den H. Anthonius door de leden der broederschap. Acta fuerunt hec in domo habitationis dicti magistri Gisberti Glaismeker sub anno, indictione, die, mense et pontificatu quibus supra (anno a nativitate Domini millesimo quingentesimo decimo nono, indictione septima, die vero Dominica decima nona mensis Junii, pontificatus sanctissimi in Christo patris et domini nostri domini Leonis divina providencia pape decimi, anno septimo). Oorspr. (inv. no. 487), met de signatuur van den notaris.

253 Evert van den Staede en Henrick van Poelwijck, Schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Kathryna, weduwe van Wychman van Aken, overgedragen heeft aan broeder Wilhem Palick van Goch, terminarius, ten behoeve van het klooster van St. Augustinus binnen Wesell, een rente van 1 oud schild 's jaars, gaande uit het huis van wijlen Derick van den BerghE, den glazenmaker, in de Beckerstrate. Gegeven in den jaer onss Heren vijffthyenhondert ende neghenthyen des Guesdaiges nae Sunte Mertens dach in den wynter. Oorspr. (inv. no. 569), met de zegels der oorkonders.

254 Ott die Wrede, tynsheer van het hierna beschreven goed, oorkondt, dat Henrick Arntsen en diens vrouw Gerbrich overgedragen hebben aan het St. Peters hospitaal te Arnhem de helft van 1 morgen land in de buurschap 'Elden ten Zuiden van de straat. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vijffhondert ende twirltich des Dinxdaegs nae der Heyliger Drieconingen daege. Afschrift in inv. no. 23, fol. 234 verso.

255 Goessen van Hoensseller, richter in de Overbetuwe, oorkondt, dat Fia van Ordt en haar zoons HenricK, Albert en Johan van Oirt, namens hun man en vader Willem van Oirt, die kranzinnig is, overgedragen hebben aan Hendrick van Linckhuysen en diens vrouw Fyeken Schetters een huis, genaamd Van Weel-huysinge, gelegen aan de Nye Marckt te Arnhem. Gegeven in den jaer ons Heeren duysent vijffhondert een ende twintigh op Dingsdach post Lethare Jherusalem. Afschrift in inv. no. 23, fol. 19.

256 Bartolt Camps en Ricquin Robertsz., kerkmeesters te Beekbergen, erkennen verkocht te hebben aan Tyman Gayen en diens vrouw Nyese een huis c.a., gelegen in het ambt van Apeldoorn in het kerspel Beekbergen in de buurschap Lieren naast den molen, welk huis door Reinken ten Brinck en diens vrouw Geertruyt voor herstellingen aan de kerk geschonken was. Gegeven int jaer onses Heeren duysent vijffhondert ende eenentwintigh des Woensdaechs nae Pinsteren. Afschrift in inv. no. 23, fol. 164 verso.

257 Heer Henrick Thoenissen, provisor, verklaart met Thonis Schulinck, Lijsbet en Ghiel Schulinck, broeder en zusters en erfgenamen van wijlen Hil Duym, het achterstallige geld van een rente van 6 hoornsche guldens 's jaars, vermeld in den brief d.d. 1517 Juni 12 (zie regest 246), te hebben verrekend. Int jaer ons Heeren XVc ende eenentwintigh des Saterdaeges voor St. Katharinen dach. Afschrift in inv. no. 23, fol. 238 verso.

258 Karell, hertog van Gelre enz., beleent Johan van Mekeren ten behoeve van het gasthuis van St. Peter te Arnhem met 42 morgen land, genaamd dat Nyeslach, gelegen in het kerspel Elst in de maalschap Aem tusschen de landwetering en de Huyssensche straat, na opdracht door Mechtelt van den Gruythuys. In den jaer onss Heeren vijffthienhondert eyn ende twintigh in profeste Katherine virginis. Afschrift in inv. no. 23, fol. 259 verso.

259 Broeder Hermen van Zutphen, leermeester en prior, broeder Jacob Verwer, supprior, broeder Lambertus van Loesen, koster, broeder Engelbertus Berndts, procurator, en het gemeen convent van de orde van St. Augustinus binnen Wesel erkennen verkocht te hebben aan Mr. Johan Haernesmaker en Derick Krummentuers, gardianen, en de verdere broederschap van St. Anne in de kerk van St. Martinus te Arnhem, een rente van 1 oud schild 's jaars, gaande uit het huis van wijlen Deryck van den Berge, den glazenmaker, in de Beckerstraete. Gegeven int jaer onss Heren dusent vijffhondert ende twee inde twyntich up den aechten dach in dem Mey. Oorspr. (inv. no. 569), met het geschonden zegel van den eersten oorkonder; het kloosterzegel is verloren.

260 Gerrit van Scharpenzeel genaamd Pallyck, landdrost van Veluwen, oorkondt, dat Lambert Rutgersz. en diens vrouw Lumme verkocht hebben aan Derick van Herne het erf de Halftercamp, gelegen in het ambt van Eep in het kerspel Vaessen. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vijffhundert vier inde twintigh des Saterdaeges nae den Heyligen Pincxterdach. Afschrift in inv. no. 23, fol. 137.

261 Arnt the Boeckop en Roloff Momme, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Geryt van Ruermunde en diens vrouw Lijsbeth overgedragen hebben aan heer Henrick Anthonisz., priester, provisor van het hospitaal van St. Peter, ten behoeve van dit hospitaal, een rente van 1 rijnschen gulden 's jaars, gaande uit een huis en hofstede in de Wilhackensteghe, waaruit nog gaan een rente van 1 goudgulden 's jaars ten behoeve van het hospitaal van St. Anthonis buiten Arnhem en 1 goudgulden ten behoeve van het gasthuis van St. Claes bij de Velperpoerte. Gegeven in den jaer onss Heren vijffthienhondert ende vier ende twyntich des Dynxsdaiges nae Belaecken Pynxsten.

262 Joest, heer tot Bronchorst en tot Borckeloe, beleent heer Henrick Toenissen, provisor van het St. Peters gasthuis te Arnhem, ten behoeve van dit gasthuis, met 4 % morgen land in het kerspel Elden in Elderweye, leenroeng aan de heerlijkheid Bronchorst. Gegeven in den jaer ons Heeren dusent vijffhundert ind sesentwintig opten Manendach post nativitatis Mariae virginis. Afschrift in inv. no. 23, fol. 249 verso.

263 Wynant van Doernynck en Johan van Mekeren, schepenen te Arnhem, odrkonden, dat Engel Raymaicker en diens vrouw Meth overgedragen hebben aan Jacop ther Leuwe een rente van 2 goudgulden 's jaars, gaande uit het huis en de hofstede van Herman Pouwelsz. en diens vrouw Alijt, gelegen in de Konynckstrate. Gegeven in den jaer ons Heren vijfftienhondert acht ende twyntich des Fridaiges nae Sunte Agathen dach. Oorspr. (inv. no. 1812), met het geschonden zegel van den tweeden oorkonder; het zegel van den eersten oorkonder is verloren.

264 Johan van Mekeren en Gijsbert van WY, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Arnt Jeger en diens vrouw Margriet overgedragen hebben aan Johan van Ratyngen ten behoeve van het hospitaal van St. Thonys buiten Arnhem, een rente van 3 goudgulden en ½ oort, welke zij jaarlijks ontvangen van de stad Zutphen. Gegeven in den jaer ons Heren vijfftienhondert ende acht ende twyntich des Dynsdaiges op Sunt Pancratius' dach. Oorspr. (inv. no. 475), met de geschonden zegels der oorkonders.

265 Wynant van Doernynck en Johan van Mekeren, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Johan Verstraten en diens vrouw Geertruyt overgedragen hebben aan Oliphier Hackffort en Johan Engellen ten behoeve van het hospitaal van St. Anthonis buiten Arnhem een losrente van 3 goudgulden 's jaars, gaande uit hun huis en hofstede in de Ketelstraet, grenzende aan het St. Claes' gasthuis. Gegeven in den jaer ons Heren vijfftienhondert negen ende twyntich op die Thienduysent martelers dach. Oorspr. (inv. no. 462), met het geschonden zegel van den tweeden oorkonder; het zegel van den eersten oorkonder is verloren.

266 Hendrick van Poelwijck en Sweer van Broechese ter eenre, en Gijsbert van den Cruce en Hartger die Varwer ter andere zijde brengen een magescheid tot stand tusschen Henrick van Linckhuysen en de broeders Johan Cornelissen, Eusebes Cornelissen en Hendrick HenricXS zoon van Linchuysen, kinderen van wijlen Fye Schetters, vrouw van eerstgenoemden HenricK. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vijffhondert ind eynendartich op Vrydach nae den Hilligen Kersdach. Afschrift in inv. no. 23, fol. 19 verso.

267 Sander Bentinck en Herman Tengnegel, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Henrick van Lenckhuysen en diens vrouw Thoenis Derckss overgedragen hebben aan Wilhem Boerre, graaf in Doorninck, drost te Wageningen, een huis en hofstede aan de Nyhe Merckt, waaruit verschillende renten gaan. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vijffhondert ind tweeendartich des Gudesdaeges nae St. Laurentius' dach. Afschrift in inv. no. 23, fol. 21.

268 Wyllem Hellinck en zijne vrouw Jacob erkennen verkocht te hebben aan Henrick Poell en diens vrouw Jutte de helft van een hof buiten de Ryenpoert, grenzende aan de stadsgracht, en wel het gedeelte naar den kant van bovengenoemde poort. Gegeven int jaer onss Heren duesent vijffhondert ind drye ende dartich op Sunte Peters avent ad cathedram.

269 Herman van Wyhe en Hans van Crucenag ter eenre, en Gerrit Willemssen en Henrick Willemsz. ter andere zijde brengen een magescheid tot stand tusschen Erick Verhey en Wendele, weduwe van Claes Jordens, waarbij Erick o.a. van de door zijn vader nagelaten goederen krijgt een huis en hofstede aan de Nye Merckt en twee huizen aan den stadsmuur naast de St. Nicolaes' kerk voor de Rhijnpoort. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vijffhondert und drieendartich op Vrydach nae St. Gregonus' dach pape. Afschrift in inv. no. 23, fol. 24 vetso.

270 Wilhem van Scharpenzeel, stadhouder van Veluwen, optredende voor zijn vader Gerrit van Scharpenzeel genaamd Pallick, landdrost van Veluwen, oorkondt, dat Mechtelt ten Have, weduwe van Johan van Heerde, Rijck van Heerd met diens vrouw Margareta en Derck Jacobsz. met diens vrouw Jutte verkocht hebben aan heer Hendrick Thonissen, provisor van het St. Peters hospitaal te Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, een watermolen c.a., gelegen in het ambt van Apeldoorn in het kerspel Begbergen, benevens een rentebrief van 7½ rijnsche guldens 's jaars, en de door wijlen Albert ten Haeff aan zijne zuster nagelaten brieven en andere stukken, uit welken molen eenige renten gaan. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vijffhondert drie und dartich op St. Simon und Judas' avont apostolorum. Afschrift in inv. no. 23, fol. 158 verso.

271 Kaerle, hertog van Gelre enz., beveelt heer Herman Mus bij burgemeesters, schepenen en raad van Arnhem aan voor de door den dood van heer Hendrick Tengnagel opengevallen plaats bij een vicarie in het St. Katherijnen gasthuis. Gegeven toe Scherrenbeeck den XXen dach December anno etc. XXXIII°. Afschrift in inv. no. 544, blz. 50.

272 Thyman Gaerts en zijne vrouw Nyes Dercks, erkennen verkocht te hebben aan Hendrick Thonissen, priester, ten behoeve van het St. Peters hospitaal te Arnhem, hun huis c.a., gelegen te Begbergen bij den watermolen. Datum op Goensdach voor St. Thomas' dach apostel anno vijfthienhondert ende vier ende dartich. Afschrift in inv. no. 23, fol. 165 verso

273- KAIRLL, hertog van Gelre enz., bekrachtigt den verkoop door Lutgert ten Haeve en haar kinderen aan Johan van Meekeren en Henrick van Poelwijck, huismeesters, en heer Henrick Anthonisz., kanunnik, provisor van het huis van St. Peter te Arnhem, ten behoeve van dit huis, van een watermolen, ingericht voor het malen van koren, gelegen in het kerspel Beekbergen, onder bepaling, dat niemand anders op hetzelfde water in hetzelfde kerspel een korenmolen mag bouwen. Gegeven in den jaer onss Heren vijfftienhondert ind vijff ende dertich opten soevenden dach Januarii.

274 Oliphier Hacfort en Hendrick van Poelwijck, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Hensken Vlessentop, Gerrit van Zelem en Roeloff Pompijs, gildemeesters van de broederschap van O.L. Vrouwe in de kerk te Oosterbeeck, erkennen, dat Willem Boerre, graaf in Doorninck, drost te Wageningen, een rente van 1 goudgulden 's jaars, die zij hadden, gaande uit diens huis aan de Nye Merckt, heeft afgelost. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vijffhondert ind vijff ind dartich des Saterdaechs post Undecim millium virginum. Afschrift in inv. no. 23, fol. 21 verso.

275- Henrick van Poelwijck en Wynandt van Presickhave, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat heer Arnt Leyendecker, kanunnik van St. Walburgen te Arnhem, overgedragen heeft aan heer Henrick Thonissen, priester, provisor van het hospitaal van St. Peter te Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, een hof buiten de Rhijnpoorte, uit welken hof gaat een rente van 5 schellingen 's jaars. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vijffhondert ind sesendartig op Donredach post Letare Jherusalem. Afschrift in inv. no. 23, fol. 78.

276 Gerrit van Scherpenzeel genaamd Pallick, landdrost van Veluwen, oorkondt, dat heer Henrick Thoenissen, provisor van het St. Peters gasthuis te Arnhem, na panding wegens een verschuldigde som geld, verzekerd op de goederen van Wilhem van Steenbergen, eigenaar wordt ten behoeve van het gasthuis van een deel van 12 morgen land, gelegen in Erckemeden in het kerspel Putten. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vijffhondert ses ind dartich op Dynsdach voor Sinte Simon ende Juden dach apostolorum. Afschrift in inv. no. 23, fol. 127 verso.

277 Wynant van Dornynck en Henrick van Poelwijck, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Jan Petersz. en diens vrouw Geze overgedragen hebben aan heer Henrick Thonysz., provisor van het hospitaal van St. Peter te Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, een rente van 1 gulden 's jaars, gaande uit een hofstede aan den stadswal, gelegen naast de hofstede van Luyken Gortmaicker. Gegeven int jaer onss Hererr duysent vijffhondert ind soeven ind dertich op Sente Anthonyss dach.

278 Wynant van Dornynck en Henrick van Poelwijck, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Luyken Gortmaicker en diens vrouw Betta overgedragen hebben aan heer Henrick Thonysz., provisor van het hospitaal van St. Peter, ten behoeve van dit hospitaal, een rente van 1 gulden 's jaars, gaande uit een hofstede aan den stadswal, gelegen naast de hofstede van Jan Petersz. Gegeven int jaer onss Heren duysent vijffhondert ind soeven ind dertich op Sente Anthonyss dach.

279 Burgemeesters, schepenen, raad en gedeputeerden van de gemeente van Arnhem verklaren in ruil voor indertijd van het hospitaal van St. Peter geleende sommen gelds, in totaal 625 goudgulden, welke aangewend zijn om de draperie-nering op de been te helpen alsmede om buskruit te koopen, een rente van 37½ goudgulden 's jaars aan het hospitaal te zullen uitkeeren. Gegeven int jaer onss Heren dusent vijffhondert ind soeven ind dertich op Donredach (na) Sente Pouwels dach conversionis.

280 Laurentz van Elden beleent Johan Kyvit Kerstens zoon met 4½ morgen land, gelegen in het kerspel Elden in de Elderweyde, grenzende aan Elderzege, na opdracht door zijn broeder Willem van Elden. Gegeven int jaer onss Heeren duysent vierhondert ende soevenendartig des Woensdaechs nae St. Lamberts dach des Heyligen bisschops. Afschrift in inv. no. 23, fol. 247.

281 Wilhem Hynckart, richter Arnhem en van Veluwenzoem, oorkondt, dat Eva Lambertz overgedragen heeft aan Johan Engelen, huismeester van het St. Anthonis' gasthuis buiten Arnhem, ten behoeve van dit gasthuis, een hofstede te Redinchem ten Zuiden van den weg. Gegeven in den jaer onss Heren duysent vijffhondert ind acht ende darttich op Guensdach post Remigii. Oorspr. (inv. no. 436), met het geschonden zegel van den oorkonder.

282 Burgemeesters, schepenen en raad van Arnhem verklaren als overste huismeesters en opzichters over het hospitaal van St. Peeter te Arnhem, dat zij in ruil voor ontvangen giften van wijlen Wilhem Bor, heer in Doornmk, en diens zuster Agnes van Doorninck, weduwe van Derck van Stapraet, twee proven in het gasthuis ter beschikking hebben gesteld voor twee arme menschen, die zullen wonen in het geschonken huis, gelegen aan de Nye Merckt en de steeg naar de Rhijnstraet, verzekerd op 24 morgen land in het kerspel Elden ten Westen van den Moeywech. Gegeven int jaer onses Heeren duysent vijfhondert negenendertich op St. Agnieten avondt.

283 Wynant van Doorninck en Johan Sluysken, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Agnes van Dornynck, weduwe van Derck van Stepraey, en haar oudste zoon Johan van Stepraey overgedragen hebben aan heer Henrick Toenissen, priester, provisor van het hospitaal van St. Peter te Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, een huis en hofstede, gelegen in de steeg, die loopt van de Rhijnstrate naar de Nye Merckt. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vijffhondert ind negenendartich op Sente Servatius' dach. Afschrift in inv. no. 23, fol. 22 verso.

284 Jacob Schimmelpenninck Jansz. erkent verkocht te hebben aan heer Henrick Thoenissen, provisor van het hospitaal van St. Peter te Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, het negende deel van de goederen enz., gelegen in het kerspel Putten in Erckemede, hem aanbestorven van wijlen Mechtelt Boesen, weduwe van Gerrit van Meeckeren. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vijffhondert negen ind dartich op Sonnendach post translationis Martini. Afschrift in inv. no. 23, fol. 132.

285 Johan van Mekeren en Daem van Delen, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Gijsbert van den CruysS en diens vrouw Elsa verkocht hebben aan Johan van der Laewyck een losrente van 3 rijnsche guldens 's jaars, gaande uit een stuk land, genaamd die Perdtzkuyll, gelegen op Arnhemer Enck buiten de Rijnpoerte ten Oosten van den Rijnacker. Gegeven int jaer onss Heren duysent vijffhondert ind negen ind dertich op Alre Hilligen aevont. Oorspr. (inv. no. 127), met de geschonden zegels der oorkonders.

286 Henrick van Poelwijck en Johan Sluysken, schepenen te Arn hem, oorkonden, dat heer Arnt Leyendecker, kanunnik en scholaster van St. Walburgen Arnhem, overgedragen heeft aan Jan van Ratyngen ten behoeve van het hospitaal van St. Anthonys buiten Arnhem een hoeve hout, gelegen in het Rederbosch, alsmede een rente van 1 rijnschen gulden 's jaars, gaande uit een huis in de Conynckstrate, genaamd die Ketten. Gegeven in den jaer onss Heren duysent vijffhondert ind negen ind dertich op Sente Elisabeth aevont weduwe. Oorspr. (inv. no. 439), met de zegels der oorkonders.

287 Wynant van Doernynck en Wynant van Presickhave, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Frans die SNYdeR overgedragen heeft aan heer Henrick Tonyssen, provisor van het hospitaal van St. Peter te Arnhem, ten behoeve van dat hospitaal, een rente van 1 geldersche rijdergulden 's jaars, gaande uit zijn huis en hofstede achter Franssen huis op die Beecke. Gegeven in den jaer ons Heren vijfftienhondert negen ende dartich op Sunte Katherinen avont.

288 Mr. Arnt van den Gruythuyss en Wilhem van Eyll, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Johan van Deventer en diens vrouw Catharina overgedragen hebben aan heer Arnt Leyendecker, kanunnik en scholaster van St. Walburgen, en Mr. Jan van Vyrssen, scholaster te Zutphen, executeurs van het testament van wijlen Johannes Vyrssen, ten behoeve van het hospitaal van St. Anthonys buiten Arnhem, een losrente van 3 rijnsche guldens 's jaars, gaande uit hun huis en hofstede in de Beckerstrate. Gegeven int jaer ons Heren duysent vijffhondert ind een ind vyertich op Sente Crispinus' ind Crispinianus' dach. Oorspr. (inv. no. 463), met de zegels der oorkonders.

289 Henrich van Poelwijck en Wilhem van Eyll, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Wynant van Dornynck, overste kerkmeester, en Herman Dryver, kerkmeester van de Moederkerk te Arnhem, overgedragen hebben aan heer Henrich Thonys' zoon, provisor van het hospitaal van St. Peter te Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, een schaarweide in Arnhemerbroick in Coppensweyde, onder beding die schaarweide ten allen tijde te mogen inlossen. Gegeven int jaer ons Heren duysent vijffhondert ind een ind viertich des Dynxtages post Andree apostoli.

290 Mr. Arnt van den Gruythuys en Johan Sluysken, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Mr. Erick van der Hoey, barbier, en diens vrouw Aleydt overgedragen hebben aan heer Henrick Thonisz., provisor van het hospitaal van St. Peter te Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, een huis en hofstede, geheeten dat Schaep, gelegen aan de Nye Merckt naast de poort van een huis van het hospitaal. Gegeven int jaer ons Heeren vijfthienhondert ind twee ind veertig des Saterdaeges nae St. Peters dach ad vincula. Afschrift in inv. no. 23, fol. 25 verso.

291 Wynant van Prisichave en Mr. Arnt van den Gruythuyss, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Sweer van Presichave, diens vrouw Anna en hare zusters Agnes en Ulent, kinderen van wijlen Johan Schoermouwen, overgedragen hebben aan Arnt Everts zoon een schaarweide in Arnhemerbroick in Coppensweyde, behoorende tot hun huis in de Beckerstrate, onder beding die schaarweide te mogen inlossen. Gegeven int jaer ons Heren duysent vijffhondert ind twee ind vyertich opten vijfften dach Septembris.

292 Jacob van Tuyll en Willem van Eyl, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Jutte StevensS weduwe, Gyon Trompet en diens vrouw Griete, overgedragen hebben aan Trijn Heyen weduwe hun huis en hofstede in de Rhijnstraate naast het St. Peters gasthuis, met een schuur achter het huis, uitkomende in de Oeverstraate, waarbij behooren twee schaarweiden in het Arnhemerbroeck in Bruynemansslach, welke verpand zijn. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vijffhondert ind drie ind veertig opten achten dach des maents Junii. Afschrift in inv. no. 23, fol. 11.

293 Gerrit van Lennep en zijne vrouw Weindel erkennen verkocht te hebben aan heer Henrick Thonisz., provisor van het hospitaal van St. Peter te Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, een boomgaard met het "aenschot" van den bandijk, gelegen in het kerspel Elden ten Zuiden van de Arnhemsche straat, uit welk land een tyns en een rente gaan. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vijffhondert ind vierenveertig op St. Gregorius' dach martelaer. Afschrift in inv. no. 23, fol. 243 verso.

294- Wynandt van Presickhaive en Daem van Delenn, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Naell, weduwe van Gerridt Allein, en haar zoons heer Goesen en Johan Alleyn overgedragen hebben aan Rutger Huysweert en Everdt Vermaet, ten behoeve van de zieltafelen binnen Arnhem, een schaarweide, gelegen in de Koppelswey, behoorende tot het huis Int Allems, gelegen op den hoek van de Kortenstraitt, en een schaarweide naast de Koppelswey in het Geerken, onder beding, die schaarweiden weder te mogen lossen. Gegeven int jaer onss Herenn duysent vyeffhondert vyeff ind veertich des anderenn daeges nha Suncte Franciscus' dagh.

295 Henrick van Poelwijck en Jacob van Tuyl, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Henrick Wemmers en Jan, Brouwer, als gardiaans van de St. Catharinen broederschap in de Moederkerk te Arnhem, overgedragen hebben namens die broederschap aan heer Henrick Thoenisz., provisor van het hospitaal van St. Peter te Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, een rente van 1 goudgulden 's jaars, gaande uit het huis van Erick van der Hoey aan de Nyhe Merckt, geheeten dat Schaep. Gegeven int jaer ons Heeren vijfthienhondert ses ind veertich des Saterdaechs nae St. Pouwels dach conversionis. Afschrift in inv. no. 23, fol. 26.

296 Daem van Delen en Gijsbert van Camphuysen, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Armgart, weduwe van Wolter van Bomell, overgedragen heeft aan Gijsbert van der Hoell, glazenmaker, ten behoeve van het St. Anthonys' hospitaal, een losrente van een halven rijdergulden 's jaars, gaande uit haar huis en hofstede bij de St. Janspoerte, naast het huis, genaamd dat Pertgen, uit welk huis reeds een rente gaat. Gegeven int jaer onss Heren duysent vijffhondert ind sess ind vyertich des Donredages nae Sente Mathijs' dach apostell. Oorspr. (inv. no. 464), met het zegel van den tweeden oorkonder, het zegel van den eersten oorkonder ontbreekt.

297 Burgemeesters, schepenen en raad van Arnhem oorkonden, dat Hendrich van Poelwich en Wynand van Presickhave, huismeesters, en heer Hendrich Teunissen, provisor van het hospitaal van St. Peter te Arnhem, verkocht hebben aan'Mr. Johan Arians, priester, een rente van 12 goudgulden en 1 malder rogge 's jaars, gaande uit een huis naast de St. Peters kerk in de Reynstrate, op voorwaarde, dat die rente na Johans dood zal besteed worden voor een prove voor een zijner bloedverwanten of voor een arm mensch uit Arnhem. Gegeven int jaer onses Heeren duysent vijfhondert ses und vertig opten tweeëntwintigste dag des maent Martii. Afschrift in inv. no. 210, fol. 114 verso.

298 Henrick van Poelwick en Wynandt van Presickhaeve, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Mr. Jaspar StevensS, doctor, en diens zuster Catharina StevensS, weduwe van Gerrit Spaermaecker, overgedragen hebben aan heer Hendrick Thoenissen, kanunnik van St. Walburg, provisor van het St. Peters hospitaal te Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, een huis en hofstede in de Rhijnstraat naast bovengenoemd hospitaal, waartoe behooren twee schaarweiden in het Arnhemerbroeck in Bruynemanslach, uit welk huis een jaarlijksche rente van 6 gouden schilden gaat. Gegeven int jaer onses Heeren duysent vijffhondert ses ind veertich op Frydach den sesthienden dach des maents Julii. Afschrift in inv. no. 23, fol. 12.

299 Wilhem Hynckert en Jan van Mekeren, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Mr. Marselius Francken, schoolmeester, overgedragen heeft aan Daem van Delen en Gijsbert van Camphuysen, huismeesters, ten behoeve van het hospitaal van St. Anthonys buiten Arnhem, een rente van 2 rijdergulden 's jaars, gaande uit zijn huis in de Costersstege, uit welk huis reeds een rente gaat. Gegeven int jaer onss Heren duysent vijffhondert ind acht ind vyertich des Vridages na den Sonnendach Jubilate. Oorspr. (inv. no. 465), met het zegel van den tweeden oorkonder; het zegel van den eersten oorkonder is verloren.

300 HenricK, heer tot Myddaechten, beleent Johan Morre met de leengoederen, vermeld in den brief d.d. 1425 November 26 (zie regest 60), hem aanbestorven van zijn vader. Gegeven int jaer onss Heren duysent vijffhondert aecht ind virtych opten elfften dach Julii.

301 Zeelman van Omeren, zijne vrouw Truyde en zijne zuster Anna van Omeren erkennen verkocht te hebben aan Wilhem Hynckert en Wynant Hackfort ten behoeve van het St. Catharinen gasthuis te Arnhem alsmede aan Daem van Delen en Gijsbert van Camphuysen ten behoeve van het St. Anthonys' gasthuis bij Arnhem respektievelijk een rente van ¾ en ¼ van 36 malder rogge 's jaars, gaande uit hun goed, genaamd Molen Lunteren in het ambt van Ede. Gegeven int jaer ons Heren duysent vijffhondert acht ind vyertich op Sente Marien Maghdalenen dach. Oorspr. (inv. no. 471), met de zegels van den eersten oorkonder, Thonys Huegen, Kaerll Bentynck, Johan Momme, richter te Arnhem, en Wilhem van Poelwijck, geërfde in Veluwen.

302 Burgemeesters, schepenen en raad van Arnhem vernieuwen ten behoeve van de arme lazaren van St. Anthonys' hospitaal voor den Velperpoert buiten Arnhem een losrente van 9 goudgulden 's jaars, gaande uit de opbrengsten van de tichelkuilen in Arnhemerbroick voor aan de Broickstrate, van welke rente de oorspronkelijke brief verloren is. Ongedateerd afschrift (van gelijken tijd), inv. no. 466.

303 Henrick van Poelwick en Ghiesbert van der Hoeven, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Naell, weduwe van Gerridt Allein, haar zoon heer Goesen Allein en haar dochters Naell en Aefken Allein, erkennen ontvangen te hebben van Evert Vermaedt en Johan Huegen, provisors der zieltafelen, nog 25 rijdergulden voor twee schaarweiden boven de oorspronkelijke som, vermeld in den brief d.d. 1545 October 5 (zie regest 294). Gegeven int jaer onnss Herenn duesent vieffhondert negen ind virtich up Suncte Niclaes' dach des Heyligen byscops.

304 Gerlych Mor verkoopt aan heer Henryck Thonissen, provisor van het hospitaal van St. Peter te Arnhem, ten behoeve van dat hospitaal, een leengoed op Arnhemer Enck gelegen, leenroerig aan den jonker van Mytdachten. Actum anno etc. vijfftich den vijfften Iulii. Oorspr. (inv. no. 125), op papier, met de onderteekening van den oorkonder en van de wijnkoopsheden heer Floris Hoemaker en Thonis Leydecker.

305 Jacob van Tuyll en Gijsbert van Camphuysen, schepenen te Arnhem, verklaren als huismeesters van het hospitaal van St. Anthonys buiten Arnhem, dat zij de hofstede in het kerspel Velp bij de kerk, in den brief d.d. 1499 November 7 (zie regest 229) aan Johan GijsbertsZ. en diens vrouw Eeffsche voor 1 pond was 's jaars overgedragen, van nu af aan dezen voor 1 gulden 's jaars ten gebruike geven. Gegeven int jaer ons Heren duysent vijffhondert ind vijfftich des Sonnendages nae Sente Jacobs dach des Hilligen apostell. Oorspr. (inv. no. 441), met de zegels der oorkonders.

306 Caerl vann Middachtenn beleent als voogd van zijns broeders oudsten zoon Anthoniss van Middachtenn, Wilhem van Poelwick ten behoeve van het St. Peters hospitaal te Arnhem met de leengoederen, vermeld in den brief d.d. 1425 November 26 (zie regest 60), na opdracht door Gerlych Mor van Cruitznach, genaamd Paep. Gegeven in den jaer uns Heren duesent vifhundert und viftich up Sunt Peters dach ad vincula den irstenn Augusti.

307 Wilhelm van Scharpenzeel, drost op de Veluwen, oorkondt, dat Gaert van Cruytzenach Jansz. genaamd Paep verkocht heeft aan Henryck van Poelwijck en Wynant van Presichave, huismeesters, en heer Hendrick Thoenissen, priester, kanunnik, en provisor van het St. Peters hospitaal te Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, het goed Overstege, gelegen in het ambt van Apeldoorn in het kerspel Begbergen in de buurschap Lieren. Gegeven in den jaer ons Heeren duysent vijffhondert ind vijftig op Sonnendach vur Simonis & Jude apostolorum. Afschrift in inv. no. 23, fol. 148.

308 Schepenen van Arnhem verklaren, dat zij den door dezen gestoken brief (zie regest 241) met het stadssecreetzegel hebben bezegeld, aangezien de schepenen Jacob Rydder en Herman van Wyhe op het oogenblik van de bezegeling van den oorspronkelijken brief overleden waren. Gegeven int jaer ons Heren vijffthienhondert ind vijfftich des Dynxtages post Lucie virginis. Oorspr. (inv. no. 1739); het stadssecreetzegel van Arnhem is verloren.

309 Johan Gijsberts zoon Glaesemacker en zijne vrouw Marie van Uchelen Gerrit Lambertz dochter erkennen verkocht te hebben aan heer Heinrick Toenis' zoon, priester, kanunnik van St. Walburgen, provisor van het St. Peters hospitaal te Arnhem, het derde deel van de goederen, hun aanbestorven van hun ouders Gerrit Lamberts en diens vrouw Aelbertgen, gelegen in het ambt van Apeldoern in het kerspel Begbergen in de buurschap tichelen, waarvan de andere deelen behooren aan hun zwagers en zusters Jan van Lieren en Naell van Uchelen alsmede Jan Nelisz. en Heza van Uchelen, uit welke goederen eenige renten gaan. Gegeven int jaer onss Heren dusent viffhondert ende twee ind vifftich op Sancte Mathias' dach.

310 Gijsbert van der Hoeven en Kaerll Bentynck, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Evert van Oert en diens vrouw Gryete overgedragen hebben aan heer Hendrick Thonys' zoon, provisor van het hospitaal van St. Peter te Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, een huis en hofstede c.a. te IJsseloert aan den Rijn gelegen, uit welke goederen gaan 3 rijdergulden 's jaars ten behoeve van heer Jan Groenewalt en 2 rijdergulden 's jaars ten behoeve van heer Jacob die Ruyter. Gegeven int jaer ons Heren duysent vijffhondert twee ind vijfftich des Donredages nae den Sondach Letare Jherusalem.

311 Jacobus Ruyter, kanunnik van St. Wolborg Arnhem, verklaart overgedragen te hebben aan Henrick van Poelwick, burgemeester en heer Henrick Anthonisz, eveneens kanunnik aan bovengenoemde kerk, provisor van het hospitaal van St. Peter, ten behoeve van dit hospitaal, een rente van 2 rijdergulden 's jaars met 11½ gulden verschenen rente, gaande uit een hofstede te IJsseloerde, op voorwaarde, dat uit deze rente jaarlijks 1 gulden aan zijn zusters dochter, non in het St. Agnieten klooster, genaamd zuster Magdalena van Schevickhaeven, en 1 gulden aan zijn nicht Cathrijn in den Backavon, weduwe, zullen worden uitgekeerd, na hun dood te vervallen aan het hospitaal. Opten Xen dach van der maent Aprill anno etc. vijffthyenhondert ende twee ind vijfftich.

312 Thonys Hugen erkent ontvangen te hebben van den provisor van het St. Peters gasthuis te Aernem 45 rijdergulden voor een aan dezen overgedragen schaarweide in Koeppensweyde, onder beding die schaarweide weder te mogen lossen. Ghescyet des Doenderdaess voer Meydach anno vijfftyenhondart ende tweinffijfftich.

313 Schout, burgemeesters, schepenen en raad van Amstelredamme geven aan het chirurgijnsambacht binnen hunne stad een gildebrief.

314 Willem van Scharpenzeel, drost op de Veluwen, oorkondt, dat heer Henrick Anthonissen, priester, kanunnik, en provisor

315 Derick Gerrits zoon genaamd Poirtman, en zijne vrouw Sophia, erkennen verkocht te hebben aan Garet van Breey en diens vrouw Jutt van Delen een losrente van 4 goudgulden 's jaars, gaande uit hun hofstede en boomgaard, gelegen in het ambt van Aeverbetouwen in het kerspel Heteren tusschen het Achterstraetgen en den bandijk. Gegeven int jaer ons Heren duysent viffhondert ende twee ind vifftich op Sancte Odulphus' avont.

316 Henrich van Poelwijck en Jacob van Tuyll, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Jorden van Tryst en diens vrouw Margareta overgedragen hebben aan heer Henrich Thonyssen, priester, provisor van het hospitaal van St. Peter te Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, een halve schaarweide in Coppensweyde. Gegeven int jaer onss Heren duysent vijffhondert vyer ind vijfftich op Sente Tiburtius' dach.

317 Henrick van Poelwijck en Geryt van Herde, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Goessen van MAENEN en diens vrouw Nael overgedragen hebben aan heer Henrick Thonysz., priester, provisor van het hospitaal van St. Peter te Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, een rente van 2 oude schilden 's jaars, gaande uit hun huis in de Conynckstrate in ruil voor een schaarweide, tot bovengenoemd huis behoorend, aan het hospitaal vermaakt door wijlen meester Arnt Leyendecker. Gegeven int jaer onss Heren duysent vijffnondert vyer ind vijfftich des Dynxdages nae den Sonnendach Cantate.

318 Henrick van Poelwijck en Geryt van Herde, schepenen te Arnhem, geven vidimus van den brief d.d. 1465 Mei 31 (zie regest 177).
Gegeven int jaer onss Heren duysent vijffhondert vyer ind vijfftich optess Hilligen Sacramentz aevont. Oorspr. (inv. no. 191), met de zegels der oorkonders.

319 Johan Wynoltsz. en Gabell van Dans, provisoren van de St. Jorrien broederschap binnen Arnhem, en Johan van Rhienen, huismeester van het hospitaal van St. Anthonis buiten Arnhem, verpachten aan heer Evert van Ede, rector van het vrouwenklooster Bethanien, ten behoeve van dat klooster, het in hun gemeenschappelijk eigendom zijnde land bij Bethanien voor een termijn van 25 jaren op nader aangegeven voorwaarden. Geschiet int jair ons Heeren vijfthienhondert vier ind vijfftich op Sunte Lucia dach der Hilliger joffrouwe. Oorspr. (inv. no. 425), op papier, met de onderteekeningen van partijen.

320 Jacob van Tuyll en Johan Momme, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Thonyss Huegen de oude en Johan Nagell met diens vrouw Yke verkocht hebben aan heer Henrick Thonyssz., provisor van het hospitaal van St. Peter te Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, een stuk land, genaamd die Perdtzkuyll, gelegen op Arnhemer Enck bij de Perdemarckt, uit welk land een rente van 3 goudgulden 's jaars gaat ten behoeve van de erfgenamen van Jan van der Laewyck. Gegeven int jaer onss Heren duysent vijffhondert vijffind vijfftich des Manendages nae onser Liever Vrouwen dach purificationis.

321 Heer Evert Huygen, Johan, Thoenis en Steven Huygen, Walburgh, Anna, Naell en Merry Huygen, broeders en zusters, keuren de verknoping van een stuk land, genaamd, die Pertzcuyll, gelegen buiten de St. Johanspoirte, door hun vader Thoenis Huygen en hun zwager Johan Naegell aan heer Henrick Thonyss, provisor van het St. Peters gasthuis, ten behoeve van dit gasthuis, goed. Geschiet op Maendach nae purificationis Marie virginis anno duysent vijffhondert ind vijffind vifftich. Oorspr. (inv. no. 127), op papier, met de onderteekeningen der oorkonders.

322 Thoniss Huygensz erkent ontvangen te hebben van Henric Thonisz., priester, 131 joachims daalders. Datum up Sunte Appollonien avent virginis anno LV°. Oorspr. (inv. no. 127), op papier, met de onderteekening van den oorkonder.

323 Johan Naegell erkent ontvangen te hebben van meester Reyner, secretaris der stad Arnhem, 174 goudgulden, zijnde het aandeel, dat hem aankomt van den provisor van het St. Peters gasthuis wegens den verkoop door hem en zijn schoonvader Thonys Huygen van een stuk land aan den Perdtmarckt gelegen. Actum opten dach wie bavengeschreven (op huyden Dinxdach den vijffden Merüi) anno etc. vijff ind vifftich. Oorspr. (inv. no. 127), op papier, met de onderteekening van den oorkonder.

324 Thoniss Huygen erkent ontvangen te hebben van heer Henric Thonis' zoon, provisor van het St. Peters hospitaal, nog 10 rijdergulden voor een schaarweide, onder verplichting deze 10 gulden weder aan het hospitaal te zullen terugbetalen, indien deze schaarweide van de erfgenamen van Schoermais mocht worden gelost. Datum upten Witten Donderdach anno XVc ende vijf ende vijftich.

325 Broeder Wolter van Wenchum, prior, broeder Evert van Weze, procurator, en het gemeen convent van Mariendaell, anders genoemd Marienborn, bij Arnhem, verkoopen aan de zusters Elyzabeth en Naleken Tynnegieter een losrente van 10 goudgulden 's jaars, gaande uit den Mariendaelschen kamp in het kerspel Velp in Velperbroeck. Gegeven int jare onss Heren dusent viffhondert inde viff inde vifftich opten Heyligen Paesscheavont. Oorspr. (inv. no. 901), met het kloosterzegel, waarvan het randschrift is geschonden.

326 Jacob van Tuell en Wynant van Arnhem, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Henrick van Poelwick, overste huismeester, en heer Henrick Thonis' zoon, provisor van het St. Pieters gasthuis te Arnhem, overgedragen hebben aan Mr. Johan van Broickhuesen ten behoeve van de Observanten binnen Arnhem, een rente van 6 joachims daalders, gaande uit een huis c.a. in de Rhijnstraet naast bovengenoemd gasthuis.

327 Broeder Wolter van Wenchum, prior, broeder Evert van Weze, procurator, en het gemeen convent van Mariendaell, anders genaamd Marienborn, bij Arnhem, verkoopen aan de zusters Elyzabet en Naleken Tynnegieter een losrente van 12 goudgulden 's jaars, gaande uit den Mariendaelschen kamp in het kerspel Velp in Velperbroeck. Gegeven int jare ons Heren dusent viffhondert inde viff inde vifftich op Sancte Johan baptisten avont toe mydsomer nativitatis. Oorspr. (inv. no. 902), met het kloosterzegel, waarvan het randschrift is geschonden.

328 Johan van Mekeren en Johan van Ryngenberch, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Derisken Prynsen, weduwe van Derick van Berck, overgedragen heeft aan heer Henrick Thonysz., provisor van het hospitaal van St. Peter te Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, een hoeve land buiten Arnhem in den Mussenbergh, vroeger toebehoorende aan Gaert van der Haer. Gegeven int jaer onss Heren duysent vijffhondertvijffindvijfftich opten twee ind twyntichsten dach Augusti.

329 Gljsbert van Camphuysen en Johan van Ryngenberch, Schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Gryete, weduwe van Mr. Wilhem, timmerman, en hunne kinderen overgedragen hebben aan Derick then Haege, rentmeester van het St. Catharinen gasthuis te Arnhem, ten behoeve van dit gasthuis, een losrente van 1 rijdergulden 's jaars, gaande uit het huis, genaamd Bontenborch, gelegen aan de Nyhe Marckt. Gegeven int jaer onss Heren duysent vijffhondert vijff ind vijfftich des Dynxtages nae Sente Victoers dach. Oorspr. (inv. no. 711), met de geschonden zegeb der oorkonders.

330 Philips, koning van Castilien enz., verpandt aan Wynant Hacfort en Gijsbert ter Hoeven, gasthuismeesters van het St. Catharinen gasthuis, en heer Hendrick Thoenissen met Jan Mom en Ott van de SANDE, provisor en huismeesters van het St. Peters gasthuis, ten behoeve dier beide gasthuizen, het Hertogenlandt in het kerspel Elden, groot 60½ morgen, bestaande uit verschillende met name genoemde perceelen. Gegeven in onse stadt van Arnhem den vierden dach Augusti int jaer onses Heeren duysent vijffhondert soevenenvijftigh, van onsen rijcken te weeten van Spaignen, Cicilien etc., 't tweedste ende van Engelant, Vrancnjck ende Naples 't vierde. Afschrift in inv. no. 23, fol. 204.

331 Aelbert Jansz. en zijne vrouw Mary verleenen aan Joest van Lienden Stevensz. en diens vrouw Gaude het recht van overweg over een akker land, genaamd die Stege, gelegen in het kerspel Huesden in het ambt van Nederbetue, welk land zij van genoemd echtpaar gekocht hadden. Gegeven in den jaer ons Heren duysent vijffhondert sovenenviftich den vierden dach Octobris. Oorspr. (inv. no. 690), met de geschonden zegels der oorkonders.

332 Gregorius van Dieve, raad en rekenmeester van den koning in Brabandt, en Thomas Gramaye, raad en landrentmeester van den koning in Gelderlandt, verklaren, dat de verpanding, vermeld in den brief d.d. 1557 Augustus 4 (zie regest 330), is geschied volgens de gegeven voorschriften. Opten iersten Junii XVc achtenvijftig. Afschrift in inv. no. 23, fol. 207 verso.

333 Thomas Gramaye, landrentmeester-generaal in Gelderlandt, erkent ontvangen te hebben van heer Hendrick Thoenissen, provisor van het St. Peters gasthuis, en Dirck Albrechts, rentmeester van het St. Catharinen gasthuis te Arnhem, de som van 4700 pond voor de verpanding der goederen, vermeld in den brief d.d. 1557 Augustus 4 (zie regest 330). Opten VI Julii 1558. Afschrift in inv. no. 23, fol. 208.

334 Philips, koning van Castillien enz., beleent ARENT PetersZ. ten behoeve van het St. Pieters gasthuis te Arnhem met 42 morgen land, genaamd dat Nyeslach, gelegen in het kerspel Elst. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vijffhondert negen ende vijftigh den thienden Septembris. Afschrift in inv. no. 23, fol. 260 verso.

335 Jacob van Ommeren en Gerrit van Rijswijck, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Meth Massops met Lubbert Hendrickss en de andere onmondige kinderen van hun dochter, Derck, Laurentz en Arntgen erkennen, dat heer Henrick Thonissen, provisor van het hospitaal van St. Peter, ten behoeve van dit hospitaal, heeft gelost een rente van 6 goudgulden 's jaars, gaande uit een huis, toebehoorende aan genoemd hospitaal, gelegen in de Rhijnstraate naast de kerk van St. Peter. Gegeven int jaer ons Heeren vijfthienhondert und negenenvijftig des Donredaeges post presentationis Mariae. Afschrift in inv. no. 23, fol. 14 verso.

336 Richter, burgemeesters, schepenen en raad van Arnhem doen uitspraak in een geschil tusschen de grofsmeden en de goudsmeden, waarbij zij bepalen, dat wanneer de goudsmeden iemand tot meester aannemen, zij den grofsmeden telkens 2 goudgulden zullen moeten geven. Opten elfften dach Februari! anno Domini vijffthyenhondert ind tsestich.

337 Schepenen van Arnhem verklaren in plaats van het zegel van Daem van Delen, die gestorven is voor het bezegelen van den brief d.d. 1546 Februari 25 (zie regest 296), waardoor deze gestoken is, het stadssecreetzegel daaraan gehangen te hebben. Gegeven int jaer ons Heren duysent vijffhondert ind tsestich opten thyenden dach Novembris. Oorspr. (inv. no. 464), met het geschonden stadssecreetzegel.

338 Wynandt van Dyelen, Jochem Heymansz., Robbert Heymansz. en Luyken Nyelen brengen een magescheid tot stand tusschen heer Henrick Antoenysz., priester, provisor van het gasthuis van St. Peter te Arnhem, Jan van Lyeren en diens vrouw Alijt en Jan Nyelen en diens vrouw Hese, waarbij o.a. het gasthuis en Jan Nyelen en diens vrouw zullen behouden het huis c.a., waaronder twee deelen van de holtmark, tot dit goed behoorende in het kerspel Begbergen in de buurschap Uchelen, terwijl aan Jan van Lyeren en diens vrouw andere met name genoemde goederen worden toebedeeld. Gegeven in den jaer ons Lyeven Heren vijftynhundert ende enentsestich op Belaken Paessen.

339 Johannes Hoecker, priester, kanunnik te Elst, erkent overgedragen te hebben aan Johan van Ryemssdick, zijnen zwager, als momber ten behoeve van Beell Henricks dochter en hare kinderen, de helft van 2 kampen weiland, het eene genaamd den Hoighenkamp, groot 3½ morgen, en de andere genaamd den Rymmenkamp, groot 2 % morgen, gelegen in het kerspel Elden in Elderweey, alsmede een stuk bouwland, genaamd dat Fijlken, groot 7 morgen, gelegen in het kerspel Bemmel, uit welke landerijen eenige renten gaan. Gegeven in den jaer ons Heeren duysent vijfhondert twe ind tsesüch den een ind dartichsten dach der maent Augusti. Oorspr. (inv. no. 431), met de geschonden zegels van den oorkonder, diens momber Peter van Stepraidt, Derick van Meeckeren en Gerit van ECK, erfpachters.

340 Jan van Ringenboirch en Jan van den Bairch, overste huismeesters, en Bernt van de Graeff en Henrick van Schevychaven, huismeesters van het St. Anthoenis' hospitaal buiten Arnhem ter eenre, en Andryes Leyendecker ter andere zijde, sluiten een overeenkomst over het gebruik van een slag hout, gelegen in Reerbusz, dat gemeenschappelijk eigendom is van beide partijen. Actum den XXVIIIen dach Octobris anno LXII. Oorspr. (inv. no. 440), op papier, chirographum.

341 Wllhem van Poelwick en Johan van den Bergh, Schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Naell Tynnegieter Pelgrums dochter haar testament maakt, waarin zij o.a. haar woning aan het Clein Oertgen tegenover het Observanten kerkhof met een schaarweide in Arnhemerbroeck bestemt tot een stichting voor zes oude vrouwen, daaraan de opbrengsten van eenige renten verbindt en haar neef Johan van Broickhuysen tot opzichter aanstelt. Gegeven int jaer uns Heren vijffthienhondert twe ind tsestich des Guedesdachs nae Sanct Thomas' dach des Heiligen apostels. Oorspr. (inv. no. 757), met de geschonden zegels der oorkonders.

342 Wllhem van Poelwijck en Johan van den Bergh, Schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Naleken Tynnegieter als uitvloeisel van haar testament overgedragen heeft aan haar meid Nelis then Osch, ten behoeve van deze en eenige andere oude vrouwen, haar huis c.a. in de Oeverstrate. Gegeven int jaer ons Heren vijffthienhondert ind vier ind tsestich opten dartichsten dach des monatz Septembris.Oorspr. (inv. no. 758), met de zegels der oorkonders.

343 Wilhem van Poelwijck en Govert van Rijsswijck, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Wilhem van Poelwijck, overste huismeester, en heer Henrick Anthonis' zoon, provisor van het St. Peters gasthuis binnen Arnhem, goedkeuren, dat van een rente van 12 daalders 's jaars, in het jaar 1555 door Naleken en Elizabeth Tynnegieter gekocht, voortaan 10 daalders ten behoeve der oude vrouwen in de stichting in Nalekens huis en in het bijzonder aan haar meid Cornelis zullen worden uitgekeerd. Gegeven int jaer onss Heren vijffthienhondert ind vijffind tsestich op Sanct Peters ind Pauwels dach der Heiliger apostelen. Oorspr. (inv. no. 903), met de zegels der oorkonders.

344 Wilhem van Poelwijck en Johan van den Bergh, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Nelis then Osch erkent verhuurd te hebben aan Naleken Tynnegieter, genaamd van Tuell, voor haar leven, het huis, dat deze haar voor een stichting voor oude vrouwen had opgedragen en) waar zij nu in woont. Gegeven int jaer ons Heren vijffthienhondert ind vijff ind tsestich opten elfften dach Octobris. Oorspr. (inv. no. 758), met de zegels der oorkonders.

345 Johan van Ryngenberch en Johan van den Bergh, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Wilhem van Poelwijck, overste huismeester en heer Henrich Thonisz., provisor van het gasthuis van St. Peter te Arnhem, verkocht hebben aan Mr. Burchardt van den Bergh, doctor in de theologie en deken van de kerk van St. Walburgen te Arnhem, een rente van 10 joachim daalders 's jaars, gaande uit 3 morgen weiland in het Arnhemerbroeck, op voorwaarde, dat na diens dood zijne maagd Beel van Ravensteyn die rente of een prove in het gasthuis zal hebben en na haar dood andere arme menschen uit de stad en vrijheid van Arnhem, aan te wijzen door Otto Canis. Gegeven int jaer onss Heren vijffthienhondt ind sess ind tsestich opten negenden dach des maindtz Februarii.

346 Johan Niellen en zijne vrouw Heesken Berent Lamberts dochter erkennen overgedragen te hebben aan heer Henrick Toenisz., provisor van het St. Peters hospitaal te Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, hun aandeel in een bouwhuis c.a., gelegen in het kerspel Begbergen in de buurschap Uchelen, waarvan het andere deel reeds aan het hospitaal behoort, uit welk goed renten gaan ten behoeve van den proost van Deventer, den pastoor van Begbergen en den koster aldaar. Geschiet int jaer ons Heren viefftienhondert ses und tsestich opten tienden dach des maentz Junii.

2001 Gasthuizen en gilden in Arnhem

Inventaris

3. Regesten

Delen

Doorsturen per email

Delen via Facebook

Delen via X (Twitter)

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Favoriet of een notitie maken

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Reageren

Stuur een reactie naar Gelders Archief

346

Johan Niellen en zijne vrouw Heesken Berent Lamberts dochter erkennen overgedragen te hebben aan heer Henrick Toenisz., provisor van het St. Peters hospitaal te Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, hun aandeel in een bouwhuis c.a., gelegen in het kerspel Begbergen in de buurschap Uchelen, waarvan het andere deel reeds aan het hospitaal behoort, uit welk goed renten gaan ten behoeve van den proost van Deventer, den pastoor van Begbergen en den koster aldaar. Geschiet int jaer ons Heren viefftienhondert ses und tsestich opten tienden dach des maentz Junii.

1566 Juni 10

a. Oorspr. (inv. no. 139), met de zegels van Johan van Ringenberch, Wynant van Deelen, Arnt van Brienen en Zeger van Uchelen.
b. Afschrift in inv. no. 23, fol. 170 verso.

2001 Gasthuizen en gilden in Arnhem

laatste wijziging 26-01-2005

347 Pouwell en Wilhelm Sluyssken, broeders, optredende namens heer Floris Hoymaker ter eenre en Gerrit van Berck, (Jan Oerrinck), Derck Poirtman en Henrick Kaelen, optredende voor de partij van den vermoorden Anthonis Wambsteker ter andere zijde, komen overeen, dat heer Floris ter verzoening ten behoeve van de armen zal moeten uitkeeren 2 malder tarwe, 2 malder rogge, 5 paar schoenen en 100 daalders, in 3 termijnen te voldoen, en verder eenige gemaakte bepalingen in acht moet nemen. Geschiet int jaer ons Heren viefftienhondert soeven und tsestich opten vierden dach Junii. Oorspr. (inv. no. 32), met de zegels van den vierden, vijfden en zesden oorkonder en de geschonden zegels van den tweeden oorkonder en van Derck van Broickhuyssen; de zegels van den eersten oorkonder en van Johan Hoymaker zijn verloren.

348 Peter Kaeltgen en Jan Leussen erkennen ieder ontvangen te hebben van den provisor van St. Peter van wegen heer Floris Hoymaker een som van 16 gulden, 13 stuivers en 1 oort als eerste termijn van de betaling van de som, vermeld in den brief d.d. 1567 Juni 4 (zie regest 347), op welks rugzijde deze geschreven is. Geschiet opten XXII Juhi anno LXVII. Oorspr. (inv. no. 32), met de onderteekening van Henrick Kaelcken

349 Burgemeesters, schepenen en raad van Arnhem oorkonden, dat Willem van Poelwijck, overste huismeester, en heer Hendrick Anthonisz., provisor van het gasthuis van St. Peter te Arnhem, verkocht hebben aan Beel van Raevensthein, maagd van wijlen Dr. Burchart, een rente van 3 joachim daalders 's jaars, gaande uit drie morgen land, vermeld in den brief d.d. 1566 Februari 9 (zie regest 345), op voorwaarde, dat na haar dood Otto Kanis een ander arm mensch mag aanwijzen tot het genieten van een prove. Gegeven int jaer onss Heren vijffthienhondert und acht und tsestich opten vierden dach Septembris.

350 Burgemeesters, schepenen en raad van Arnhem verklaren in de plaats van het zegel van Jacob van Tuyll, die gestorven is en wiens zegel gebroken is, aan den brief d.d. 1555 Juni 22 (zie regest 326), waardoor deze gestoken is, het stadssecreetzegel te hebben doen hangen.

351 Derrick Toenisz. en zijne vrouw Jenniken erkennen verkocht te hebben aan Eevert Jansz. en diens vrouw Geertruyt een losrente van 6 joachims daalders 's jaars, gaande uit 1½ morgen land en een huis en hofstede in het kerspel Zetten. Gegheven int jaer ons Heren duysent vijffhondert negen inde tsestich op Sunte Maeteus' dach apostel inde evangelist.

352 Heer Johan van Cruchten, rector, zuster Margaretha van Poelwijck, priorin, en het gemeen convent van het vrouwenklooster te Redynchem erkennen verkocht te hebben aan Derryck Mynrevoeth en diens vrouw Hendersken een losrente van 6 daalders 's jaars, gaande uit 5 morgen land in de Elderweyde in het kerspel Elden. Gegeven ynt iair ons Heren duisent vijfhondert und enentzoeventych up Sunt Martens avent yn den wynter.

353 Gerrit van Wijck en Johan van der Moelen, schepenen te Wageningen, oorkonden, dat Gijsbert Gijsbertsz. namens Gerrart van Rijswijck, burgemeester van Arnhem, en diens vrouw Catharina van Rijswijck verklaart, dat deze schuldig zijn aan het St. Peters gasthuis te Arnhem een rente van 12 joachims daalders 's jaars, gaande uit een uiterwaard, genaamd de Zoelensche waard, in het schependom gelegen. Gegeven int jaer onses Heeren duysent vijffhondert vier ind soeventig den negen ind twintichsten Julii. Afschrift in inv. no. 23, fol. 190.

354 Johan van Ryngenberch en Johan van den Berch, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Goossen Jacobsz. overgedragen heeft aan Gaert Gaemansz., rentmeester van het St. Catharinen gasthuis te Arnhem, ten behoeve van dit gasthuis, een drietal brieven betreffende een bedrag van 150 Car. gulden en nog 50 Car. gulden, waarvoor het gasthuis hem zijn leven lang zal moeten onderhouden. Gegheven int jaer onss Heeren duysent vijffhondert vyer ende tzoeventich den vijffthienden dach Novembris. Oorspr. (inv. no. 733), met de geschonden zegels der oorkonders.

355 Zybert van Heseveldt erkent ontvangen te hebben van gardianen en meesters van het goudsmidsgilde voor het doen vervaardigen van eenige extracten betreffende het St. Loeyngyldt te Nijmmeghen, welk bedrag in mindering is gebracht van het gildegeld van zijn neef NIClaes Ploeyaerdt. Actum den tweden Decembrys anno vijfftyenhondert vyr und soventich. Oorspr. (inv. no. 1666), op papier, met de onderteekening van den oorkonder.

356 Burgemeesters, schepenen en raad van Arnhem, oorkonden, dat Sweder Jans zoon, Els Bongerts, weduwe van Evert Gaemans, en Nael Bongerts, weduwe van Rutger Thulleken, ten verzoeke van heer Herman van Hoemen, provisor van het hospitaal van St. Peter, verklaringen afleggen over een gang tusschen dat hospitaal en het huis van Sebis Cuyper, welke afgesloten is door een deur, vanwege het hospitaal daar aangebracht.