Toen in 1856 de adjunct-archivaris van Gelderland, P. Nijhoff, zijn inventaris van het archief van het Hof van Gelre en Zutphen uitgaf, vermeldde hij op blz. 361 een aantal stukken "belangende de geschiedenis der heerlijkheid van Urk en Emmeloord", over 1568-1612. In deel X van zijn Bijdragen voor Vaderlandsche geschiedenis en oudheidkunde (blz. 118) gaf hij in ditzelfde jaar een beschrijving dezer stukken.

Bij latere inventarisatie is gebleken, dat deze stukken in het bezit zijn geweest van Dirk Jacob Vijgh van IJsendoorn (gest. 1674), bij wiens faillissement zijn archief geheel of ten dele door het Hof in beslag zal zijn genomen. Behalve de stukken betreffende Urk en Emmeloord (de zg. collectie Zoudenbalch) behoorden hiertoe ook een aanta1 stukken, afkomstig van de grootvader van D.J. Vijgh, nl. Johan de Cock van Opijnen. Aangezien het mij toescheen, dat deze collectie, waarin de Zoudenbalch-stukken zowel quantitatief als qualitatief de overgrote meerderheid vormden, beter in Utrecht geplaatst zou wezen, droeg ik in 1948 de gehele collectie over aan mijn ambtgenoot in Utrecht, die ze door zijn volontair, de heer M.H.H. Doesburg, litt. class. drs., liet ordenen.

Bij de definitieve ordening van het archief van het Gelderse Hof kwamen nog een vrij groot aantal de Cock-stukken voor den dag, die ook deel hadden uitgemaakt van bedoelde collectie. Waar het uit de inventaris van de heer Doesburg duidelijk bleek, dat de Zoudenbalch-stukken door een zijdelingse vererving in de collectie de Cock waren terechtgekomen, zonder daarmede in nauw verband te staan, leek het mij raadzaam, althans gedeeltelijk, op de overdracht aan Utrecht terug te komen. Mijn Utrechtse ambtgenoot verklaarde zich bereid de De Cock-stukken wederom, aan mij af te staan ter hereniging met de later gevonden archivalia, en zond mij de inventaris toe van de heer Doesburg, waarvan bij achterstaande beschrijving een dankbaar gebruik gemaakt is.