Menu

De chat is beschikbaar van maandag tot en met vrijdag tussen 13:00 en 16:00 uur. Is de chat offline? Bekijk onze Veelgestelde vragen of stel uw vraag via ons contactformulier.

Uw zoekacties: Huis Ampsen 1

0373 Huis Ampsen 1

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden. 
 
Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer. 
  • Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
  • Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
  • Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden. 

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen. 

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht  om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien. 
 

 

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
0373   Huis Ampsen 1
Inleiding
1. Openbaarheid en citeren
2. Vervallen nummers
3. Lijst der Heeren van Ampsen
N.B. Deze lijst is ontleend aan de Gelderse leenregisters.
laatste wijziging 21-01-2021
350 beschreven archiefstukken
72 gedigitaliseerd
totaal 2.915 bestanden
Inventaris
01. Stukken van algemeenen aard
1 Item eodem die (Feria III post pentecostes 1379) heeft ontvangen Wolter van Ampsen dat goit tot Ampsen, gelegen in het kirspele van Lochem tot enen pondigen leen, 1379 juni 1.
N.B. Zie 0002 Leenkamer van Gelre en Zutphen, inv.nr. 1, folio 3.
2 Des Saterdags nae onss Heren Hemelvart (29 Mei) 1389. Hemrik van Ampssen verklaart, gezworen te hebben, dat hij uit zijn huis Ampse geen schade zou doen aan den hertog van Gelre of deszelfs onderzaten, 1389 (mei 29).
N.B. Afschrift op papier uit het Oudste Register folio 70v. Zie. Nijhoff Geld. Gedenkwaardigheden III, no. 145. i
3 Henric van Ampsen en Ermegaert, zijne vrouw, maken de verdeeling hunner goederen tusschen hunne drie zonen Helmich, Johan en Seijne. Helmich zal hebben het goed Lambertingh gelegen in de buurschap Eghesloe, kerspel Lochem. Johan zal hebben het goed ten Bijler, gelegen in het kerspel Almen en het goed Eleringh tot Oelde, gelegen in het kerspel Lochem, zooals deze twee goederen staan ter loze van den heerschap van Voerst en van Keppel. Indien Henric van Ampsen sterft voor zijne vrouw zullen Helmich en Johan hebben to verbeijdingh zooland als hunne moeder leeft de goederen ter Steghe en ter Bercket. Indien de moeder sterft voor den vader zoo zullen Helmich en Johan hebben to verbeijdingh het goed Lambertingh en anders niet zoolang de vader leeft. Wanneer de vader en moeder overleden zijn, zullen de goederen die Steghe en die Bercket komen aan Seijne. De 200 mark en de 800 mark, daar Dirc Kempinc den brief van heeft, die zullen de drie broeders gelijkelijk deelen. Ten overstaan van magen en vrienden als: Henric van Durrete, ridder, Dirc, zijn zoon, heer Steven van Vurden, priester, cureijt der kerk van Lochem, Evert die Rode van Heker en Bernt Hadekingh, Op Paulusdaghe conversio (25 januarij) 1392.
N.B. Op perkament, de uithangende zegels van Henric van Ampsen en zijne drie zoons, Henric en Dirc van Durette, Steven van Vurden, Evert die Rode van Heker en Bernt Hadekingh zijn aanwezig behalve dat van Helmich van Ampsen.
4 Item int jair unss heren MCCCC ind V up uns heeren upvartz dach ontfienck Henric van Ampssen van mijnere gnedigen heren dan goit genant Alden Ampsem mit allen sijnen zubehoeren, gelijck Wolter van Amspen zijn broeder dat zu halden ind zu besitzen plach, verhergewert mit eijnen perde tot sadels hergewerde goide rechte. Mannen Godart Cloecke ind Wilh. van Roderloe, 1405 mei 28.
N.B. Zie 0002 Leenkamer van Gelre en Zutphen, inv.nr. 1, folio 146.
5 Item anno ut supra (1412) des manendages op sente Cecilien avont ontf. Berta van Ansem dat gut tot Alden Ansem also als dat gelegen is in den kerspel van Lochem ende in der buerschap van Ansem mit alle sijnen tobehoeren ende hoer angestorven is oevermitz doide Henric van Ansom, haren vader, tot eijnen Zutph. saddelleens rechte. Mannen Arnt Peijck ende Ude die Boese ende hier vur heeft Jacob van Heker huldinge gedain als der vurg. Berten man ende momber.
Ende des is eijn tuchtbrieff op Jacob gemaict vursz. dair Raide op sijn mijnhere van den B..ge ende mijnhere van Rijperscheit, 1412 november 21.
N.B. Zie 0002 Leenkamer van Gelre en Zutphen, inv.nr. 1, folio 208v, en inv.nr.2, folio 226v.
6 Wolter van Covorden en Fijge, zijne vrouw, bekennen verkocht te hebben aan Roleve Rallen en Mathoriese, zijn zoon, de tienden grof en smal over het Nijehus, Johannijng, Rickerding en Everding, gelegen in de buurschap Bekeler, kerspel Hakesberge. Verde beloven zij deze tienden te verholden in leenscher were bij den leenheer dar mit richte van roren te lene, 1418 juli 5; des dinxedages na sunte Mertensdage als men scrijvet translacio (5 Julij) 1418.
N.B. Op perkament, het uithangende zegel van Wolter van Covorden is afgevallen.
7 Item opten selven dach (1430, die XXII mensis Maij) ontfinc Griet van Anszem Zeijnen dochter van Anszem dat guit tot Alden Amszem, gelegen in den kirspel van Lochgem, momber Bernt van Broichusen, hon man. Mannen Gijsbert van Broijchusen ende Steven van Broijchusen, 1430 mei 22.
N.B. Zie 0002 Leenkamer van Gelre en Zutphen, inv.nr. 2, folio 237v.
8 Item Anno ut supra (1430) des sonnendaiges na sent Margareten dage ontf. Derich van Keppel Henricsz. dat guijt Alden Amszen mit sijnen toebehoeren, gelegen in den kirspil van Lochem in der buerscap van Anszem tot enen sadel leenrechte tot Zutphensche recht. Mannen mijn jonckern van Wisch ende van Voirst, 1430 juli 23.
N.B. Zie 0002 Leenkamer van Gelre en Zutphen, inv.nr. 2, folio 237v, inv.nr. 3, folio 161v en inv.nr. 4, folio 151v.
9 Derich van Keppele Henrixz. bekent ontvangen te hebben van medegaven en bruetschatt joncfer Aleijde, zijne vrouw, 800 golden overlantsche rijnsche gulden. Indien hij voor zijne vrouw sterft zullen zijne erven haar 800 gulden terugbetalen en zal zij tot de afbetaling toe in bezit mogen houden het 'erve ende guede Nijen Ampsen, in huse, in have, in hoghe ende sijden lande den vors. huse van Nijen Ampsen toebehorende', gelegen in het kerspel Lochem, buurschap en mark Ampsen; ten overstaan van Johan van Eerde, richter te Lochem binnen en buiten, Wolter van Verwolde en Evert die Roede van Heker, als gerichtslieden, 1450 januari 6; op der hilghen drier koningsdach 1450.
N.B. Op perkament, met uithangende zegels in groene was van richter, gerichtslieden en Derich van Keppele.
10 Hubert van Geisteren en Hille, zijne huisvrouw, bekennen Dirric van Keppele en joncf. Aeleid zijne huisvrouw toestemming te geven, om elk jaar te mogen lossen voor 44 rijnsche gulden, de jaarrente van 4 moelder rogge; ten overstaan van Sander Pirsinchave, richter te Lochem, 1465 maart 11; op sancte Gregorisavent.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in groen was van den richter. De naam Aeleid is niet duidelijk leesbaar.
11 Magescheid tusschen Henrick en Claus van Keppel, gebroeders, ten overstaan van Reijnolt van Herwen en Derick van Keppel, als older vader en vader en Wolter van Keppel van Voerwoelde en Henrick van Diepenbroick, als vrende en mage, der goederen hun aanbestorven van hunne moeder en der goederen die hun aankomen zullen na doode van Derick van Keppel, hun vader.
Henrick zal hebben al het erve en goed gelegen in de mark en buurschap van Ansem en het huis te Lochem met het huisraad daarin bij den dood van zijn vader.
Claus zal hebben de Kannenberch met toebehooren en al het ander goed in het kerspel van Facen. De andere goederen zullen de broeders gelijkelijk deelen, 1475 mei 12; op sancte Servaes avent 1475.
N.B. Op perkament, met uithangende zegels in groen was der scheidslieden en gebroeders.
12 Henrick Wedeken bekent dat Derick van Keppel van Ansem hem toegestaan heeft, uit vriendschapswil, om een stuk tuen te zetten op de Blijckmaet, dat hij had behooren te plaatsen op de Wernsinckmate, 1475 mei 20; Saterdages nae den hilligen pinksterdaghe 1475.
N.B. Op perkament, het uithangend zegel van Henrick Wedeken is afgevallen.
13 Anno etc. LXXXIIII op ten XXIIII dach van Augusto heeft Henrick van Keppel to leen ontvangen dat guet totten Olden Anzem mit sijnen toebehoiren, in den kerspell van Lochem gelegen, dair dat een stuck lantz van den vurs. gueden off gelegen ijs neven die broeckbeke, ain die een sijde ende dat ander stuck van den vurs. guede is gelegen neven dat guet then Nijen Ansem, mitten eenen sijden ende beneven die marck aen die ander sijde, ind desen vurs. leenguet hoirt tu oick een katerstede, tot enen Zutphens sadelguets leenrechten, soe hem dat ainbestorven is van Derick van Keppel, sijnen vader. Mannen Henrick van Egmondt, bastert ind Evert van Ulfft.
Valet jairlix XL molder rogge en X rijnsche guldens, 1484 augustus 23.
N.B. Zie 0002 Leenkamer van Gelre en Zutphen, inv.nr. 7 , folio 20. i
14 Dijtte toe Haesstelberg Dircksdr. met Egbert toe Haestelberge, haar broeder, als momber, bekent opgedragen en overgegeven te hebben aan Henrick van Keppell, haar deel van het erve en goed Breekinckwerde, gelegen in het kerspel van Lochem, mark en buurschap toe Duchteren, zijnde zij door het overlijden van haar vader volgens leenrecht met hare broeders en zusters aan het 1/8 gerechtigd; ten overstaan van Peter Moll, stadholder te Lochem voor Herman des Roeden van Heker en gerichtslieden, 1492 februari 13; Op sunte Valentijns avent 1492.
N.B. Op perkament, met uithangende zegels in groen was van richter en gerichtslieden.
14 Berent en Wijllem toe Haestelberge approbeeren dat hun broeder Egbert, als oudste broeder leenvolger van het door hun vader Dirck toe Haestelberge nagelaten goed Brekinckwerde, dit goed aan Jacob van Hacvoerde, als leenheer, heeft overgegeven, ten behoeve van Henric van Keppel en Johanna, echtelieden, en doen afstand van hun aandeel in dit goed ten behoeve van deze echtelieden; ten overstaan van Herman dije Roede van Hekeren richter toe Lochem en gerichtslieden, 1492 mei 13; Op sunte Servacius dach 1492.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in groen was van den richter.
14 Gherit van Hackforde, als leenheer, beleent Johanne toe Haestelborch met het goed te Brekinckwerde, gelegen in de buurschap Duchterden, door overdracht van Evert van Diepenbroick en Gertrude, zijne vrouw; ten overstaan van Andries IJseren Geritsz en Martilius van Bramele, leenmannen van Gherit van Hackforde, 1439 augustus 13; Des donredages nae sante Laurentius des hil. mertelers 1439.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in groen was van den leenheer.
15 Dirk van Keppell toe Verwolde, als leenheer, beleent Henrick van Keppell van Amsen, zijne neve, met de twee goederen, gen. Nijehoff en Mulle, ten Zutphensche rechten; ten overstaan van Jacob van Hacvorde en Zweder van Dijepenbroeke, leenmannen, 1495 juni 28; Op sunte Peter ind Pauwels avent 1495.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in groen was van den leenheer.
16 Berent Moeller en Swene, zijne vrouw, bekennen aan Henrick van Keppell en juffer Johanna, zijne vrouw, toestemming te geven om, elk jaar op st. Philips en Jacopsdach, genaamd Meijdach, te mogen lossen, voor 44 gouden rijnsche guldens de jaarrente van 4 maelder winterrogge, 1500 april 23; up sancte Georijusdach 1500.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in groen was van Bernd Mol, die voor eerstgenoemde echtelieden zegelt.
Georiendag = Georgius mart.
17 Kairll, hertog van Gelre en greve van Zutphen, beleent Johan van Keppell, na doode van zijne vader Henrick van Keppell, met:
1) het goed, genaamd Alden Anssem, met toebehooren, waaronder eene katerstede, waarvan een stuk land gelegen is naast de Broekbeek en een ander stuk land naast het goed ten Nijen Anssem, gelegen in het kerspel Lochem, leenroerig ten Zutphensche zadelgoedsrechten.
2) een huis en goed, genaamd Kannenborch, met een watermolen en voegeneggen en verdere toebehooren en een stuk land, dat jaarlijks 7 malder rogge doet in het kerspel Vaessen gelegen, leenroerig ten Zutphensche rechten, ten overstaan van Peter van Apeldoren en Arnt Slijndewaiter, leenmannen, 1517 juni 19; Op vrijdach post Vite et Modesti 1517.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in rood was van den leenheer. Zie 0002 Leenkamer van Gelre en Zutphen, inv.nr. 9, folio 61 en inv.nr. 41, folio 137v.
18 Magescheid tusschen Johan en Deijrck van Keppell, van de ouderlijke nalatenschap; ten overstaan van Jan Droste en meijster Sweder van Kervenhem, zwager en mage, als dedingsluden.
Johan van Keppell zal hebben Ampsen met toebehooren en de goederen gelegen in het kerspel Lochem, het Kulsdoem met de Hallingmate in de herschap van Borckeloe, de tienden te Luessen in het sticht van Utrecht.
Derck van Keppel zal hebben de Kannenborch met toebehooren in het kerspel Vaessen.
De tiende in het kerspel van Herde zullen de twee juffers van Berbur hunne twee zusters hebben, doch zullen na hun dood op de twee broeders terugkomen, 1518 juli 26; Op maendach nae sancte Margarettendach der heiliger joenffrauwen 1518.
N.B. Op papier, opgemaakt in tweevoud, doorgesneden over de woorden Ave Maria, ondertekend door partijen en dedingslieden.
19 Dirick van Keppel, heer tot Verwolde, leenheer, beleent Johan van Keppel van Ansem, schult te Lochem, zijn neve, met de goederen ter Moellen en Nijenhoff, gelegen in het ampt Lochem, in den krinck van Voirwolde; ten overstaan van Reijnt van Oelde en Claes Meijsterdinx, leenmannen, 1524 juli 18; Op sunt Odulphus dach 1524.
N.B. Op perkament, met uithangende zegels in groen was van Berndt Moll, die voor den leenheer zegelt en der leenmannen.
20 Claes van Monnichusen, drost te Ahues, verruilt met Johan van Keppell, drost en schult to Lochem het goed Tankijckhorst, gelegen voor Lochem, voor 260 golden gulden en twee stukken land, het eene genaamd de Halijnckmate en het andere sedert lang in pacht bij Bernt Hesselijnck, gelegen in den Culsdom, kerspel van Geijsteren; ten overstaan van Henrich van Graess, Jost van Graess, Johan de Hoge, richter te stad Lon, Johan Schulte Pravestijnck, Gert Goeijker, als deijnxluden, 1526 juni 27; Des guesdags na dess hilligen sunct Johannes dage to mijt somer 1526.
N.B. Op papier, ondertekend door Johan van Keppel en deijnxluden.
21 Frederick van Keppell, heer ter Verwoilde, leenheer der twee goederen, genaamd Nijehoff en die Moille, gelegen in den krinck van Verwoilde, beleent Johan van Keppel, tot Ampsen met de genoemde goederen, ten Zutphensche rechten, te verheergewaden met een Zutphensche pond en staat toe dat hij daarmede zijne vrouw Elisabeth van Graess betuchtigt; ten overstaan van Everth van Hekeren en Reijnt van Keppell, leenmannen, 1539 mei 5; Op maindach na cantate 1539.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in groen was van den leenheer.
22 Huwelijksvoorwaarden van Anne van Keppel, dochter van Johan van Keppel tho Amessen en Elisabeth van Graess, en Joste Nagell, zal. Hermanszoon; ten overstaan van Frederick en Didirick van Keppele, Berenth van Hackfort, drost toe Schuellenborch, Everth van Hekeren en Johan van Beverenn, bruder, vedder en swegeren van Johan van Keppele, aan de eene zijde. Roetgher Smisinck, domdeken, Berent Oher, stadtholder, Hinrick Ledebur, Hinrick van Langen en Ludeken Nagell, bruder, vedderen en sweger van Jost Nagell, ter andere zijde.
De bruid brengt mede ten huwelijk het huis Amsen met toebehooren en zal met haren man gedurende het leven der ouders op Ampsen kost en inwoning genieten.
Johanna van Keppele, jongste dochter van Johan van Keppel, zal uit de ouderlijke nalatenschap 2000 goudgulden ontvangen en 300 goudgulden voor uitrusting bij haar huwelijk.
Joost Nagell brengt mede ten huwelijk 10.000 goldgulden, 1539 october 13.
N.B. Op papier, ondertekend door Johan van Keppel en Jost Negel zal. Hermensone. i
23 Frederick van Keppel heer toe Verwolde, leenheer der goederen Nijenhoff en die Moelle, beleent Joest Nagel met deze twee goederen, door overlijden van Johan van Keppell to Ampsen, vader van zijne huisvrouw juffer Anna van Keppel; ten overstaan van Haijo Ripperda en Willem Veijkens, leenmannen, 1547 augustus 17.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in groen was van den leenheer.
24 Haio Ripperda, leenheer van het goed Breckinckwoerth, beleent Joest Naegell, als man en momber van juffer Anna van Keppell, dochter van zal. Johan van Keppel met het goed Breckinckwurth, gelegen in het ampt Lochem, buurtschap der grothen Sijth Duchteren; ten overstaan van Frederich van Keppell, heer toe Verwolde en Willem Veikens, leenmannen, 1547 augustus 23; Op sunt Bartolomeus avont ap. 1547.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in groen was van den leenheer.
25 Johan Elpherinck, stadhouder van Wolter des Roden van Heeckeren, schult te Lochem, verklaart dat in het gerichtelijke signaat van het schultampt vermeld staat dat op Maindach post Reminiscere XLVII Henrick te Kielholte en Stijna, echtelieden, verkocht hebben aan Joeste Nagell en juffer Anna van Keppel, echtelieden, een goed genaamd Rijsslach, gelegen in den Stockmaerbroecke, dat zal. Johan van Keppel een tijdlang in pandschap heeft gehad, 1547 november 25; Op sante Katherinen dach der hillige juffer 1547.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in groen was van den stadhouder. i
26 Evert van Heeckeren, leenheer, beleent Joest Naegell, als man en momber van joeffer Anna van Keppell, oudste nagelatene dochter van Johan van Keppell, met de Gerdijncktiende en de groote Gerdijnckmaet, gelegen in het kerspel van Lochem, buurschap Amssen, ten Zutphensche rechten en met de Tanckhorst in hetzelfde kerspel en buurschap; ten overstaan van Henrick Hoeijer en Willem Veijkens, leenmannen, 1551 september 12.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in groen was van den leenheer.
27 Upkumpst des erenvesten und erbaren Joest Nagels an roggen gelde und anderen, 1554.
N.B. Vier bladzijden doorgevouwen folio.
28 Vnijcko Ripperda, drost van het land van Sallandt, van wegen Z. Kon. Maj., als leenheer, beleent Anne van Keppell, weduwe van Joest Naegels, met een rijsbroek, gelegen in het kerspel en broek van Markelo, ten Zutphensche rechten, waarmede zal. Joest Naegels 6 april 1543 beleend is door opdracht van Henrick ten Kelholte en met het goed, genaamd Pelserinck, gelegen in het kerspel en broek van Markelo; ten overstaan van Johan Krijet en Herman van Keppell, leenmannen van Z. Kon. Maj. bij gebrek aan eigen leenmannen, 1558 december 16.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in groen was van den leenheer. i
29 Juffer Anna van Keppel, weduwe van Joest Naegell en Johan, haar zoon, bekennen dat tijdens zijn leven Joest Naegell achtervolgens van Delijs Tiesink ontvangen heeft 150, 100 en 26 Joachims daler, onder verband daarvan 8, 5 en 1 daler jaarlijks rente te betalen en verbinden zich nu moeder en zoon om de verschuldigde rente op de betaaldagen aan Jacob Tiesinck, zoon van Delijss Tiesinck, te betalen; ten overstaan van den stadhouder van Johan van Meeckeren, landdrost van Zutphen, scholt te Lochem en keurnoten, 1563 april 30; Am avonde Philippi et Jacobi genandt Meijavont 1563.
N.B. Op perkament, met uithangende zegels in groen was van den landdrost en stadhouder Gerrit Meijsterdink.
Achterop staat dat het laatste gedeelte dezer schuld op 29 januari 1647 door Garrit Jan Naegell tot Ampsen is afbetaald.
30 Johan Nagel, van wegen Arndt de jonge graaf van Bentheim, enz. beleend met het 1/8 gedeelte van Camperbroeck, met de Craele met ..., met Hesselingserve te Aelden en met den ..., gelegen in het kerspel Steinfelde, gericht Dinthe, 1563 mei 10.
N.B. Op perkament, met uithangende zegels in groen was. De acte is moeilijk leesbaar.
31 Lambert then Velde en juffer Joest Twenthe, echtelieden, bekennen verkocht te hebben aan Joachim van Keppell van Verwoilde een stuk land, genaamd de Hubertzmate, leenroerig aan den huize Woeltbeecke, toebehorende aan Joachim van Keppel gelegen in het ampt Lochem, buurschap Eexell; ten overstaan van den stadhouder van Johan van Meeckeren, landdrost van Zutphen en scholt te Lochem en kornoten, 1567 november 23.
N.B. Op perkament, met uithangende zegels van den landdrost en stadhouder Florijs Raven.
32 Egbert Haks van den Rutenberge, als leenheer, beleent Joest Nagel, als man en momber van juffer Anna van Keppel, oudste dochter van zal. Johan van Keppel, met de halve tienden over den Oesteresch, buurschap te Luessen, kerspel Dalffsen, waarvan de andere helft op den Westeresch in leen gehouden wordt door de erfgenamen van Johan van Twijckels; ten overstaan van Herman Mulerdt, schult te Swolle en Johan Rengers, leenmannen van Egbert Haks van den Rutenberge, 1568 maart 19.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in groen was van den leenheer. i
33 Huwelijksvoorwaarden tusschen Johan Nagell, oudste zoon van wijlen Joesten Nagellz en Juffer Anne van Keppel - en Juffer Johanna van Keppell, dochter van Joachim van Keppell en juffer Engellin van Loen; ten overstaan van Herman Joest, Luijken, Joerien en Henrick Nagell, als gebroeders, zoomede Joest en Reijner van Keppel, als ooms van den bruidegom, ter eene zijde, Johan van Boitzeler, Derich van Keppell van Verwolde, als oom, Joerijen van Loen, als neve, Derick, Herman, Joerien en Henrick van Keppell, als gebroeders van de bruid, ter andere zijde.
Johan Nagell brengt mede ten huwelijk het huis en hoefften thoe Ampsen met toebehoren, zoals hij dat van zijne ouders heeft geërfd.
Johanna van Keppel brengt mede 3500 daler, de Huebertsmate, vroeger leenroerig aan den huize Woiltbecke, doch thans gevrijd, voor 1000 daler gerekend en de overige 2500 daler in geld, te talen in vijf termijnen, 1569 januari 9.
N.B. Op perkament, met uithangende zegels in groen was van bruidegom, vader van de bruid, zoomede Herman en Joest Nagell, Joest, Reijner, Derick van Keppell, Derick van Keppel van Verwolde, Johan van Boetzeler en Joerijen van Loen, als huwelijkslieden.
In duplo. Met een concept op papier, ondertekend door partijen en getuigen.
34 Juffer Anna van Zuijderhuess, weduwe van Dederick van Kervenhem, met Albert van Kervenhem, haar oudste zoon, tevens optredende voor hare onmondige zoons Henrick en Sweder van Kervenhem, zoomede juffer Gertruedt van Kervenhem, hare dochter, verkopen aan Johan Naegell tot Ampzenn en juffer Johanna van Keppel, echtelieden, de tienden van het stuk land, genaamd Wijmelinck mate, gelegen in het ampt Lochem, buurschap Langen, leenroerig aan Maurijss Rijpperda, als heer van Voirden; ten overstaan van Johan Kettel van Duesbarch, schult te Lochem en Maurijss Ripperda, die als leenheer deze verkoop goedkeurt, 1569 maart 22.
N.B. Op perkament, gecancelleerd, de uithangende zegels van den schult en leenheer ontbreken.
35 Adolpff van dem Ruijtenborch, als leenheer, beleent Johan Naegell, na doode van zijne moeder Anna van Keppell, weduwe van Joest Naegels, met de halve tiende over de Oesteresch, gelegen in het kerspel Daelffsen, buurschap Luesen, waarvan de andere helft aan Herman Ripperda toebehoort; ten overstaan van Herman Ripperda, Kon, Maj. leenman en Derrick Essijnck, leenman der vrouwe van Essen, bij gebrek aan eigen leenmannen, 1570 juli 2.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in groen was van den leenheer.
36 Johann Naegell tuchtigt zijne vrouw Johanna van Keppel in zijne goederen; ten overstaan van Egbert tho Herckelle Meijntsz, stadhouder van Johan Ketell van Duesbarch, schult te Lochem, Gerrijth Meijsterdinxs en Egbert toe Heerckelle, keurnooten, 1570 november 2.
N.B. Op perkament, met uithangende zegels van den stadhouder, keurnooten en Johann Naegell, ondertekend door Johan Nagell 't Olde Amsen en Johanna van Keppel, genant Naegels.
37 Philips, koning van Castilie, enz. beleent Jan Nagels met het goed tot Alden Ampsen met toebehoren en met een katerstede tot het leengoed behorende, daarvan een stuk land gelegen is beneven de Broickbeeck aan de eene zijde en het andere stuk land van het voorz. goed is gelegen beneven dat goed ten Nijewen Ampsen met de eene zijde en met de andere zijde beneven die mark, te zamen in het graafschap Zutphen, kerspel Lochem, hem aanbestorven van zijne moeder joffrou Anna van Keppel; ten overstaan van Aernt Borrekens en Henrich Brunijnck, leenmannen, 1571 juli 5.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in rood was van den koning. Zie 0002 Leenkamer van Gelre en Zutphen, inv.nr. 22, folio 229.
38 Magescheid tusschen Harman, Joost, Luijcken, Jorgen en Hanric Nagel, gebroeders, omtrent de vaderlijke en moederlijke goederen; ten overstaan van Johan Ketele van Doesburch, scholt te Lochem en gerichtslieden.
Joost geeft over aan zijn broeder Herman zijn aangeërfd aandeel in het huis Ampsen met toebehoren en in het huis en de goederen in der heerschap van Borkulo.
Herman geeft over aan zijn broeder Joost zijn aangeërfd aandeel in het huis en goederen te Meppen in Emsland gelegen.
Herman zal aan elk van zijne drie andere broeders uitkeren 1000 Joachimsdalers uit het huis Ampsen met toebehoren en nog 1000 dalers uit de vrije goederen van Ampsen en uit de goederen te Borkulo.
Joost Nagel zal zijn broeder Luijcken uitkeren 1000 dalers uit zijne goederen te Meppen en aan zijn broeder Jorgens overgeven zijn domprebende te Munster en als tegemoetkoming voor diens Frankrijksche reis 100 dalers.
Herman zal zijn broeder Jorgen ook 100 dalers voor deze reis uitkeren en eindelijk als Henric naar Frankrijk wil reizen zullen Herman en Joost de halve kosten van deze reis betalen, 1571 augustus 28.
N.B. Afschrift op papier van een bezegelden brief op perkament, niet gewaarmerkt.
39 Joost, Luke, Jurjen en Henrick Nagel bekennen verkocht en opgedragen te hebben aan Herman Nagel, hun broeder het hun aangeërfde deel van een huis en erve binnen Borckuloe en der goederen Hesselinck, Lechtenhorst en Kulsdomp, gelegen in het kerspel Geisteren, buurschap Beeld, hun aangeërfd van hunne ouders; ten overstaan van Wolter de Rode van Hekeren, in naam van Maria van der Hoija en Broickhuijsen, gravinne to Bronkhorst, vrouw to Borckulo, richter van Borkulo en gerichtslieden, 1571 augustus 30.
N.B. Afschrift op papier van een bezegelden brief op perkament, niet gewaarmerkt.
40 Stukken van een proces gevoerd door Johan Nagell contra zijn broeder Herman Nagell en later voortgezet door Joost, zoon van Johan Nagell, 1572-1608. 1 omslag
N.B. Hierin komen voor:
21 Mei 1572. Reces van het hof van Gelre.
20 Julij 1574. Sententie van het hof van Gelre.
20 December 1571. Afrekening van Johan, Herman en Joost Nagell.
Joost is bij den dood van zijn vader (1581) onmondig en uitlandig. Op 20 December 1571 komt voor Johan Naegell, basterd.
41 Johan Naegell van Ampzen en juffer Johanna van Keppel, echtelieden, bekennen schuldig te zijn aan Gerrijt then Bouwhuess en Gerthen, echtelieden, 200 Jochemsdaler, onder verband van een stuk land, genaamd de Hubertzmate, onder verplichting jaarlijks 12 dalers rente te betalen; ten overstaan van Johann Kettell van Duesburch, schult te Lochem, Egbert thoe Herckelle Meijntsz en Herrijt Meijsterdinxs, gerichtslieden, 1572 mei 28.
N.B. Op perkament, gecancelleerd met uithangend zegel in groen was van den schult, ondertekend door Johann Nagell en Johanna van Keppell.
Achterop staat, dat de schuld 9 Februari 1606 afbetaald is.
42 Johan Strupe, als leenheer, beleent Johan Nagell, oudste zoon van Joist Nagel en Anna van Keppel, echtelieden, zaliger gedachten, met het goed Lambertingh, gelegen in de buurschap Exell, zoals Joist Nagel door zijn vooralderen daarmede beleend is geweest; ten overstaan van Henrich ther Brugge en Diderich van Mouwijck, leenmannen van Gelre, bij gebrek aan eigene leenmannen, 1572 mei 28.
N.B. Ongewaarmerkte copie op papier.
Hierbij een missive d.d. 6 Junij 1602 van Frederick van Pallant aan Herman Nagel, vermeldende, dat het goed Lamberting leenroerig is aan het goed Veltkamp, dat weder leenroerig aan hem is. Dat onlangs Conraet Heisken met het goed Veltkamp beleend is, die van dit goed de helft verkregen door zijn huwelijk en de helft gekocht van Johan Struppe.
43 Johan Nagell en juffer Johanna van Kepell, zijne huisvrouw, bekennen verpacht te hebben, gedurende 6 jaar, aan Johan Blijnthoet en Arnt int Slach de tienden grof en smal te Dalfssen, voor 27 goldgulden en 27 molder winterrogge jaarlijks, 1574 juni 6.
N.B. Op papier ondertekend Johan Nagell.
44 Herman Naegell, enz. bekennen verkocht en opgedragen te hebben aan Johan Naegel en juffer Johanna van Keppell, echtelieden, een caevenstede, gelegen in de buurschap Ampsen, naast land van de kopers, thans bewoond door Joest die Lazarus; ten overstaan van Johan Kettel van Duisborgh, scholt te Lochem, en keurnoten, 1574 augustus 8.
N.B. Op perkament, het uithangend zegel van den scholt is afgevallen.
Caven- of covenstede = coterstede.
45 Herman Naegell, zoon van zal. Joest Naegel thoe Ampzen, bekent verkocht te hebben aan Derick Busscher en Anna, zijne vrouw, een jaarrente van 15 molder winterrogge Zutphensche maat en 15 Jochemsdalers, onder verband van het goed Lambertinck, gelegen in het ampt Lochem, buurschap Eexel, hem gedeeltelijk aanbestorven van zijne ouders en gedeeltelijk gekocht van zijne broeders, losbaar met 500 Jochemsdalers, 1575 april 30; Up sunte Philippus und Jacobus avont genant Meijavont 1575.
N.B. Op perkament, gecancelleerd, ondertekend en gezegeld met uithangend zegel in groen was door Herman Naegel.
46 Johanna van Erp, weduwe Evert van Heckeren thoe Nettelhorst, als moeder van hare minderjarige kinderen, beleent Johan Nagell, oudste zoon van zal. Joest Nagell en Anna van Keppell, met de Gerdincktiende en Gerdinkmate, gelegen in de buurschap Ampsen; ten overstaan van Joest van Keppell en Reijnt Veijkens, burgemeester te Lochem, als leenmannen, 1575 mei 14.
N.B. Op perkament, ondertekend door Johanna van Erp, met uithangend zegel in groen was van Joost van Heckeren, broeder van Evert van Heckeren.
47 Herman Naegell tot Ampsen en Anna Ledebuirs, echtelieden, bekennen schuldig te zijn aan Henrick Plackhaer 83 Jochimsdaler 10 st., herkomstig van een schuldvordering groot 100 daler, rentende jaarlijks 6 daler, waarvan Herman Nagel 5/6 gedeelte en zijn broeder Johan Nagel 1/6 gedeelte behoort te betalen, zoomede 40 daler, die eerstgen. echtelieden later van Henrick Plackhaer ontvangen hebben, onder verband van het goed Mentinck, gelegen in het ampt Lochem, 1579 maart 24.
N.B. Op papier, ondertekend Herman Naegell.
Blijkens onderstaande aanteekening is deze schuld 23 Februari 1611 door Joest Naegell afbetaald.
Hierbij een dito obligatie groot 83 daler 10 st. van 9 November 1597, op papier ondertekent door de echtgenoten.
49 Bartold van Gent, heer to Loenen, raad van Gelre, in de plaats van Elbertus Leoninus, cantzeler, plaatsvervangend stadhouder der leenen van Gelre en Zutphen, beleent Joost Nagel, bij doode van Johan Nagel, zijn vader, met het goed Alden Amsen met toebehoren (zie inv.no. 37); ten overstaan van Geerlich van der Capel en Carl Vijgh, heer van Soelen, leenmannen, 1595 januari 21.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in rood was.
50 Walraven van Hekeren tho Nettelhorst, beleent Joist Nagell à Ampsen met de groote Gerdinxmathe en Gerdinxtiende, gelegen in het kerspel Lochem, buurschap Amsen en staat toe dat Joist Nagell zijne vrouw Geertruit van de Capell tot den Daem daermede betuchtigt; ten overstaan van Jurrien van Keppell, drost en Vrijdag van Eeck, leenmannen, 1596 september 30.
N.B. Op perkament, ondertekend en gezegeld met uithangend zegel in groen was door den leenheer.
51 Joist Nagell tho Ampsen en juffer Gertruudt van der Capellen, echtelieden, tuchtigen elkander met hunne goederen, ten overstaan van burgemeesters, schepenen en raad der stad Lochem, 1600 januari 18.
N.B. Op perkament, ondertekend en gezegeld met uithangend zegel in groen was door den leenheer.
52 Staat van goederen zoo bij mij Joest Naegell tot Amsen en mijne huisvrouw van der Capellen zijn aangebracht en nu tegenwoordig gebruikt worden, Zonder datum.
N.B. op papier, ondertekend door Joest Naegell.
53 Hadriaen Schimmelpenninck, stadholder van het schultampt Zutphen, verklaart ten overstaan van gerichtslieden dat Gerlich van der Capelle hem vertoont heeft een magescheid, op papier geschreven, ondertekend door Geertruit van Hoemen, Gerlich van der Kappellen op den Dam, Joist Nagell, Geertruidt van der Cappellen, Oiswalt van Keppell, Mechtelt van der Cappellen en Johanna van der Cappellen, inhoudende onder andere:
Voirt sall hebben und beholden Joist Nagell als man und momber juffer Gertruidt van der Cappellen, wesende die oldeste dochter der eheluiden vurs., voer sijne rechte erffenisse und bruitscadtt, die semptlicke goederen in Over Betouwen gelegen, herkomende van zall. Bartollt van Sallant, hetsij lehen vrij ofte woe sij ock sijn moegen, niet daervan uitgesondert, met allen den beswaer daerop staende schade unde baete. Noch die renthe van Harman Pieck heer tho Isendoren, 1602 mei 29; stylo antiquo.
N.B. Op papier, afgegeven 29 mei 1602, ondertekend en gezegeld met opgedrukt zegel door den stadholder.
Erfgoedstuk
54 Godfried de Woude, voor zich zelf en zich sterkmakende voor Anna van Keppel zijne huisvrouw en voor het onmondige kind van een zal. luitenant Vanken, bekent verkocht te hebben aan Joost Nagell en Geertruid van der Capelle, echtelieden, een leengoed, genaamd de Stockdaelte, gelegen bij Lochem, 1607 maart 1.
N.B. Op papier, ondertekend door partijen en getuigen.
55 Gerlich van der Capel, raad van Gelre en Zutphen, bij krankheid van dr. Gerhard Voet, cantzeler, plaatsvervangend stadhouder der leenen, beleent Joost Nagel, door overdracht van Godefroy de Woude ter Clusen, met een stuk broekland, genaamd Tudisloderstockdaelte, gelegen in het schependom, afgespleten van het leen ter Cluse, belend aan de Grafte, aan een stuk land, genaamd Kervelstockdaelte, aan de Molstege, en aan het Voorslag; ten overstaan van Jasper van Hattem, deurwaarder van het hof van Gelre en Giellis Engelen, leenmannen (21 maart 1607).
Met de volgende transfixbrief:
Johan Lansinck, als gevolmachtigde van Arndt Clauszen Stedum, voor hem zelf en als gevolmachtigde van zijne vrouw Agnes Vancken, dochter van zal. Anton Vancken, dochter van zal. Anton Vancken en Lisbeth van Keppel, bevestigen de overdracht van 21 maart 1607; ten overstaan van burgemeesters, schepenen en raden van Lochem (26 augustus 1623), 1607 maart 21, 1623 augustus 26.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in rood was. De transfixbrief op perkament, met uithangend stadszegel in groen was.
56 Harmen Nagell, voor zijne uitheemsche kinderen, bekent verkocht te hebben aan zijn neef Joest Nagell tot Olden Ampzen, een stuk land, genaamd de Braemsmate, voor 411 dalers, 1604 september 18.
N.B. Op papier, ondertekend door den verkoper, koper en twee getuigen.
57 Joest nagell, als gevolmachtigde van zijn oom Herman Nagel, blijkens volmacht gepasseerd ten overstaan van burgemeesters, schepenen en raad der stad Borculo van 16 december nieuwe stijl, bekent verkocht en opgedragen te hebben aan Bartold Schomacker em Belijcken, zijne vrouw, het erve Gerdinck, gelegen in de buurschap Ampsen, belast met tienden en tijns; ten overstaan van Willem Alinckhoven, stadhouder van Diderick van Dorth, heer tot Dorth, landdrost van Zutphen en schult tot Lochem en gerichtslieden, 1609 december 10.
N.B. Op perkament, met uithangende zegels in groen was van den landdrost en stadhouder, ondertekend door den landdrost.
58 Bartold Schomaker, als gevolmachtigde van Herman Nagels en Margarita Nunninck, echtelieden, bekent verkocht te hebben aan Joost Nagell tot Ampsen en Gertruedt van der Capellen, echtelieden, een stuk groenland, genaamd de Exelsche Mede en twee kampen land, genaamd de Lonnemans kampen, gelegen in het kerspel Lochem, buurschappen Exell en Ampsen, zijnde de Lonnemanskampen belast met drie rentverschrijvingen van 200 keizersgulden, 60 en 50 dalers; ten overstaan van Willem Alinckhoven, stadhouder van Diderick van Dorth, heer tot Dorth, landdrost van Zutphen en schult tot Lochem en gerichtslieden, 1610 januari 12.
N.B. Op perkament, met uithangende zegels in groen was van den landdrost en stadhouder, ondertekend door den landdrost.
59 Juffer Gertrudt Nagels, bijgestaan door Jorrien Nagell, domheer te Munster en Joest Nagell, gebroeders, hare ooms, als mombers, approbeert het testament door haar zal. vader Herman Nagell op 29 julij 1604 gemaakt, ten behoeve van zijne vrouw Margareta Nunninck en de kinderen door hem bij haar verwekt; ten overstaan van burgemeesters en schepenen der stad Borkulo, 1610 maart 29.
N.B. Op papier, met opgedrukt stadszegel, ondertekend door den secretaris. Blijkens een hierbij gaande acte werd Herman Nagel in 1610 in de kerk te Borkulo begraven.
60 Juffer Getruedt Nagels, geassisteerd met Jurrien Nagell, domheer der kerk te Munster, haar oom, als momber, bekent verkocht te hebben aan Bartoltt Schomaecker en Bellijtgen, zijne vrouw, het erve de Enck, gelegen in het schultamp Lochem, buurschap Exell; ten overstaan van Willem Alinckhoven, stadhouder van Diderick van Dorth, heer tot Dorth, landdrost van Zutphen en schult tot Lochem en gerichtslieden, 1610 september 18.
N.B. Op perkament, met uithangende zegels in groen was van den landdrost en stadhouder, ondertekend door den landdrost.
61 Juffer Getruedt Nagels verkoopt aan Joest Nagels en Getruedt van der Capellen, echtelieden, de erven Mentinck en Dickink, gelegen in het schultampt Lochem, buurschappen Larne en Exele, zijnde het erve Mentinck belast met 5 molder rogge en 4½ molder garst jaarlijks aan Johan Schimmelpenninck te Zutphen; ten overstaan van Willem Alinckhoven, stadhouder van Diderick van Dorth, heer tot Dorth, landdrost van Zutphen en schult tot Lochem en gerichtslieden, 1610 september 27.
N.B. Op perkament, met uithangende zegels in groen was van den landdrost en stadhouder, ondertekend door den landdrost.
62 Johan van Palant, bannerheer zu Voersts, heer zu Keppell, freiherr des Hambs, leenheer, beleent Josten Nagell zu Amsen met het goed Lambertingh, gelegen in het kerspel Lochem, buurschap Exell, leenroerig aan den huize Keppel, zoals zijn zal. vader Jan Nagell daarmede beleend is geweest, ten Zutphensche rechten; ten overstaan van twee leenmannen van huis Keppel, 1610 september 20.
N.B. Op perkament, ondertekend en gezegeld met uithangend zegel in groen was door den leenheer.
63 Huwelijksvoorwaarden van Johan von Lohn zu Lohn, zoon van zal. Johan von Lohn zu Lohn en Marie von Nijekerken, en Johanna von der Cappellen, dochter van Gerrit von der Cappellen en Gertruidt von Hoemen; ten overstaan van Georg von Lohn zu Pauwe Mholle, Henrich von Lohn, Derrich von Lohn, Georgh von Darll zu Darll, Wilhelm von Niekirhen zu Huetelhaven en Ludolt Conraidt von Keppell, voor den bruidegom, zoomede Gerlich von der Cappellen in den Dam, Jobst Nagell zu Amsen, Gisbert Hardenbrock en Herman von Hoemen, voor de bruid, als huwelijkslieden.
De bruidegom brengt mede ten huwelijk het huis Lohn in het kerspel Sutlohn en enige stukken land, waaronder het grote en kleine Tangerelinck in het kerspel Alten.
De bruid brengt mede een erve, genaamd Breeden Oort en 2/3 van een erve, genaamd de Kollich, gelegen in het kerspel ter Wolde.
Het derde gedeelte en een vierde van het derde gedeelte der tienden, genaamd Gelinde en Sorgeldam, gelegen in het kerspel Bernefeld op Veluwe.
Een hofstede in Leesten, kerspel Werrensfeld, genaamd Brincke.
Enige stukken land, genaamd Bockeltind en Horstcken in hetzelfden kerspel.
In het kerspel Stenneren een stuk groenland genaamd Ottenslagh.
Een halve hofstede in Baerll, 1614 januari 12.
N.B. Op perkament, ondertekend door bruidegom en bruid en huwelijkslieden en met hunnen uithangende zegels in groen was. i
64 Mauritz Ripperda tot Vorden, heer tot Farmsum, Dam, Doornum en Retthum, als leenheer, beleent Joist Naegell tot Ampsen met het goed Breckeveldt, gelegen in de buurschap Duchteren, leenroerig aan den huize Vorden, ten Zutphensche rechten, te verheergewaden met een pond goed geld; ten overstaan van Joannes van Swinderen en Hermen Nediger, leenmannen van Gelre, 1615 augustus 17.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in groen was van den leenheer.
65 Derrick van Haefften, heer to Verwoelde, als leenheer beleent Joost Nagell to Ampsen, zijn neve, met de goederen Nijhoff en toe Molle, gelegen in de kring en heerlijkheid van Verwoelde, ten Zutphenschen rechten en staat toe dat hij daarmede betuchtigt zijne vrouw Gertruidt van der Cappellen; ten overstaan van Henrick van Rijchard, leenman van Keppell en Lambert Liefftinck, leenman van Verwoelde, 1616 maart 13; stijlo veteri.
N.B. Op perkament, ondertekend en gezegeld met uithangend zegel in rood was door den leenheer.
66 Johan van Loen en Joanne van der Capellen, echtelieden, bekennen verkocht te hebben aan Lambert Lentinck en Mechtelt Boedinges, echtelieden, een jaarrente van 31 goltgulden en 1 oort, verschijnende op Jacobi, losbaar met 500 goldgulden, uit een erve (waarvan Wendele Strockels 1/3 toebehoort) genaamd de Breeden Oort of opten Kolck, gelegen in het ampt Voorst, kerspel ter Wolde, buurschap Weertsche zijde, zijnde het gehele goed belast met 6¼ goudgulden aan het capittel van Deventer en de tienden grof en smal aan dit capittel en juffrouw van Hell te Zutphen; ten overstaan van Gerlich Doijs en Jacob van Lidt, burgemeesters van Deventer, als geërfden in Veluwe, 1616 juli 18.
N.B. Op perkament, met uithangende zegels in groen was van Johan van Loen en geërfden, ondertekend door de verkopers en geërfden.
26 Julij 1703 verklaart Elisabeth Strockel, weduwe Nilant, dat deze obligatie afbetaald is.
67 Arnold van Randwijk tot Bemmel, raad der staten der Vereenigde Nederlanden, beleent Jost Nagel, als man en momber van Joffer Gertruit van der Capellen, met de tiende grof en smal, in de buurschap Klein Barl, kerspel Bemmel, leenroerig aan den huize Bemmel, ten Zutphensche rechten, te verheergewaden met een pond goed geld, zoals Herman van Zalland en daarna Jochem van Hoemen grootvader van Geertruit van der Cappellen, die in leen hebben gehouden, zijnde nu een verzuimd en vervallen leen; ten overstaan van Hendrick Vaick en Powel Velthof, leenmannen van Bemmel, 1616 october 10.
N.B. Op perkament, ondertekend en gezegeld met uithangend zegel in groen was van den leenheer.
68 Testament van Joest Nagell tot Ampsen en juffer Getruidt van der Cappellen in den Damb, echtelieden, gedaan ten overstaan van Gerlich van der Cappellen in den Damb en Evert van Keppele toe der Wolbeke, voor burgemeesters, schepenen en raad der stad Lochem.
Gerritt Johan Nagell, hun zoon, krijgt het huis tot Ampsen met toebehoren en alle goederen gelegen in het schependom Lochem, zoomede een tiende te Dalfsen, buurschap Lousen.
Johanna en Getruidt, hunne dochters, zullen hebben de goederen in de Over Betuwe, kerspel Bemmel, buurschap Halderen en een jaarlijksche uitkering van hun broeder van 200 Car. gulden, 1616 december 23.
N.B. Op perkament met uithangend stadszegel in groen was. i
69 Derrick van Rhemen, leenheer, bevestigt het testament van jouffrow Johanna van Keppell, abdisse van der Honnepe, door haar op 8 december 1617 gemaakt, ten overstaan van Gerhardt die Vriese en Johan van Twijckeloe, leenmannen der proostdij van Deventer, waarbij zij hare neven Joachim van Keppell (zwager van Derrick van Rhemen) en Luijdolf Evert van Keppell tho Oijnck beschonk met het ¼ van den hof toe Raemele, zoals zij die van hem als bezitter van den Weesenberch, ten Overijsselsch Stichtsche rechten te leen houdt; ten overstaan van Johan van Twickeloe en Alard Hellendoirn, leenmannen van Overijssel, bij gebrek aan eigen leenmannen, 1617 december 9.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in groen was van den leenheer. i
70 Gerichtelijke verklaring afgelegd voor burgemeesters, schepenen en raad van Lochem, ten verzoeke van Joost Nagell tot Ampsen, dat vroeger bij het huis Ampsen een koorn-, ros- en oliemolen heeft gestaan, 1619 october 20.
N.B. Op papier, met opgedrukt stadzegel.
Dito verklaring afgelegd 8 december 1619 voor den stadhouder van het scholtampt Lochem.
71 Johan die Rode junior, enz. als gevolmachtigden van juffer Geertruid Nagell, canonissa van het adelijke vrijwereldlijke stift Langenhorst, vertonen aan het gericht der stad Borkulo een acte van 28 januari 1620, gepasseerd voor het gericht van Munster, waarbij genoemde Geertruid Nagell, in tegenwoordigheid van Harmen Nagell, canonik der cathedraal aldaar, bekend dat zij vroeger haar nu overleden oom Jurgen Nagell, domheer te Munster, overgedragen had hare goederen te Borkulo, als de Molshof, Hesselingh en Kulsdomb met toebehoren, zoals haar die aanbestorven waren van haar vader en nu die opdracht herhaalt ten behoeve van Joost, Lucas en Johan Nagell, natuurlijke zoon van haar oom Jurgen en alsnu in den naam van hunne principalinne den opdracht doen voor het gericht van Borkulo, 1620 februari 22.
N.B. Extract op papier uit het protocol, gewaarmerkt Bispinck, scriba.
72 Johan ten Westerholtt, als gevolmachtigde van Engelbertt op den Nortt, der rechter docter en burgemeester te Zutphen, zoomede Johan op den Nortt voor zich zelf en zich sterk makende voor zijn zuster Sweerken op den Nortt, bekent verkocht en opgedragen te hebben aan juncker Joest Nagell en juffer Getruudt van der Capellen, echtelieden, de stukken land, genaamd de Meijsmate, gelegen in het schependom Lochem naast het land der kopers; ten overstaan van burgemeesters, schepenen en raad der stad Lochem, 1620 juli 3.
N.B. Op perkament, met uithangend stadszegel in groen was.
73 Huwelijksvoorwaarden van Jurrien van den Botzelaer tot Toutenbergh, heer tot Rinschen Essenbach, zoon van Joachim van den Botzelaar tot Rutenbergh en Batingen en zal. juffer Elisabeth van Echten, en juffer Joanna Nagels, dochter van Joest Nagels tot Ampsen en Getruudt van der Capellen; ten overstaan van Joachim van den Botzelaer tot Toutenbergh en Batingen, Rutger van den Botzelaer tot Toutenbergh en Batingen, Oswoltt van den Botzelaer tot Toutenbergh en Roloff van Echten tot Echten, aan de zijde van den bruidegom, Joest Nagell tot Ampsen, Gerlich van der Capellen op den Dam, Johan van Loen tot Loen, Joachim van Keppell, schultus tot Hattem en Diderick van Keppell en Voirst, aan de zijde der bruid, als ouders en naaste bloedverwanten, 1623 augustus 17.
N.B. Op perkament, ondertekend en gezegeld met uithangende zegels in groen was van partijen en getuigen.
74 Testament van Joost Nagel tot Ampsen. Hj bevestigt het testament van 1616 gemaakt met zijne thans overledene huisvrouw Gertruid van der Capellen. Hij vermaakt aan zijne dienstmaagd Griete 400 dalers en 1000 dalers aan zijne natuurlijke kinderen verwekt bij Griete en anderen, te betalen een jaar na zijn dood, 1631 maart 24.
N.B. Op papier, ondertekend Joost Nagel, Gerrit Jan Nagel, Willem van den Boetseler, Janna Nagels en Geertruijt Nagels. i
75 Huwelijksvoorwaarden van Joest Nagel to Amsem, weduwnaar van Geertruit van der Capelle en vrou Everdina Sloot, weduwe van zal. Tegnagel; ten overstaan van Gerrit Johan Nagel, Wilhelm van Boetselaer tot Toutenborch, Everhart van Keppel tot Woelbeeck, Johan van Loon to Loon en Johan van Echten, ter eenre zijde, en Boldewijn Sloet, rentmeester des lands van Vollenhoven en Cuijnre, Zeijne Hagen tot Glinthues, Johan die Baecke tot Baekenhagen, rentmeester van Twente, Henrick van Ittersum ter Hofstede, capitain commandeerende binnen de stad Hasselt en Jurrien Jacop Hagen, ter andere zijde, als huwelijkslieden, 1632 november 1.
N.B. Op perkament, met uithangende zegels van bruidegom, bruid en huwelijkslieden, ondertekend: Joost Nagel, Everhardina Sloot en Johan van Loen zu Loen. Gerrit Jan Nagel heeft niet gezegeld en eerst op 6 april 1643 deze huwelijksvoorwaarden onderteekend. Zie inv.no. 85.
76 Testament van Geertruit Naegel, zwak van lijve doch goed van verstand; ten overstaan van Alexander Droste en zijne huisvrouw en vrouwe van Lohn.
Zij vermaakt aan de armen van Lochem 100 car. gulden, aan haar vader 130 car. gulden, en aan haar broeder Gerhard Jan Naegel en hare zuster Joanna Naegel, genaamd Boitzeler, hare kleederen en sieraden, 1638 november 21.
N.B. Op papier, ondertekend en met opgedrukt zegel in rood lak van Alexander Droste.
77 Stukken van een proces gevoerd voor het stadsgericht van Lochem door Joost Nagell contra Jan Ross of te Berenpas, 1639-1644. 1 omslag
N.B. Niet volledig, zodat niet blijkt waarover dit proces is gevoerd.
78 Diederick van Bemmel, raad en stadhouder der leenen van Gelre en Zutphen, approbeert de twee besloten testamenten van Johan van Loon tot Loon en Johanna van der Capellen, echtelieden, staande in dorso geschreven: Reciproca dispositio nobilium Johannis a Loon in Loon nec non Johanne de Capella conjugum, was der leestlevende auss des eerst versturvene goeteren usu fructuarie zu geniessen haben solle; ten overstaan van Abraham Tulleken en Johan Dibbets, burgemeesters van Arnhem, als leenmannen, 1641 juli 21.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in rood was.
79 Diederick van Bemmel, raad en stadhouder der leenen van Gelre en Zutphen, approbeert de opene dispositie van joffer Johanna van de Capellen, huisvrouw van Johan van Loon, 16 juni 1641 gemaakt en 21 juli 1641 besloten geapprobeerd; ten overstaan van Johan Dibbets, burgemeester van Arnhem en Derck Frans, als leenmannen, 1642 januari 29.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in rood was.
Hierbij: Een copie van bovenstaande dispositie.
5 maart 1649. Testament van Janna van der Capelle, wed. van Loon.
27 juni 1651. Verklaring dat bovenstaande testamenten geopend en gelezen zijn.
17 juli 1645. Magescheid tusschen Janna van der Cappellen, wed. Johan van Lohn, ter eenre, zoomede George en Henrick van Lohn, Baltazar Christiani, pater des kloosters te Dinxlaken, namens Elizabeth ab Anten, conventualin aldaar en Marie ab Anten, als erfgenamen van Johan van Lohn.
Diverse stukken omtrent dezen boedel.
Zie ook inv.no. 99.
80 Huwelijksvoorwaarden van Gerrit Jan Naegel tot Ampsen, enige zoon van Joost Naegel tot Olden en Nieuwen Amsen en juffer Gertruit van der Capellen zal., en juffer Clara Elisabeth van Coevorden tot Rade en Walfort, dochter van Jan van Coevorden tot Rade en Walfort en juffer Frederica Margarita van Lintelo; ten overstaan van Joost Nagell, Jan van Loen zu Loen, Ludolf Conradt von Keppell zu Oijdingh, Everardt van Keppel ter Woelbeke, G.H. Schelen en Gossen van Keppel toe Oelde, als huwelijkslieden, 1642 april 12.
N.B. Op perkament, ondertekend en gezegeld met uithangende zegels in rood was door bruidegom, bruid en huwelijkslieden. i
81 Stukken omtrent de gelijktijdige admissie van Joost Nagell en zijn zoon Gerrit Jan Nagell in de ridderschap van Zutphen, 1643. 1 omslag
N.B. In de vergadering der ridderschap van mei 1643 werd bezwaar gemaakt tegen het toelaten van Gerrit Jan Nagel daar zijn vader Joost Nagel reeds was toegelaten. Ofschoon Gerrit Jan Nagel bewees eigenaar te zijn van de havezate Nieuwe Ampsen, hem door zijn vader op 2 april 1643 overgedragen, bleven de meeste leden der ridderschap bezwaar maken, ingevolge de landschapsresolutie van 20 december 1609. Eindelijk werd in december 1643 besloten dat vader en zoon in de vergadering zullen mogen compareeren doch slechts een stem uitbrengen en eenmaal vacatiegeld genieten.
Uit de stukken blijkt nog:
Dat Margareta Nunninck, weduwe van Herman Nagel, op 25 maart 1644 65 jaar oud, met haar man op Nieuw Ampsen gewoond had en dit huis na den dood van haar man met de kinderen van Herman Nagel verkocht heeft aan Joost Nagel.
Dat Oud Ampsen door Johan Nagell, vader van Joost Nagel, bewoond is geweest en in de kwade tijden afgebrand.
Dat Nieuw Ampsen in de krijgstijden verbrand en afgebroken is en wederom opgebouwd door Joost Nagel.
Dat Johan Nagel op Oud Ampsen en Herman Nagel op Nieuw Ampsen wonende gelijktijdig in de ridderschap van Zutphen gecompareerd hebben. i
82 Stukken betreffende een geschil tusschen Dirk van Haeften tot Verwolde en Gerrit Jan Nagel tot Ampsen, omtrent een uitweg van een goed, genaamd de Molle, toebehorende aan den huize Ampsen, 1643. 1 omslag
N.B. Blijkens een bijgevoegde verklaring besloten partijen 6 mei 1643 dit geschil aan de uitspraak van enige scheidslieden te onderwerpen.
83 Joost Nagel tot Olden Ampsen bekent getransporteerd te hebben aan zijn zoon Gerhard Jan Nagell de havezate en huis te Ampsen met toebehoren en gerechtigheden, gelegen in de buurschap Ampsen; ten overstaan van Johan Lansinck, stadhouder van het scholtampt Lochem en keurnoten, 1643 april 2.
N.B. Afschrift op papier, gewaarmerkt door den landschrijver.
84 Hillebrant Ruijter, voor zich zelf en zijn broeder Jurrijaen Ruijters, Haesien Corneliss, als moeder van Cornelis en Rutger Ruiters, enz. verkopen aan Gerrit Jan Nagel tot Ampsen de halve Polmansmate, gelegen in het schependom Lochum, achter de Brandinckhorster kamp, belast met een tijns van 1½ stuiver, voor 1100 Car. gulden en 1 rosenobel, te betalen 600 gulden en de rosenobel dadelijk en de rest op mei 1647. De overdracht zal geschieden na betaling van den laatsten termijn, 1646 april 13.
N.B. Op papier, getekend door de verkopers en koper.
Met de opdracht op papier van 15 juli 1647, gedaan ten overstaan van schepenen van Lochem.
84 Hendr. Gerh. Schomaker, predikant te Winterswijk, bekent verkocht te hebben aan Gerh. Jan Joost baron van Nagel, heer van Ampsen, de halve weide, genaamd de Polmansmate, gelegen in het schependom Lochem, voor 700 Car. gulden te betalen bij het transport, 1725 januari 25.
N.B. Op papier, ondertekend door verkopers en kopers.
85 Nader accoord tusschen Everhardina Sloodt weduwe Joost Nagel, ter eenre, en Gerh. Jan Naegel en Willem Jurrien van den Boetselaer tot Toutenborch en Halderen, ter andere zijde, 1650 maart 12; met retroacta 1632-1646.
N.B. Op papier. i
86 Diederick van Bemmel, raad en stadhouder der leenen van Gelre en Zutphen, beleent Gerrit Jan Nagel to Ampsen, bij doode van zijn vader Joost Nagel, met:
1) het goed to Olden Amsen met toebehoren (zie inv.no. 37),
2) met een stuk broekland, genaamd Tudisloder stockdaelte, gelegen in het schependom Lochem, afgespleten van het leengoed ter Cluse;
ten overstaan van Gherhart Sluijsken en dr. Derck van de Sand, burgemeester van Arnhem, als leenmannen, 1646 mei 28.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in rood was.
87 Magescheid tusschen Johan van Coeverden tot Rhan, thans gehuwd met Rutgera van Rhemen, als vader, ten eenre en zijne kinderen van zijne eerste vrouw Frederica van Linteloo, ter andere zijde
Deze kinderen waren: Goosen van Coeverden tot Rhan; Henrick v. C. tot Walfaert; Arnolt v. C.; Joanna Reinira v. C. gehuwd met Gijsbert van Hemert, burgemeester van Deventer; Clara v. C. gehuwd met Gerrit Johan Nagel; Ursula Agnes v. C.; Sophia v. C. en Catharina v. C., 1647 april 29; met bijlagen, 1606-1646.
N.B. Afschrift op papier, gewaarmerkt Strockel, secretaris. i
88 Derck van Haeften, heer toe Verwolde, als leenheer, beleent Gerhard Johan Nagel tot Ampsen, na doode van zijn vader Joost Nagel, zijn neve, met de goederen Nijhoff en die Moele, gelegen in den cringe en heerlijkheid Verwoelde; ten overstaan van Wolter Sloot toe den Kersenborch en Johan Reiner van Keppel tot Langen, respectievelijk leenmannen van Vorden en zijn graafl. genaamd van Limborch en Bronckhorst, 1647 mei 19.
N.B. Op perkament, ondertekend en gezegeld met uithangend zegel in groen was door den leenheer.
89 Jan Koeleman en Heijltijen Steenhouwers, echtelieden, bekennen verkocht te hebben aan Gerrit Jan Nagel een weiland, genaamd de Broeckmaat of het Friesenmaatje, gelegen voor de stad Lochem, voor 1300 gulden en 1 rosenobel aan verkopers huisvrouw, 1647 mei 24.
N.B. Op papier, ondertekend door partijen.
90 Magescheid tusschen de erfgenaam van Jr. Joost Naegell tot Olden Ampsen en Geertruijdt van der Cappellen, echtelieden, als Gerrit Jan Naegell tot Ampsen en Clara Elijsabeth van Coeverden, echtelieden, ter eenre en Wilhem van den Boetzelaer toe den Toutenborch en Halderen en Johanna Naegels, echtelieden, ter andere zijde, omtrent de goederen buiten de dispositie van 23 december 1618 door wijlen Joost Naegell gemaakt, 1648 juni 14.
N.B. Op papier, ondertekend door partijen. i
91 Evert van Hekeren tot Nettelhorst en Enghuesen, landdrost van het graafschap Zutphen, als leenheer, beleent Gerrit Jan Nagell tot Ampsen met de Groote Geerdincks Mathe of Groote Mathe en met de Geerdincktiende, gelegen in de buurschap Ampsen, leenroerig aan den huize Nettelhorst, ten Zutphensche rechten, te verheergewaden met een pond geld; ten overstaan van Conradt van Munster en Peter Sels, leenmannen van Gelre en Zutphen, bij gebrek aan eigen leenmannen, 1648 september 11.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in rood was van den leenheer.
92 Overdrachtsacte van verkoop door Cornelis Temminck, wijnkoper en Hermanna Hellendoorns, echtelieden, aan Jr. Gerrit Jan Nagel toe Amsen en juffr. Clara van Coverden, echtelieden, een stuk land, genaamd Westerfelt of Brengenberg, gelegen in de buurschap Oolde, met een huisstede en hof en een calverweide, voor 2050 gulden, zoals Cornelis Temminck dit is aangeërfd van Jacob Temminck, zijn vader, die dit land op 8 augustus 1618 van Derck van Keppel had gekocht, 1650 februari 16; met retraoacta, 1618, 1648.
N.B. Op papier, ondertekend door de verkopers, koper en een getuige.
93 Johan Frederick van Pallandt, bannerheer tot Voorst, heer tot Keppel en vrijheer des Hams, als leenheer, beleent Gerhardt Jan van Nagel tot Amsen met het goed Lambertingh, gelegen in het kerspel Lochum, buurschap Exel; ten overstaan van Johan Goris en Johan Arninck, leenmannen van Keppel, 1649 november 6.
N.B. Op perkament, ondertekend en gezegeld met uithangend zegel in rood was door den leenheer.
94 Jan Rost en zijne vrouw, met bijwezen van zijne zoons, verkopen aan Gerrit Jan Nagell het 1/3 van het goed Plaetrinck, gelegen in de buurschap Ampsen, voor 1300 daler en 4 rosenobel voor de vrouw (elffte halve gulden voor 1 rosenobel), 1 rijksdaalder voor elken zoon, voor den oudsten twee, 2 molder rogge en 6 schepel boekweit. In duplo.
Met twee stukken, gedateerd 21 januari 1650 en 29 oktober 1651, betreffende de verkoop van gedeelten van hetzelfde goed aan Gerrit Johan Nagel, 1650 januari 21, in duplo; met bijlagen, 1650 januari 21 en 1651 october 29. 3 stukken
N.B. Op papier.
95 Gossen Jolink en Trientien Mullers, echtelieden, bekennen verkocht te hebben aan Gerrit Jan Nagel tot Olt en Nijen Ampsen en juffer Claera Elisabeth van Covorden, echtelieden, twee derde parten van de Harsseloos Swarte Ae, gelegen buiten de Moelenpoort van Lochem, belast met een tijns van 2 duiten aan den magistraat van Lochem, voor 6oo dalers, te betalen in drie termijnen, de laatste op Michielij 1651, als wanneer de opdracht zal geschieden, 1650 mei 28; met retroacta 1767 april 3 en 15. 2 stukken
N.B. Op papier, ondertekend door verkopers en koper.
96 Diderick van Bemmel eerste raad en stadhouder der leenen van Gelre verklaart, dat Gerrit Jan Nagell voor zich zelf en als gemachtigde van zijne moei Johanna van der Cappelle, weduwe Lohn, op zijn verzoek van de staten van Gelre heeft verkregen dat het recht van belening van den Kleinen Breedenoort en 2/3 van den Grooten Breedenoort, gelegen te Terwolde, zal komen aan het huis van Nieuwen Ampsen, waartegen G.J. Nagell dan weder Nieuwen Ampen met toebehoren in leen zal opdragen aan Gelre en dat hij daarop G.J. Naegell met Nieuwen Ampsen en toebehoren beleent heeft, 1650 october 17.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in rood was.
De Kleinen Breedenoort en 2/3 van den Grooten Breedenoort was door Johanna van der Cappele, weduwe Lohn, leenroerig aan Gelre gemaakt.
Ampsen en Nieuw-Ampsen zullen ieder als afzonderlijk havezaten hunne adelijke rechten behouden.
97 Maurits Herman Ripperda tot Vorden, als leenheer van Vorden, beleent Gerhardt Johan Nagel toe Ampsen met het goed Breeckeveldt, gelegen in de buurschappen Duchteren en Exel, met de daartoe behorende bouw en weilanden, een inslach genaamd Lamberdinckslach en een bouwcamp en heetcamp daaraan gelegen, genaamd de Dondert, zoals zijn vader Joest Nagell op 17 augustus 1615 daarmede beleend is; ten overstaan van Joachim van Eck tot Barleham en Joest Grothe, leenmannen van Vorden, 1650 october 22.
N.B. Op perkament, ondertekend en bezegeld met uithangend zegel in rood was door den leenheer.
98 Wolter de Rhode van Hekeren tot Ridderlo, leenheer, beleent Garijt Jan Nagell tot Ampsen met het goed de Hoge Tanchorst, gelegen in het schependom Lochem met alle de daaraan behorende percelen land als een weiland, genaamd echsterte en vaernste Tanckhorst, leenroerig aan den huize Ridderlo ten Zutphensche rechten; ten overstaan van Phijlips van Goltstien to den Dam en Johannes Rauwers, leenmannen van Gelre, 1650 october 23.
N.B. Op perkament, ondertekend en gezegeld met uithangend zegel in rood was door den leenheer.
99 Stukken van een proces, gevoerd voor het gerecht der stad Lochem, tusschen Gerrit Jan Nagel, zoon van Joost Nagel en Geertruid van der Capelle, contra Philips van Goltstein voor hem zelf en zijne zusters Johanna en Elisabet van Goltstein als kinderen van ... van Goltstein tot Doorn en Geertruid van der Cappelle, omtrent den boedel van Johanna van der Cappelle weduwe Lohn, hunne tante, 1651-1661. 1 omslag
N.B. Zie ook inv.no. 79. De sententie in dit proces is van 16 april 1658. i
100 De staten van Overijssel belenen Gosen van Coeverden met:
1) de hof te Manre met houtgewas en toebehoren, gelegen in het gerecht Ootmersum, buurschap Manre,
2) de tienden over Bodijnck, Jacobinck, Lohuis en Haverdinck, smal en grof, gelegen in het kerspel Rijssen, buurschap Notter,
3) de hof te Luchteren met toebehoren, gelegen in het kerspel Rijssen, buurschap Notter,
4) de tienden te Aefftinck, grof en smal, gelegen te Lemele, in het kerspel Ommen,
5) de tienden, grof en smal, over Groot en Klein Wissinck in het kerspel Raelte, buurschap Linderte,
6) het goed Vranckinck onder de heerschappij van Borculo, buurschap Velteren met 12 morgen toe Ittersum,
7) de hoeve land in den Langenslag met de tienden, dat een voorslach is van het gesticht Utrecht en een hoeve land daaraan, die oldinges gekomen is van Rechteren,
8) 12 morgen land in den Langen slag, gelegen in het kerspel Dalffsen, die gekomen zijn van Adolph van Suijthem,
9) de grove tiend in de mark Linderte over het goed Oberesche,
ten overstaan van Seijger van Rechteren, heer toe Almelo en Adolf Henrich van Raesfelt leenmannen, 1651 januari 8.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in rood was. i
101 Johan Nijhoff en Willemken, zijne vrouw, bekennen verkocht te hebben en alsnu te transporteren aan Jan Nagel tot Amsen en Clara Elisabeth van Coeverden, echtelieden, een stuk bouwland, genaamd het Coops stuk, gelegen in den Verwolschen Enck, groot een molder gezaai; ten overstaan van Bernard Pannacoeck, stadhouder der heerlijkheid en kring van Verwolde en coernoten (31 mei 1653).
Johan ter Meulle en Hermken Loemans, echtelieden, bekennen verkocht te hebben en alsnu te transporteren aan Jan Nagel tot Amssen en echtgenote een stuk bouwland, genaamd de Ravenshege, op den Verwolschen Enck gelegen, groot 2 molder gezaai, ten overstaan van Bernard Pannecoeck, stadhouder der heerlijkheid en kring van Verwolde en coernoten (4 juli 1653), 1653 mei 31 en 1653 juli 4.
N.B. Deze twee acten, op hetzelfde stuk perkament geschreven, zijn blijkens daaronder gestelde en ondertekende verklaring van Bernard Pannecoeck geëxtraheerd uit het protocol der heerlijkheid Verwolde.
102 Johanna Naegel, geboren dochter des huizes Ampsen, weduwe en douagière van Wilhelm van den Boetseler tot Toutenburgh en Halderen, zoomede Joachim en Joest van den Boetzeler, zoons van Wilhelm van den Boetseler, bekennen verkocht en opgedragen te hebben aan Gerrit Jan Naegel tot Olt en Nieuwe Ampsen en Clara Elisabet van Coeverden, geboren dochter van Raen van Walvaert, echtelieden, het 1/3 van het Ottenslagh en van de Capelle hofstede of de Noetenboem genoemd, in Baeck en Steenre gelegen; ten overstaan van Conraed van Munster, stadhouder van Evert van Heekeren tot Nettelhorst en Enghuijsen, landdrost van Zutphen en gerichtslieden, 1653 augustus 20.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in rood was van den landdrost en groen was van den stadhouder.
103 Johanna Naegel, weduwe en douagière van Wilhelm van den Boetzeler tot Tautenborch en Halderen, zoomede Joachim en Joest van den Boetzeler, zoons van Wilhelm van den Boetzeler, bekennen verkocht en getransporteerd te hebben aan Johan Naegell tot Olden en Nijeuwen Ampsen en Clara Elisabeth van Coevorden, echtelieden, een 1/3 van het erve dat Brincke, gelegen in het kerspel Waerensfelt, buurschap Leesten en een 1/3 van het Horstie of Rouwslach onder Vieracker gelegen; ten overstaan van Johan ten Broeck, stadhouder en richter van Henrick van Eck tot Medler en Haerselo, jegermeester en schult binnen en buiten Zutphen en gerichtslieden, 1653 augustus 20.
N.B. Op perkament, ondertekend en gezegeld met uithangend zegel in groen was door den stadhouder.
104 Laurens ten Berenpas en Mechtelt Hertjes, echtelieden, zoomede mr. Jan van Eps en Anneken ten Berenpas, echtelieden, bekennen verkocht te hebben, eerstgenoemde echtelieden het viertijnde part en alle echtelieden te zamen de helft van het goed Lieftinck, gelegen in de buurschap Exel, bestaande uit: de halve Pascamp, het Lange Cruice, de Magere Bree, het Bree of Dijkstuk, de Enckgaerden, de Ymencamp, het Stijcheler, het slag in het broek en huis, hof en toebehoren met schapendrift volgens het markeboek; van hun gerechtigheid aan het Korte Cruice, de halve tiende en de tiende uit de landerijen, voor 2839 gulden 6 stuivers, 1663 maart 11; met bijlagen, 1664 juni 13, 1667 maart 2, 1753 maart 31, 1753 juli 3.
N.B. Op papier. De overdrachtsakte van 1664 juni 13 op perkament.
105 Verklaring van getuigen voor schepenen van Harderwijk, in zake een vechtpartij op Paaschavond omstreeks 6 uur plaats gehad hebbende voor de woning van den burgemeester Tengnagel te Harderwijk, tusschen Jacob Kreinck en Joost Nagel.
Bij deze vechtpartij, die eindigde met het doodsteken van Joost Nagel door Jacob Kreinck, waren tegenwoordig Adam van Delen, oud 18 jaar, Jan Joost van Meeckeren, oud 19 jaar, Nicolaas Herman van Lijnden, oud 18 jaar, 1665 maart 26/31.
N.B. Op papier. i
106 Evert Amtinck en zijne vrouw bekennen verkocht te hebben aan Jr. Nagell tot Olden en Nijen Ampsen de helft van het zelfde goed, voor 440 gulden en het daaropstaande gras, 1665 mei 28; met retroacta, 1653 november 20 en 1665 april 10.
N.B. Op papier. Het stuk, gedateerd 1653 november 20, betreft een extract uit het protocol der stad Lochem.
107 Erick Schutte met Johanna Margreta Heijnen en Hend. Heijnen met Magdalena Palland, hunne huisvrouwen, bekennen verkocht te hebben aan Gerrit Jan Nagell, enig land in den Rensinck Es gelegen, vrij en onbezwaard goed, zoals zij dit van hun ouders geërfd hebben voor 2000 gulden, zullende de overdracht geschieden na betaling van de koopprijs, 1667 december 11; met bijlage, 1668 mei 29.
N.B. Op papier, ondertekend door de verkopers. i
108 Tonnis Jan Knecht en Dericksken, zijn huisvrouw, bekennen verkocht en overgedragen te hebben aan Gerrit Jan Nagel, een gaerden in het schependom van Lochem gelegen; ten overstaan van schepenen van Lochem, 1668 augustus 13.
N.B. Extract op papier uit het protocol van cessien der stad Lochem, gewaarmerkt W. Lansinck, secretaris.
109 Joan Henrick en Wilhelmina Friderica Ursula, vrijheer en vrijvrouw van Reede en ter Horst, heer en vrouw tot Brandtlecht, Lengerick, Langen en Nijenborch bekennen verkocht te hebben aan Gerri Jan Naegell het halve erve en goed Rensinck, gelegen in de buurschap Stockum, belast met een uitgang van 2 mud rogge en een ½ rijksdaalder, leen en tiendroerig aan de abdij te Essen, voor 3800 gulden, 1668 augustus 31.
N.B. Op papier, niet ondertekend.
Met enige stukken op dezen koop betrekking hebbende. i
110 Testament van Gerret Jan Nagel tot Ouden en Nieuwen Ampsum. Hij vermaakt aan zijn zoon al zijn leengoederen en het goed 't Have in de buurschap Swijpe, 1670 september 23.
N.B. Op papier, ondertekend en met opgedrukt zegel van Gerret Jan Nagel.
111 Stukken van een proces, gevoerd voor het landgericht van Lichtenvoorde, tusschen Gerrit Jan Nagel, als boedelhouder en momber zijner kinderen bij zal. Clara Elisabeth van Coeverden, contra Herman Jan Sloot, voor zijne vrouw en voor hare zuster Frede Margaretha van Hemert, nagelatene kinderen van Gijsbert van Hemert en Joanna Reiniera van Coeverden, omtrent den boedel van Jan van Coeverden, enz., 1670-1672. 1 omslag
N.B. Zie inv.no. 87. i
112 De magistraat en gemeensluijden met goedvinden der burgerij van Lochem bekennen verkocht te hebben aan Jan Hermen Nagel tot Olden en Nijen Ampsen, het verpande Voorslach, gelegen tusschen het Ruerslag en de Bulckesbeecke, voor 6000 gulden. De pandhouders zullen afstand van hun recht doen na betaling van het verschuldigde, 1673 juni 3; met bijlagen, 1673 januari 20 en 1678 november 4.
N.B. Op papier, ondertekend door de verkopers. De overdrachtsacte van 4 november 1678 op perkament.
113 Stukken omtrent de betaling van 80.000 gulden verschuldigd door de steden en het platteland der graafschap Zutphen aan de Franschen Koning, ingevolge het accoord aangegaan te Nijmegen op 28 augustus 1674 met Monsieur Robert, intendant van de Justitie, Politie en Finantie.
Hierbij: Het genoemde accoord ondertekend Robert.
19/29 april 1674. Onderlinge guarrantie tusschen de notabele ingezetenen der graafschap, ten einde aan den commissaris van den koning van Frankrijk de geeischte schatting te voldoen en de ostagiers te assecureren (copie, gewaarmerkt Westenberg, landschrijver).
23 februari 1675 - 27 november 1676. Brieven van de Gedeputeerde Staten van Zutphen aan J.H. Nagel en D. Bloemendaal, ostagiers voor de graafschap Zutphen te Maastricht, 1674-1676. 1 omslag
N.B. Het betalen der schatting vorderde geruimen tijd door de schaarschte van geld en omdat de Franschen niet in mindering wilden gebracht hebben, een som van 3451 gulden door Doesburg reeds betaald en 11.850 gulden voor, tijdens het aftrekken van het Fransche leger, medegevoerde karren en paarden.
0373 Huis Ampsen 1
Inventaris
01. Stukken van algemeenen aard
113
Stukken omtrent de betaling van 80.000 gulden verschuldigd door de steden en het platteland der graafschap Zutphen aan de Franschen Koning, ingevolge het accoord aangegaan te Nijmegen op 28 augustus 1674 met Monsieur Robert, intendant van de Justitie, Politie en Finantie.
Hierbij: Het genoemde accoord ondertekend Robert.
19/29 april 1674. Onderlinge guarrantie tusschen de notabele ingezetenen der graafschap, ten einde aan den commissaris van den koning van Frankrijk de geeischte schatting te voldoen en de ostagiers te assecureren (copie, gewaarmerkt Westenberg, landschrijver).
23 februari 1675 - 27 november 1676. Brieven van de Gedeputeerde Staten van Zutphen aan J.H. Nagel en D. Bloemendaal, ostagiers voor de graafschap Zutphen te Maastricht, 1674-1676. 1 omslag
N.B. Het betalen der schatting vorderde geruimen tijd door de schaarschte van geld en omdat de Franschen niet in mindering wilden gebracht hebben, een som van 3451 gulden door Doesburg reeds betaald en 11.850 gulden voor, tijdens het aftrekken van het Fransche leger, medegevoerde karren en paarden.
Datering:
1674-1676
Omvang:
1 omslag
laatste wijziging 17-11-2011
114 Pertinente specificatie van schade soo door den bisscop van Munster an het huis te Ampsen gedaen, Zonder datum.
N.B. Drie bladzijden folio, zonder datum en ondertekening. i
115 Z.H. de prins van Oranje, ingevolge anthorisatie der staten generaal der Vereenigde Nederlanden, committeert tot richter der stad Doesburg Jr. Gerrit Jan Nagel, met verzoek aan de staten van Gelre, om hem van een commissie te voorzien, 1675 februari 9/19; met bijlagen 1675 februari 24 en 1675 maart 7 en 25.
N.B. Op papier, met opgedrukt zegel en ondertekend door den prins. Op de acte staat vermeld dat de benoemde 25 maart 1675 de eed van zuivering heeft afgelegd in handen der staten van Gelre.
116 Gerart Casijn van der Hell tot de Wiltbaen, eerste raad en stadhouder der leenen van Gelre en Zutphen, beleent Jan Harman Nagel met de volgende leengoederen:
1. het goed Olden Ampsum met toebehooren en met een katerstede daarin gehorende, daaraf een stuk land gelegen is naast Broeckbeek aan de ene zijde en langs de mark aan de andere zijde en een ander stuk land naast het goed Nieuwe Ampsum, met de ene en met de andere zijde naast de mark gelegen in het kerspel Lochum.
2. het goed Ampsen of Nieuwe Ampsen met de landerijen daaraan behorende, gaande van de heide met de ene zijde langs de goederen Haijking en Platerinck en met de andere zijde van Plaeterinck af langs den Amsumpschen brink en voorts langs de belening van Olde Ampsum tot aan de heide gelegen, de groenlanden Heijmegoor en Schuttenstede, de Zijdelmaete, de Blickmaete en de Exelse Meden met alle broeklanden in het Ampsumsche broek, gelegen in het scholtampt Lochem, buurschappen Ampsen en Exel, met de gerechtigheid van jacht, visscherij, bosch, veen, heide en weide, zomede de Braemsmaat, Meijsmaat, Vriessenmaat en Huijbertsmaat.
3. een stuk broekland, genaamd Tijdesloderstockdaelte van het leengoed ter Cluse afgespleten.
4. de hof te Swijpe, gelegen in de buurschap Swijpe, alle vier lenen leenroerig aan Gelre en Zutphen, het eerste ten Zutphensche saedelleensrechten, met een rijzig paard te verheergewaden, het tweede, derde en vierde ten Zutphensche rechten met 2, 1 en 1 pond geld te verheergewaden; ten overstaan van dr. Johan op ten Noorth, burgemeester van Arnhem en dr. Cornelis van Steenler, als leenmannen, 1677 januari 31.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in rood was.
117 Magescheid tusschen Joan Borchardt van Coeverden tot Raan en Reinier Unico van C., gewezen kapitein ten dienste van Z.K.M. van Spanje, juffer Hendrina Clara van C. en juffer Anna Hendrietta van C., zijn jongere broeder en zusters, van de ouderlijke nalatenschap; ten overstaan van Jacob van Coeverden tot Stuijvelaer, Philips Otto van Coeverden tot Rijssel, colonel, hunne ooms en Joost Christoffel van Bevervoorde tot Oldemeulen en Weelevelt, als aangestelde mombers en naaste bloedverwanten, 1680 januari 13; met bijlage, 1680 october 26.
N.B. Op papier, ondertekend en gezegeld met opgedrukte zegels in rood lak door partijen, mombers en vier dedingslieden.
Anna Henriette van Coeverden verkrijgt de erven: Vervelde, Brinke, Hensinck en Nijsinck. Sommige goederen, waaronder enige in Benthem, bleven onverdeeld. i
118 Erfmagescheid tusschen Jan Harmen Naegel, heer van Oud en Nieuw Ampsen, ten eenre en Wildt Jan van Broeckhuijsen tot Spanckeren, heer van den Gelderschen Toorn en Geertruijt Frede Naegel, echtelieden, ter andere zijde, omtrent de goederen nagelaten door hunne ouders Gerrit Jan Naegel en Clara Elisabeth van Coeverden.
Geertruijt Frede Naegel zal hebben de moederlijke goederen van den huize Rhaen en Walvaert en van de vaderlijke goederen een tiende tot Dalfsen in de buurschap Loesen, zijnde een leen; twee goederen, genaamd Rensinck en Egbertsgoed, gelegen in de buurschap Stockum, onder het gericht van Kedingen, waarvan het goed Rensinck leenroerig is; twee leengoederen Groot en Clein Tambel, gelegen in het kerspel Aelten, buurschap Lintelo; twee stukjes land voor enige jaren bij het goed Rensinck aangekocht en een som geld van 7000 Car. gulden; waarmede zij verklaart voldaan te zijn wat betreft de ouderlijke nalatenschap, 1680 mei 12.
N.B. Op papier, ondertekend en gezegeld met opgedrukte zegels in rood lak door partijen, Frederick van Coeverden en Johan Borchart van Coeverden, als getuigen. i
119 Gerhard Ignatius Swaefken, Jan Hendrick Swaefken tot het Soerhuijs, Rensina Elisabeth Swaefken, weduwe van Jan Antoni van Middachten tot Frijswijck, Hendrick François Swaefken tot Gruijterinck en Mechtelt Sophia Adriana van Dort, echtelieden, Jacob Evert Swaefken, Wilhelm Aloysius Swaefken en Diderick van Dort tot Boesselo en Maria Geertruijt Swaefken, echtelieden, bekennen, onder nadere goedkeuring van den leenheer, verkocht te hebben aan Jan Herman Naegel tot Oudt en Niew Ampsen het goed Raebe of Groot Hadekinck, gelegen in de buurschap Ampsen, leenroerig aan Gelre ten Zutphensche rechten, voor 11.000 Car. gulden, te betalen in drie termijnen, de laatste op vastenavond 1681.
De verkopers verklaren, dat indien zij het proces winnen, dat zij voeren met de erfgenamen van Alexander Schimmelpenninck van der Oije, omtrent de goederen Stroet en Klein Hadekinck, zij deze goederen tegen penninckswaarde aan de koper zullen verkopen, 1680 mei 13.
N.B. Op papier, ondertekend door verkopers en kopers. Met een bundel stukken waaruit blijkt, dat de opdracht eerste in 1708 volgde.
119 Peter Noijen eerste raad en stadhouder der leenen van Gelre en Zutphen, beleent Gerhard Johan Joost Nagel met het vermelde goed; ten overstaan van twee leenmannen, 1708 april 18.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in rood was.
120 Anthoni Brant en Fenneken Kocks, echtelieden, bekennen verkocht te hebben aan Jan Herman Nagel, heer tot Ouden en Nieuwen Ampsen, het achtste gedeelte in de goederen Coeslagh, gelegen in de buurschap Ampsen zomede Eeck en Stege in de buurschap Eeckxsel, voor 1300 gulden, te betalen in drie termijnen, de laatste op christmisse 1681, 1680 december 23; met bijlagen, 1681 januari 17, 1704 februari 24, 1710 augustus 6.
N.B. Op papier, ondertekend door verkopers en koper.
121 Magescheid tusschen Wilhelm Diderix van Schaede tot de Landtegge, ter eenre en Johan Borchard, Reinolt Unico en Anna Henriette van Coverden, broeders en zuster, ter andere zijde, omtrent het versterf van Henriette Clara van Coevorden, gewezen echtgenoote van eerstgenoemde en zuster van laatstgenoemden, 1681 januari 7.
N.B. Op papier ondertekend en gezegeld met opgedrukte zegels in zwart lak, door partijen en getuigen.
122 Huwelijksvoorwaarden van Jan Herman Nagel, heer tot Olden en Nieuwen Ampsen, zoon van wijlen Gerhard Johan Nagel en Clara Elisabeth van Coeverden - en Anna Hendrietta van Coevorden van Rhaan, dochter van wijlen Goswijn van Coevorden, heer tot Rhaan en Anna Maria van Coevorden van Stoevelaar; ten overstaan van Wijldt Jan van Broechuijsen, heer tot den Geldersen Toorn en Spanckeren, Joost Rodolph van den Boetselaer, heer tot Halderen, Frederick Goossen Evert van Coevorden, heer tot Walvort en Adolph Jan van Keppel, heer tot Langen, ter eenre zijde, en Jan Borchard van Coevorden, heer tot Rhaan, Reint Unico van Coevorden tot Rhaan, Jacob van Coevorden, heer tot Stoevelaar, Philips Otto van Coevorden, heer van Rijsselt en Joost Christoffel van Beverveurde, heer tot de Oude Meulen, ter andere zijde, als huwelijkslieden, 1682 maart 20; met retroactum, 1681 october.
N.B. Op perkament, ondertekend door bruidegom, bruid en huwelijkslieden; aan deze acte zijn bevestigd elf perkamenten staarten, die echter geen sporen dragen dat daaraan zegels bevestigd zijn geweest. i
123 Wigbolt de Rode van Hekeren heer tot Ruerloe, beleent Jan Herman Naegel tot Olden en Nieuwen Ampsen met het goed Tanckhorst, de Geerdinck tiende en de Groote Maethe, gelegen in het schultampt Lochum, zoals zijne predecesseuren daarmede beleend zijn geweest; ten overstaan van Joan Eng. van Gelder en Jan te Winckel, leenmannen, 1683 juni 18.
N.B. Op perkament, ondertekend en gezegeld met uithangend zegel in rood was van den leenheer.
124 Georg Ripperda, heer toe Verwolde, leenheer, beleent Jan Herman Nagel heer tot Ouden en Nieuwen Ampsen, na doode van zijn vader Gerhard Jan Nagel, met de goederen Nijhoff en die Moelle, gelegen in de heerlijkheid en cringhe van Verwolde en approbeert de huwelijksvoorwaarden van Jan Herman Nagel en Anna Hendrietta van Coevorden, 20 maart 1682 opgericht, voor zoverre deze bepalingen inhouden omtrent de twee leengoederen; ten overstaan van Adolph Jan van Keppel tot Langen en Jan te Winckel, respectievelijk leenmannen van zijn graafl. genaamd van Stirom en van den hof te Temmekinck, 1684 october 19.
N.B. Op perkament, ondertekend door en met uithangend zegel van den leenheer, in rood was en van den stadhouder van leenen, Johan Westenbergh, in groen was.
125 Alexander Schimmelpenninck van der Oije, heer tot den Engelenbergh, voor zich zelf en voor zijne broeders en zusters, bekent verkocht te hebben aan Johan Hermen Nagel, heer tot Olden en Nieuwen Ampsen en Anna Henrietta van Coverden, echtelieden, twee goederen genaamd Klein Haijebrinck en Stroot, gelegen in de buurschap Ampsum, leenroerig aan Gelre en Zutphen, voor 9000 Car. gulden, te betalen bij provisie met ene obligatie rentende 5%, 1685 januari 24, in duplo; met bijlage, 1691 maart 25.
N.B. Op papier, ondertekend en gezegeld met opgedrukte zegels in rood lak door verkoper en kopers en ondertekend door twee getuigen. Zie inv.no. 131.
126 Georgh Ripperda, heer tot Verwolde, eerste raad en stadhouder der leenen van Gelre en Zutphen, approbeert dat Johan Borchardt van Coeverden zijn leengoed, genaamd ten Boegel of Smedeserve, gelegen in den lande van Bredevoort, kerspel Aelten, buurschap Dalen, verbindt voor de richtige betaling van rente en hoofdsom van 2000 gulden door hem verschuldigd aan zijn schoonbroeder Johan Herman Nagel tot den Ouden en Nieuwen Ampsum; ten overstaan van dr. Johan opten Noort, burgemeester tot Arnhem en Jan van Someren, leenmannen, 1685 februari 25.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in rood was.
127 Walraven, vrijheer van Heeckeren, heer tot Nettelhorst, landdrost van het graafschap Zutphen, beleent Herman Jan Naegell, heer tot Ampsen, bij doode van zijn vader Gerrit Johan Naegell, met de Groote Geerdinck Mathe of Groote Mate en Geerdinck tiende, gelegen in de buurschap Ampsen, leenroerig aan den huize Nettelhorst; ten overstaan van Johan van Munster, burgemeester van Zutphen en Philips van Essen, leenmannen van Gelre en Zutphen, 1685 mei 27.
N.B. Op perkament, ondertekend en gezegeld met uithangend zegel in rood was door den leenheer.
128 Adriaen Warner, vrijheer van Pallant, bannerheer van Voorst, heer van Keppel, leenheer, beleent Johan Herman van nagel, heer tot Old en Nieuw Amssen, met het goed Lambertingh, gelegen in het kerspel Lochem, buurschap Exsel, leenroerig aan de heerlijkheid Keppel; ten overstaan van dr. Henrick Schaep, leenman van Keppel en Johan van Berghem, leenman van den huize Dieren, 1685 juni 9.
N.B. Op perkament, ondertekend en gezegeld met uithangend zegel in rood was door den leenheer.
129 Maurits Herman Ripperda, heer tot Vorden, schultus binnen en buiten Zutphen, als leenheer van Vorden, beleent Herman Jan Naegel, heer tot Ampsen, met het goed Breckevelt, gelegen in de buurschappen Duchteren en Exel, zoals 22 october 1650 zijn vader Gerhard Johan Naegel daarmede beleend is; ten overstaan van Frederick van der Capellen, heer tot den Boedelhoff en Enno Matthias ten Broeck, burgemeester van Zutphen, leenmannen van Gelre, 1685 juni 24.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in rood was van en een ondertekend door den leenheer.
130 Joan Herman Nagel en A.H. van Coevorden, echtelieden, bekennen verkocht te hebben aan Henderick Willinck, schulte toe den Hoff toe Willinck in Ratum, de bouwstede en erve het Buncke, tusschen Eeltinck, Hermelinck en Drummelaers, gelegen in de buurschap Miste, leenroerig aan Gelre en belast met 6 schepel tentsaet aan de kerk te Zuid Lohn, voor 2475 gulden, te betalen in twee termijnen, de helft op aanstaande mei 1694 en de tweede helft op Jacobi daaraanvolgende, 1694.
N.B. Op papier, ondertekend door den koper en getuigen, niet door de verkopers.
131 Georg Ripperda, heer tot Verwolde, eerste raad en stadhouder der leenen van Gelre en Zutphen, beleent Johan Herman Nagel, heer tot Ampsum, met de goederen de Stroot en Klein Haijbrinck, gelegen in de buurschap Ampsum, zijnde het laatste leen van het pincipale goed Haijbrinck afgedeeld, door overdracht van Johanna Schimmelpenninck van der Oije, gehuwd met Assueer Appelthoorn, heer tot Engelenborgh, die deze leenen aanbestorven waren van haren broeder Alexander Schimmelpenninck van der Oije; ten overstaan van dr. Johan opten Noorth, burgemeester tot Arnhem en Hendrik Noot, als leenmannen, 1695 juni 5.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in rood was.
132 Roelofken Tijsingh, weduwe Umbgrove, verkoopt aan den heer van Ansum de tiende uit het goed Lammertinck, voor 900 Car. gulden, met goedkeuring van den leenheer, 1696 april 17, in duplo; met bijlage 1699 maart 19.
N.B. Op papier, ondertekend door de verkoopster en J.H. Naegel, Bernardus Umbgrove en getuigen.
133 De heeren van den magistraat der stad Lochum, als overprovisoren, bekennen verkocht te hebben aan Joan Harmen Nagel, heer toe Oude en Nieuwe Ampsen en zijne huisvrouw het goed, genaamd de Schegget, gelegen in de buurschap Ampsen, toebehorende aan de armen of het gasthuis, voor 2000 Car. gulden kapitaal met de verschenen interest à 240 gulden, door de stad op 4 october 1677 geleend van den heer van Amspen en gevestigd op den stadsmolen, 1696 juli 14, in duplo; met retroactum 1677 october 4 (copie); met bijlage 1697 april 23.
N.B. Op papier, ondertekend door de kopers en de secretaris, voor den magistraat. i
134 Adriaen Werner, vrijheer van Pallant, bannerheer van Voorst, heer tot Keppel, als leenheer, beleent Anna Hendrietta van Coevorden, douagiere Nagels, voor haar onmondige zoon Gerrit Jan Joost van Nagel, met het goed Lambertinck, gelegen in de buurschap Exel, zoals zijn vader op 9 juni 1685 daarmede beleend is; ten overstaan van Daniel Adam Brendel en Joost Wolter, leenmannen van Keppel, 1699 maart 13.
N.B. Extract op papier, uit het leenprotocol van Keppel, gewaarmerkt door Bernard Coesvelt, stadhouder.
20 maart 1716 wordt Gerrit Jan Joost van Nagel, meerderjarig geworden, zelf beleend. Extract als boven.
135 Anna Hendrietta van Coverden, douairiere Nagel, voor haar minderjarigen zoon Gerrit Jan Joost Nagel, beleend met de erven Nihoff en de Meule, gelegen in de heerlijkheid en crinck van Verwolde, zoals zijn vader daarmede op 19 october 1684 mede beleend is; ten overstaan van Herman van Enter en Lambertus Lobberg, leenmannen van Keppel en Ruurlo, bij gebrek aan leenmannen van Verwolde, 1699 maart 25.
N.B. Extract op papier uit het leenprotocol van Verwolde, ondertekend Johan Westenbergh, stadholder.
136 Henrik van Essen, stadhouder der leenen van het huis Nettelhorst, beleent Anna Henrietta van Coeverden, douairiere Nagels, voor haar minderjarigen oudsten zoon Gerrit Jan Joost Nagel, met de Geerdink tiende, gelegen in de buurschap Ampsen, leenroerig aan den huize Nettelhorst; ten overstaan van dr. Frans Henrik Engelen en Philips van Essen, leenmannen van Gelre, 1699 april 15.
N.B. Extract op papier uit het leenprotocol van Nettelhorst, ondertekend Henr. van Essen, stadholder.
16 april 1708 wordt Gerrit Jan Joost Nagel, meerderjarig geworden, zelf beleend. Extract als boven.
137 Accoord tusschen Joan Borchard van Coeverden, heer van Raan, Rede, enz. en zijne zuster Anna Henrietta van Coeverden, douairiere van Joost Herman van Nagel tot Ampsen, omtrent de nalatenschappen van Reijnt Unico van Coeverden, in leven kapitein van een compagnie Infanterie ten dienste der Vereenigde Nederlanden. Henrietta Clara van Coeverden gehuwd met Diderik van Schaede van Landtegge, ingevolge acten van compromis van 9 september 1693 en 16 april 1699, 1699 mei 1; met retroactum, 1693 september 9; met bijlage, 1702 augustus 12.
N.B. Op papier, ondertekend door partijen. Zie inv.nos. 117 en 121. i
138 Verwinsbrief van het derde deel van het erve Platerinck, gelegen in de buurschap Ampsen, afgegeven door Johan Westenberch, stadhouder van Herman Henrick Schimmelpenninck van der Oije, heer to Langhen, schult binnen en buiten Lochem, ten behoeve van Gerrit Pietersz. Kick, wegens wanbetaling der interest van een daarop gevestigde schuld van 1000 Car. gulden op 28 mei 1680, 1700 februari 14.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in rood was van den schult en in groen was van den stadhouder, ondertekend door den landschrijver.
139 Alexander Schimmelpenninck van der Oije, heer van Holthusen, Roderlo en Voorstonden, als leenheer, beleent Anna Henrietta van Coeverden, douairiere van Jan Herman Nagel tot Olden en Nijen Ampsen, ten behoeve van haar oudsten minderjarigen zoon, met de goederen Tanckhorst, Gerdinck tiende en Groote Gerdinck Mathe, gelegen in het scholtampt Lochem, leenroerig aan den huize Roderlo; ten overstaan van Bernardt Plegher, leenman van den huize Claerenbeek en Laurens Solner, leenman van het graafschap Bergh, 1704 october 14.
N.B. Op perkament, ondertekend en gezegeld, met uithangend zegel in rood was, door den leenheer. i
140 Bernhard Westenbergh en juffrou Elisabeth Hossius, echtelieden, bekennen verkocht te hebben aan Anna Hendrietta van Coverden, douagiere Nagel, het plaatsje het Goorhorst, gelegen in het schependom Lochem, zoals verkopers dat op 25 april 1699 gekocht hebben van Aris Quikenburg, notaris te Amsterdam en Alijda van Wullen, echtelieden, voor 450 gulden, 1706 juni 24; met retroacta, 1706 juni 24 en 1699 april 25.
N.B. Op papier, ondertekend door de verkopers.
141 Gerrit Joan Joost Naegel verklaart dat zijne ooms Wilt Jan van Broekhuizen en Johan Borgart van Coeverden, als mombers van zijne onmondige zuster Maria Reiniera en broeder Jacob en zijn zwager C.C. van Lintelo, gehuwd met zijne zuster Clara Elisabet, afstand hebben gedaan ten zijnen behoeve van het 1/3 der volgende goederen:
Het huis Ampsen met toebehoren, de Blickmate, het erve Nieuwe Ampsen en het Weevers of Schulteevers plaatsje, leenroerig aan Gelre.
De Groote Mate, leenroerig aan Nettelhorst.
En van het ¾ der vrije goederen Hunteler en Lonneman., 1707 juli 13.
N.B. Op papier, ondertekend en gezegeld met opgedrukt zegel door G.J.J. Nagel. i
142 Gerhard Olmius, stadhouder en richter van het scholtampt Lochem, als gevolmachtigde van Anna Henrietta van Coeverden, douagere van Nagel, moeder en voogdes van juffer Maria Reijnera en Jacob Hendrik van Nagel; van Christian Carel van Lintelo tot Eza, scholt binnen en buiten Lochem, en Clara Elisabet van Nagel, echtelieden; van Johan Borchard van Coeverden tot Rhaen, als oom en naaste bloedverwant van deze onmondige kinderen, Wilt Gerrit Jan van Broekhuijsen tot den Gelderschen Toorn, als cousin germain van deze onmondige kinderen, renuntieert volgens leenrecht, ten behoeve van Gerijt Johan Joost van Nagel tot Ampsen van de adelijke havezate Ampsen; ten overstaan van Johan Verbeek en Cornelis van Aelst, leenmannen, 1708 april 18.
N.B. Op perkament met uithangend zegel in rood was. i
143 Peter Noyen, eerste raad en stadhouder der leenen van Gelre en Zutphen, approbeert het magescheid opgericht 13 januari 1680 tusschen Anna Henrietta van Coeverden, douagere van Nagel en hare broeders en zusters, wat betreft het goed Verreveld, gelegen in het kerspel Aelten, land van Bredevoort; ten overstaan van Johan Verbeek en Cornelis van Aelst, leenmannen, 1708 april 18.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in rood was. i
144 Anna Hendriette van Coverden, douariere van Joan Herman Nagel, als voogdesse van hare onmondige kinderen Maria Reinera en Jacob Henrik van Nagel en Clara Elisebeth van Nagel, gehuwd met Christiaen Carel van Lintelo, doen afstand van het hun toekomende deel, zijnde drie vierde parten, van de goederen Hunteler en Lonneman, gelegen in de buurschap Ampsen, hun aangekomen van de vaderlijke nalatenschap, ten behoeve van Gerrit Joan Joost van Nagel tot Ouden en Nieuwen Ampsen, 1708 mei 23.
N.B. Op papier, extract uit de protocollen van het schoutampt Lochum, gewaarmerkt Johan Westenbergh, secretaris.
145 Anna Henriette van Coeverden, douairiere de Nagel tot Ampsen, bekent verkocht te hebben, met goedvinden van haar schoonzoon Christiaan Carel van Lintelo en haar zoon Gerrit Joan Joost van Nagel, de Meijerhof met zaai-, hooi- en weilanden en verdere toebehoren, mitsgaders het erfelijke, daartoe behorende holt- en markenrigters ampt over de schichtige marken Manderen, Geesteren en Vasse, gelegen in de buurschap Manderen, gericht Ootmarsum, haar bij testament vermaakt door haar broeder Reiner Unico van Coeverden tot Raen, leenroerig aan den huize Heekeren, voor 9000 gulden, aan Rottgen van Deventer en Anne Walburg Recke, echtelieden, zullende het transport geschieden na betaling van de laatste termijn, 1711 juni 23; met bijlagen.
N.B. Op papier, in duplo, zijnde een exemplaar getekend door de verkopers en het tweede door den koper. i
146 Jakop, Arrent en Berrent Jansen, Harmen, Arrent en Marrije Jansen, nichten en neven, bekennen verkocht te hebben aan Anna Handriette van Coeverden, douagere Nagel van Ampsen, het hun toebehorende deel van de Holmeri en een hofken met huisken daarop, gelegen in de heerlijkheid Verwolde, voor 300 gulden, 1711 december 30; met bijlage, 1712 januari 5.
N.B. Op papier, ondertekend door de verkopers. i
147 Evert baron van Heeckeren, heer tot Nettelhorst, als leenheer, geeft toestemming aan Joan Arnold Hoefslag, om het goed de Aast, gelegen in de buurschap Exel, leenroerig aan den huize Nettelhorst, te belasten met een kapitaal van 1600 gulden, rentende 5% 's jaars, ten behoeve van Margareta Marienburg te Deventer; ten overstaan van Joan Raad en Joan Vrendts, leenmannen van den huize Nettelhorst, 1716 januari 2; met retroacta, 1626 april 23 en 1707 juni 20.
N.B. Op perkament, ondertekend en gezegeld met uithangend zegel in rood was door den leenheer.
Achterop staat dat de verschuldigde 1600 gulden op 15 januari 1717 door douairiere van nagel, geboren van Coeverden, terugbetaald is aan Magareta Marienburgh.
148 Jan Arnolt Hoefslagh bekent verkocht te hebben aan douariere Nagel tot Ampsen het tijndbare erve de Aest, gelegen in de buurschap Exele, leenroerig aan den huize Nettelhorst, met consent van den leenheer; voor 5000 Car. gulden, zullende van de koopsom gekort worden de som van 1600 gulden waarvoor dit erve is verbonden, 1716 april 3.
N.B. Op papier, ondertekend G.J.J. Nagel en G. Helmich. Onder staat vermeld dat de laatste termijn van de koopsom op 20 augustus 1716 betaald is.
149 Evert baron van Heeckeren, heer tot Nettelhorst, leenheer, beleent G.J.J. van Nagel, heer tot Oude en Nieuwe Ampsen, met het goed de Aast, gelegen in de buurschap Exel, leenroerig aan den huize Nettelhorst, zoals hij dit gekocht heeft van Joan Arnold Hoefslag; ten overstaan van Jan Raad en Joan Vrents, leenmannen van Nettelhorst, 1716 augustus 28.
N.B. Op perkament, ondertekend en gezegeld door den leenheer met uithangend zegel in rood was.
150 Joost Jan Hendenricks en Jenneken Sweersen, echtelieden, verkopen aan Anna Hendriette van Coeverden, douagiere Nagel, de caterstede, genaamd Lieftink Stigler, gelegen in de buurschap Exel, voor 210 gulden, 1719 december 6; met bijlage, 1719 december 27.
N.B. Op papier, ondertekend door koopster en verkopers.
151 Casijn van der Hell tot de Wiltbaan en Clarenbeek, eerste raad en stadhouder der leenen van Gelre en Zutphen, beleent Henrick Jacob van Nagel tot de Heest met de hof te Swijpe, gelegen in de buurschap Swijpe, naast het goed Hueijnck, door overdracht van Gerret Jan Joost van Nagel tot Olden en Nieuwen Ampsen; ten overstaan van Johan Verbeek en Derck van der Wolden, leenmannen, 1721 maart 7.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in rood was.
152 Willem Abelink en Geertruid van Holten, echtelieden, voor hun zelven en voor hunne onmondige dochter Johanna Gertruid Abelinck, bekennen verkocht en overgedragen te hebben aan Joost Schomaker Jur. doctor en advocaat te Zutphen, twee stukken bouwland genaamd de Dijkstukken, met de halve tiende daaruit gaande en de halve tiende uit enige stukken van Lieftink, gelegen in de buurschap Exel op den Wilmerink Enck; ten overstaan van den stadhouder van den scholt te Lochem en gerichtslieden, 1721 juni 16; met bijlage, 1725 mei 29.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel van den scholt en stadhouder.
153 Korte deductie van het gepasseerde ter occasie van het wettig verkiesen van Hendrik Jacob Nagel tot Marhulsen en Evert van Heeckeren tot Nettelhorst, door een grote meerderheid van stemmen der borgeren tot de eerste en tweede openstaende schepensplaetsen der stad Lochem en van het onreght aanstellen van de heeren Essen en Hasebroeck door de drie heren schepenen Schomaker, Muijderman en Westenbergh (makende alleen het halve getal der voorscreven stad) feijtelijk en sulx met een vrij minder getal van stemmen der borgeren tot schepenen aldaer introduceert, 1722.
N.B. Op papier, 40 bladzijden folio.
154 Maria Eugenia, vorstin zu Elten, abdisse van het stift Vreden, geboren rijksgravin van Manderscheidt Blanckenheim en Gerolstein, enz. beleent Henrich Jacob van Nagel, heer van Heest en Marhulsen, met het halve goed Anting gelegen bij Groll, leenroerig aan het stift Vreden, 1722 april 10.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in rood was der abdis van Vreden.
155 Henr. Gerh. Schomaker, predicant tot Wenterswik, bekent verkocht te hebben aan baronesse van Coeverden, douariere Nagel tot Ouden en Nieuwen Ampsen, een hof genaamd den Pijpert, gelegen onder de stad Lochum achter het Ampse vonder, voor 60 Car. gulden, 1724 november 9.
N.B. Op papier, ondertekend door den verkoper. i
158 Henrik Jan Raad, als gevolmachtigde van Anna Dorothea van Lintelo, douarière Schimmelpenninck van der Oije, tot de Clousse, als voogdesse van hare onmondige kinderen, verklaart dat op 1 juli 1729 bij openbare veiling verkocht is aan G.J.J. baron van Nagel tot Olden en Nieuwen Ampsen het land, genaamd de Scherpe mate, gelegen in het schependom van Lochem, voor 740 gulden en de keuterplaats, genaamd Klein Burink, gelegen in de buurschap Zwijpe, voor 565 gulden, zijnde dit laatste belast met 3 schepel rogge jaarlijks, 1729 juli 1; met bijlagen, 1729 en 1730.
N.B. Verloren gegaan in de Tweede Wereldoorlog.
159 Huwelijksvoorwaarden van Hendrick Jacob, vrijheer van Nagell tot Ampsen, heer van Marhulsen, zoon van wijlen Joan Harmen van Nagell, heer van Ouden en Nieuwen Ampsen en Anna Hendrietta, douargere van Nagell, geboren vrijfreulijn van Coeverden tot Raen en vrijfreulijn Anna Dorotea Christina Alberdina van Heijden tot Ootmorsen, dochter van vrijheer Johan Sigismund van Heijden, heer van Ootmarsum, veldmaarschalk luitenant, gouverneur van Wezel, enz. en vrijfreulijn Maria Louisa van Diepenbrouck tot Empel, 1729 december 3.
N.B. Op perkament, ondertekend en gezegeld met opgedrukte zegels in rood was door bruidegom, bruid, moeder van den bruidegom, ouders der bruid en twee getuigen. i
160 Huwelijksvoorwaarden van Christiaen Carel, vrijheer van Lintelo, heer tot de Ehse, drossaard der stad en heerlijkheid Bredevoort, ontvanger generaal van de graafschap Zutphen, gecommitteerde ter vergadering der Staten Generaal, extra ordinair envoijé aan het hof van Pruissen, nagelaten zoon van Tijman Johan, vrijheer van Linteloo en Anna Maria Dorothea, vrijvrouw van der Borgh - en Clara Elisabeth, vrijfraulijn van Nagel tot Ampsen, dochter van Johan Herman, vrijheer van Nagel en Anna Henrietta, vrijvrouwe van Coeverden; ten overstaan van Wilhelm, vrijheer van Lintelo van de Ehse, commandeur der Duitsche orde te Tiel, luit. colonel, Frederik Everhard, vrijheer van Lintelo, heer tot Stedum en Ringelum, Johan vrijheer van Lintelo, heer tot Stedum en Ringelum, JOhan vrijheer van Lintelo, heer van de Marsch, landdrost, Johan, vrijheer van Aernhem, heer van Rosendael en Harselo, landdrost, voor de bruidegom; zomede de moeder der bruid, Wilt Jan, vrijheer van Broeckhuisen, heer van den Geldersen Toorn en Spankeren, Jacob, vrijheer van Coeverden, heer tot de Stoevelaar en Hengelo en Jan Borchard, vrijheer van Coeverden, heer tot Rhaen en Rheede, voor de bruid, als huwelijksgetuigen.
De bruidegom brengt mede ten huwelijk het huis de Ehse met toebehoren, leenroerig aan Keppel.
De bruid het erve Mentinck, in de buurschap Lhaeren, met de daartoe behorende keuterstede de Brengenbergh in de buurschap Oolde, allodiaal goed; het goed Meuleman, leenroerig aan Verwolde: de Hubertsmaat in de buurschap Dochteren, Zonder datum.
N.B. Op perkament, ondertekend en gezegeld, met uithangende zegels in rood was, door bruidegom, bruid en getuigen.
163 Johan van der Horst, eerste raad en stadhouder der leenen van Gelre en Zutphen, beleent Hendrik Jacob Nagel met de volgende leengoederen:
1. het goed Olden Ampsen, zie 31 januari 1677
2. het goed Groot Hadekink met de tienden, zie 13 mei 1680
3. het goed Ampsum of Nieuw-Ampsum, zie 31 januari 1677
4. een stuk broekland, genaamd Tijdesloderstockdaelte, zie 31 januari 1677
5. het goed de Stroot, uitgenomen het vrije gedeelte, zie 24 januari 1685
6. het goed Klein Haijkink, zie 5 juli 1695, hem aangekomen bij doode van zijn broeder Gerrit Joost Jan Nagel; ten overstaan van Zeger Verbeek en Otto van Haften, leenmannen, 1733 juni 19.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in rood was.
164 Frederick Willem Floris, baron van Pallandt, erfbannerheer van Voorst, heer van Keppel, leenheer, verklaart dat Herman Henric van Lamzweerde, secretaris van Doesborgh, zijn stadhouder van leenen, beleend heeft Hendrik Jacob baron van Nagel, heer van Ampsen en Marhulsen, met het goed Lamberting, gelegen in het kerspel Exle, leenroerig aan Keppel, zoals diens zal. broeder Garrit Jan Joost Nagel daarmede op 20 maart 1716 is beleend; ten overstaan van Reinerus Canisius Haek en Engel Lutjes, leenmannen van Keppel en Gelre, 1734 juni 16.
N.B. Op perkament, ondertekend en gezegeld met uithangend zegel in rood was, door den leenheer.
165 Aaron Exalto d'Almaras, richter des ampts Hengelo, als stadhouder en griffier der leenen van Verwolde, Vorden en Leemcuijl, voor Maurits Carel Georg Wilhelm baron Ripperda, heer van Verwolde, Vorden en Leemcuijl, beleent Henrik Jacob baron van Nagel, heer van Marhulsen, Ouden en Nieuwen Ampsen, met het goed Brekevelt, gelegen in de buurschappen Dochteren en Exel, bij doode van zijn broeder Gerrit Jan Joost baron van Nagel, die daarmede het laatst op 5 october 1717 beleend is; ten overstaan van Jan van Essen, J. U. Dr., burgemeester van Groenlo en Theodorus Marcus Exalto d'Almaras, J. U. Dr., beleende mannen van Gelre en Keppel, bij gebrek aan Vordensche leenmannen, 1734 juni 16.
N.B. Op perkament, ondertekend door den stadhouder en met uithangend zegel in rood was van den leenheer.
166 Aaron Exalto d'Almaras, richter des ampts Hengelo, als stadhouder en leengriffier der huizen Verwolde, Vorden en Leemcuijle, voor Maurits Carel Georgh Wilhelm, baron Ripperda, heer van Verwolde, Vorden en Leemcuijl, beleent Hendrik Jacob baron van Nagel, heer van Marhulsen en Ouden en Nieuwen Ampsen, na doode van zijn broeder Gerrit Jan Joost baron van Nagel, met de goederen Nihoff en de Meule, gelegen in de heerlijkheid en crink van Verwolde; ten overstaan van Jan van Essen, burgemeester van Groenlo en Theodorus Marcus Exalto d'Almaras, leenmannen van Gelre en Keppel, 1734 juni 16.
N.B. Op perkament, ondertekend door den stadhouder, het uithangend zegel van den leenheer is afgevallen.
167 Henr. Jan Raad, stadhouder der leenen van het huis Nettelhorst, beleent Anna Henrietta van Coeverden, douariere Nagel, met het goed de Aast, gelegen in de buurschap Exel, zoals haar nu overleden zoon G.J.J. van Nagel daarmede op 28 augustus 1716 is beleend; ten overstaan van Wolter Schomaker, burgemeester van Lochem en Herman Lonneman, stadhouder en richter van het scholtampt Lochem, leenmannen der huizen Vierakker en Klarenbeek, 1734 augustus 17; met bijlage, 1734 augustus 20.
N.B. Twee acten op perkament, ondertekend door den stadhouder en met uithangende zegels in rood was van den leenheer. i
168 Anna Henrietta van Coeverden, douariere van Nagel tot Ampsen, schenkt bij gifte onder de levendigen aan haar zoon Hendrik Jacob baron van Nagel van Ampsen de volgende goederen:
De halve koopspenning van de goederen Haijtinck en Stroete, gelegen in de buurschap Ampsen, leenroerig aan Gelre.
Het goed Geverdink, gelegen in de buurschap Beltrum.
De goederen Nijsink en Lemfert, gelegen in het richterampt Kedingen, kerspel Rijssen.
Het goed Aelderink, gelegen in het kerspel Borne.
Het goed de Aast, gelegen in de buurschap Exel, leenroerig aan het huis Neddehorst.
Een obligatie groot 2000 gulden, ten laste van den Keurvorst van Beijeren.
De 600 Car. gulden, die donatrice bij huwelijksche voorwaarden van 20 maart 1682 jaarlijks zijn toegelegd door wijlen haar echtgenoot.
De halve koopspenning van de havezaten Marhulsen en Heest met toebehoren.
De halve koopspenning van de goederen Hoog Antink, Klein Buerink, de Schegget en Broek G..ts.
De meubilaire goederen op de huizen Marhulsen en de Heest, voglens de specificatie door de donatrice ondertekend; ten overstaan van Harmen Lonneman, stadhouder en richter, Garrit Prosman en Jan op de Scharpemate, gerichtslieden, 1734 augustus 20; met bijlagen, 1734.
N.B. Verloren gegaan in de Tweede Wereldoorlog. Extract op papier uit het protocol van het scholtampt Lochum, gewaarmerkt door den stadhouder. i
169 Testament van Anna Henrietta van Coeverden, douariere van Jan Herman Nagel tot Ampsen, geassisteerd met dr. Bern. Huinink, als momber.
Zij vermaakt aan haar zoon Hendrik Jacob van Nagel, heer van Ampsen en Marhulsen, al het linnen, beddegoed, goud en zilver en een som van 50.000 Car. gulden.
Laatstgenoemde som zal niet uitgekeerd worden indien zijne twee zusters hem het bezit der goederen niet betwisten, die zij op heden bij gifte gerichtelijk aan haar zoon heeft overgegeven, 1734 augustus 20.
N.B. Op papier, ondertekend en gezegeld met opgedrukte zegels in rood lak door de testatrice en momber.
Op de acte staat vermeld dat op 18 februari 1738 dit testament geopend en gelezen is door Herman Lonneman, stadhouder, W. Moiderman en W. Schomaker, schepenen van Lochem.
Het testament is 20 augustus 1734 gesloten door een transfixbrief op perkament met uithangend zegel in rood was; ten overstaan van Herman Lonneman, stadhouder en richter, Garrijt Prosman en Jan op de Scherpemate, gerichtslieden van het scholtampt Lochem.
Bij het openen van het testament is het ene einde van den perkamenten strook, waaraan het zegel hangt, doorgesneden. i
171 De staten generaal der Vereenigde Nederlanden stellen aan Henrick Jacob van Nagel tot Marlhulsen, tot raad ter admiraliteit bij provisie in West Friesland en het Noorderquartier, 1738 mei 1.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in rood was. Achterop staat dat de benoemde op 1 mei 1738 den eed heeft afgelegd.
172 Johan van Hasselt, eerste raad en stadhouder der leenen van Gelre en Zutphen, beleent Hendrik Jacob van Nagel tot Olden en Nieuwen Ampsen, Heest en Marlhulsen met het goed Verrevelt, gelegen in het kerspel van Aelten, lande van Bredevoort, leenroerig aan Gelre en Zutphen, ten Zutphensche rechten, met aangekomen bij doode van zijne moeder Anna Henrietta van Coeverden; ten overstaan van Engelbert opten Noorth, leengriffier en Zeger Verbeek, leenmannen, 1738 juli 1.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in rood was, ondertekend J. van Essen. i
173 Inventaris der nalatenschap van Anna Henrietta van Coeverden, weduwe van Jan Herman van Nagel, opgemaakt door Hendrik Jacob van Nagel, 1738 september 23.
N.B. Verloren gegaan in de Tweede Wereldoorlog. Op papier, ondertekend H.J. van Nagell. i
174 Stadhouder en raden, in naam der staten van Gelre en Zutphen, stellen aan tot scholtus van Lochum, Hendrik Jacob van Nagel tot Marlhulsen, ter vervanging van Maurits Carel Georgh Willem van Ripperda, voor zolang als genoemde staten de pandpenning staande van het scholtampt, groot 500 dalers, niet gelost hebben, 1740 augustus 9; met bijlagen, 1737-1742.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in rood was, ondertekend J. van Essen. Achterop staat det de benoemde op 9 augustus 1740 den eed heeft afgelegd. Blijkens bijgaande acte op papier van 29 april 1740 was de benoemde op dien datum provisioneel als scholtus aangesteld.
177 Jasper Hendrik van Lijnden, eerste raad en stadhouder der leenen van Gelre en Zutphen, beleent Maria Reinera van Nagel tot Ampsen met een stuk broekland, genaamd Tijdesloderstokdaelte, gelegen in het schependom Lochem, afgespleten van het leengoed ter Cluse, haar aangekomen uit den ouderlijken boedel, krachtens scheiding van 20 november 1742; ten overstaan van Willem Jan Tulleken, leengriffier en Zeger Verbeek, leenmannen, 1743 februari 12.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in rood was, ondertekend W.J. Tulleken.
178 Herman Henric van Lamzweerde, secretaris van Doesborg, stadhouder der leenen, van Frederik Willem Floris baron van Pallandt, erfbannerheer van Voorst, heer van Keppel, leenheer van Voorst en Keppel, beleent Anna Dorotea Christina Alberdine van Heijden, douariere van Nagel, ten behoeve van haar minderjarigen zoon Jan Harmen Sigismund van Nagel, met het goed Lamberting, leenroerig aan Keppel; ten overstaan van Johan Hendrik van Schlaun, drossard tot Elzen en Petrus Canisius Baerken, respectievelijk leenmannen van Berge en Gelre, 1743 februari 12.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in rood was van den leenheer, ondertekend door den stadhouder.
179 Jasper Hendrik van Lijnden tot Ressen, eerste raad en stadhouder der leenen van Gelre en Zutphen, beleent Anna Dorotea Christina Albertina, baronnesse douariere van Nagel, geboren van Heijden, vrouwe van Ampsen en Marhulsen, ten behoeve van haar minderjarigen zoon Jan Herman Sigismund van Nagel, met de volgende leenen:
1. het goed Olden Ampsen
2. het goed Ampsen of Nieuwen Ampsen
3. het goed Groot Hadekink met de tienden
4. het goed de Stroot
5. het goed Klein Haikink
ten overstaan van Willem Jan Tulleken, leengriffier en Henricus Jacobus Schutz, leenmannen, 1743 februari 12.
N.B. Zie inv.no. 163. Op perkament, met uithangend zegel in rood was, ondertekend W.J. Tulleken. Achterop staat dat J.H.S. van Nagel, meerderjarig geworden, zelf beleent is op 17 februari 1751.
180 Adolph Jacob Hendrik vrijheer van Heeckeren, heer tot Nettelhorst en Batingen, leenheer, beleent Anna Dorotea Christina Alberdijna van Heijden, douariere van Hendrik Jacob van Nagel, ten behoeve van haar minderjarigen zoon Jan Hermen Sigismund baron van Nagel, met de Geerdinktiende en Geerdinck Mathe en met het goed de Aast, gelegen in de buurschappen Ampsen en Exel, leenroerig aan den huize Nettelhorst; ten overstaan van Henr. Jan Raad, leenman van Gelre, Arend Raad, leenman van Nettelhorst, 1743 februari 23.
N.B. Op perkament, ondertekend en gezegeld met uithangend zegel in rood was van den leenheer.
183 Freulijn M.R. van Nagel tot Ampsen, M.G.C.W. baron van Ripperda met Anna Maria Dorothea baronesse van Lintelo, echtelieden, enz., alle erfgenamen van Mevrouw van de Hoeve en Hofstede, bekennen over te dragen aan douariere van Nagel, geboren van Heijden, vrouw tot Ampsen en Marhulsen, de op 10 september en 10 october 1743 in openbare veiling uit den boedel van genoemde Mevrouw van de Hoeve verkochte goederen, als:
Veertien dag maaijens in het Grasbroek, gelegen in de buurschap Dijke,
De Duitsche mate,
Vier schepel gezaai op den Sonnenkamp,
Vier schepel gezaai op het Rot,
De schepeltiende ad 6 schepel rogge en 9 schepel garst uit Esselink,
Het goed Overdijkink,
Een kamp bouwland genaamd Haijbert,
gelegen in de heerlijkheid Borculo, voogdij Geesteren; ten overstaan van burgemeesters, schepenen en raad der stad Borculo, in naam van den graaf van Fleming, heer der stad en heerlijkheid Borculo, 1744 juni 24.
N.B. Op papier, ondertekend door den secretaris. De koopprijs van deze goederen bedroeg 7281 gulden. Met enige stukken betreffende den genoemden boedel.
184 Magescheid tusschen Frederic Johan Sigismund van Heijden en Frederic Robbert Evert van Capellen, als gemachtigden van Jan Herman Sigismund van Nagel, ter eenre, en Frederic Johan Sigismund van Heijden, Maurits Carel Georg Willem van Ripperda en Frederik Robbert Evert van der Capellen, als mombers der onmondige kinderen van wijlen Hendrik Jacob van Nagel en A.D.C.A. van Heijden, omtrent alle goederen als aan partijen door hunne moeder bij het ingaan van haar tweede huwelijk voor hunne vaderlijke effecten bij magescheid van 7 maart 1748 zijn toegedeeld en door overlijden van hun broeder Gerrit Joost van Nagel, 1751 januari 2.
N.B. Op papier, ondertekend en gezegeld met opgedrukte zegels in lak der gemachtigden, mombers en vier dedingslieden.
Hendrik Jacob van Nagel had vier kinderen bij A.D.C.A. van Heijden als: Jan Herman Sigismund, Anna Louisa Maria Elisabeth Geertruit, Reinira Adolphina Charlotta en ....
A.D.C.A. van Heijden, wed. H.J. van Nagel, hertrouwde ...... met .....
185 Carl Wilhelm van Quad en Hugtenbreuk en Anna Louisa van Nagell, echtelieden, bekennen verkocht te hebben aan freulijn Maria Reinira van Nagel de volgende goederen:
Het goed Meuleman in den crink van Verwolde, leenroerig aan den huize Verwolde
Het goed Nijhof in den crink van Verwolde, leenroerig aan den huize Verwolde, met het Nagelsbroek onder Markel gelegen, leenroerig aan den huize Hengelo
Het goed Lammertink, gelegen in de buurschap Exel, leenroerig aan den huize Keppel
Het allodiale goed Brengenberg, gelegen in de buurschap Oolde
voor 27750 gulden, betaalbaar in twee termijnen de eerste op St. Peter, de tweede op 1 mei 1757, 1757 februari 20.
N.B. Op papier, ondertekend door de verkopers.
186 Johan Hendrik Brass, stadhouder en griffier der leenen van den huize Verwolde, voor Alart Philip vrijheer van der Borch, heer van Verwoolde, Langentrier en Detmolt, beleent freule Maria Reinira baronesse van Nagel tot Ampsen met de goederen Meuleman en Niehoff, gelegen in de heerlijkheid Verwoolde, leenroerig aan den huize Verwoolde, ten Zutphensche rechten; ten overstaan van Willem de Wolff en Harmen Tjaink, respectievelijk leenmannen van Overijssel en Bar en Lathum, 1757 november 14.
N.B. Op perkament, ondertekend door den stadhouder, met uithangend zegel in rood was van den leenheer.
187 Carel Willem van Quad en A.L.M.E.G. van Nagel tot Ampsen, echtelieden, bekennen over te dragen aan freulin M.R. van Nagel het goed Brengenberg, gelegen in de buurschap Oelde, ingevolge de koopcedulle daarvan opgericht op 20 februari 1757; ten overstaan van Jan Joost opten Noort, scholt van Lochem en gerichtslieden, 1757 november 21.
N.B. Op papier, met opgedrukt zegel van den scholt, ondertekend door den landschrijver.
188 Frederik Willem Floris baron van Pallandt, bannerheer van Voorst, en heer van Keppel en Walveert, approbeert als leenheer van Keppel, dat C.W. baron Quadt en A.L.M.E.G. baronesse van Nagel tot Ampsen, echtelieden, het goed Lambertinck, leenroerig aan Keppel, verkopen aan freulin M.R. Nagel.
Dezelfde leenheer beleent freulin M.R. van Nagel met het goed Lammerting; ten overstaan van Johan Herman van Leenhof de Lespiere, leenman van Borculo en Martin Herman Huigens van Lamzweerde, leenman van Keppel, 1757 november 29. 2 charters
N.B. De twee acten, op perkament, zijn door een uithangend zegel in rood was van den leenheer verbonden.
189 Johan Hendrik Brass, stadhouder en griffier der leenen van den huize Vorden, voor Anna Maria Dorothea vrijvrouwe van Lintelo, douarière van Maurits Carel Georgh Willem vrijheer van Ripperda, in leven heer van Vorden, enz. beleent freule Maria Reinera baronesse van Nagel tot Ampsen met het goed Brekveld, gelegen in de buurschappen Dochteren en Exel; ten overstaan van Gerhard Olthoff en Harmen Tjaink, leenmannen van Ampsen en Baar en Lathum, bij gebrek aan Vordensche leenmannen, 1758 juni 19.
N.B. Op perkament, ondertekend door den stadhouder met uithangend zegel in rood was van M.C.G.W. van Ripperda.
190 De gouvernante en voogdesse van den minderjarigen erfstadhouder en raden, in naam van de staten van Gelre en Zutphen, stelt aan tot scholt binnen en buiten Zutphen Jan Herman Sigismund van Nagel tot Ouden en Nieuwen Ampsen, bij overlijden van Walraven Robbert van Heeckeren tot den Brantsenburg, 1758 augustus 9; met retroactum, 1758 augustus 21.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in rood was, ondertekend J. van Essen. Achterop staat dat de benoemde op 9 augustus 1758 den eed heeft afgelegd.
191 Stukken van een proces gevoerd door freule M.R. van Nagel contra Reint Broekman, omtrent het hakken van een peppelboom achter de schuppe van het erve Dijkink, gelegen in de buurschap Exel, 1759-1760. 1 omslag
192 Maria Francisca, abdisse van het vrije stift Elten en Vreden, geboren rijksgravin tot Manderscheidt, Blanckenheim en Gerolstein, beleent Maria Reinera von Nagel met het goed Half Anting gelegen bij Groenlo, bij afsterven van Henrick Jacob van Nagel, haar broeder, 1759 december 20.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in rood was der abdis van Vreden.
193 Jan Laurens Solner, stadhouder der leenen van het huis Nettelhorst, voor E.C.C.W. baron van Heeckeren, heer van de Nettelhorst en Batingen, beleent wegens overlijden van den vorigen leenheer A.J.H. baron van Heeckeren, heer van Nettelhorst, Batingen, Overlaar en de Heest, met lediger hand, J.H.S. baron van Nagel, heer van Ouden en Nieuwen Ampsen, met het goed de Aast, met de tienden uit de Aast en met de Geerdinck mate en tiende, gelegen in het schependom Lochem, als drie afzonderlijke leenen leenroerig aan den huize Nettelhorst; ten overstaan van Arent Raet en Jan Willem Vosberg, leenmannen van Nettelhorst, 1766 october 31.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in groen was van den leenheer, ondertekend door den stadhouder.
194 Johan Vigh tot de Snor en Appelenburg, eerste raad en stadhouder der leenen van Gelre en Zutphen, approbeert het besloten testament van Maria Reiniera baronesse van Nagel tot Ampsen, op 15 juni 1767 voor schepenen van Lochum gemaakt, voor zoverre het leenen van Gelre en Zutphen betreft; ten overstaan van Willem Jan Tulleken, leengriffier en Rutger Tulleken, leenman, 1768 november 8; met retroactum, 1768 november 7.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in rood was, ondertekend W.J. Tulleken.
195 Johan Vijgh tot de Snor en Appelenburg, eerste raad en stadhouder der leenen van Gelre en Zutphen, approbeert het besloten testament van Maria Reiniera baronesse van Nagel tot Ampsen, op 15 juni 1767 voor schepenen van Lochem gemaakt, voor zoverre het leenen van den huize Vorden betreft, ingevolge de resolutie der heeren raden van Gelre en Zutphen van heden; ten overstaan van Willem Jan Tulleken, leengriffier en Rutger Tulleken, leenman, 1768 november 9.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in rood was, ondertekend W.J. Tulleken.
196 Magescheid tusschen Jan Herman Sigismund van Nagell; Anna Louisa Maria Geertruidt van Nagell, gehuwd met Carel Willem van Quadt van Gatropp; Alexander Hendrik van der Capellen van den Boedelhoff en Dam, voor zich zelf en in naam van zijne vrouw Reiniera Adolphina Charlotte van Nagell en Petronella Reiniera douariere van Heeckeren, geboren van Lintelo tot Nettelhorst, omtrent den boedel van hunne tante Maria Reinira van Nagell, 1768 december 6; met bijlagen, 1768, 1771.
N.B. Op papier, ondertekend en gezegeld met opgedrukte zegels in lak van partijen. Het testament van Maria Reiniera van Nagell van 15 juni 1767 werd op 17 november 1768 geopend.
197 Fredrik Willem Floris baron van Pallandt, erfbannerheer van Voorst, heer van Keppel en Walvaart, enz. als leenheer, beleent Jan Herman Sigismund, baron van Nagell, heer van Ouden en Nieuwen Ampsen, met het goed Lammertinck, leenroerig aan Keppel, gelegen in de buurschap Exel, zoals zijne tante freulin Maria Reiniera van Nagel tot Ampsen daarmede laatselijk op 29 november 1757 beleend is; ten overstaan van Josias Olmius, burgemeester van Doetinchem, leenman van Berge en Diderick Hummelink, burgemeester van Groenlo, leenman van Keppel, 1769 november 4.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in rood was van en ondertekend door den leenheer.
198 Willen Engelen, raad en plaatsvervangend stadhouder der leenen van Gelre en Zutphen, beleent Jan Herman Sigismund van Nagel tot Ouden en Nieuwen Ampsen met een stuk broekland, genaamd Tydesloderstockdaelte, gelegen onder het schependom Lochem, afgespleten van het leen ter Cluse, hem aangekomen bij doode van Maria Reiniera van Nagel; ten overstaan van Willem Jan Tulleken, leengriffier en Rutger Tulleken, leenman, 1769 november 9.
N.B. Op perkament, met uithangend zegel in rood was, ondertekend W.J. Tulleken.
199 Johan Henrick Brass, stadhouder en griffier der leenen van den huize Verwoolde, voor Frederick Willem baron van den Borch, heer van Verwoolde, beleent Jan Herman Sigismund baron van Nagel heer van Ouden en Nieuwen Ampsen, landdrost van het graafschap Zutphen, bij doode van freule Maria Reiniera baronesse van Nagel, uit kracht van haar testament van 15 juni 1767, ten behoeve van zijn minderjarigen oudsten zoon Anna Willem Carel baron van Nagel, met de goederen Nijhoff en ter Meulen, gelegen in de heerlijkheid Verwoolde, leenroerig aan den huize Verwoolde; ten overstaan van Josias Olmius en Jan Laurens Solner, leenmannen van Berge, 1769 december 12; met bijlage, 1778.
N.B. Op perkament, ondertekend door den stadhouder en met uithangend zegel in rood was van den leenheer. 17 october 1778 wordt A.W.C. van Nagel, meerderjarig zijnde, zelf beleend.
200 Alex. Hendr. van der Capellen, in naam van zijne huisvrouw Reiniere Adolphine Charlotte van Nagell, geeft volmacht aan den heer Cassius, raad en rentmeester generaal der Ballie te Utrecht, om te kopen en te transporteren haar aandeel in het goed Soetendaal, gelegen onder de heerlijkheid Agtienhoven, in de provincie Utrecht; ten overstaan van raden van Gelre, 1777 augustus 9.
N.B. Op papier, ondertekend door den griffier.
201 Thomas van der Leij, lieutenant in het regiment van den prins van Baden en Petronella Lucretia Wentholt, echtelieden, geven volmacht aan denzelfden persoon tot hetzelfde doel; ten overstaan van Jan Conrad van Hasselt, auditeur militair des garnizoens van Arnhem en twee vendrigs van het regiment, 1777 september 27.
N.B. Afschrift op papier, ondertekend J.C. van Hasselt, de minuut was ook ondertekend door de twee vendrigs.
202 Inventaris van den boedel van Jan Mathias Greve, in leven rentmeester van den heer landdrost van Nagell tot Ampsen en ontvanger der verponding van het scholtampt Lochem, opgemaakt door W.Ph. de Wolff en J.L. Solner junior, administreerende voogden, 1784 april 1. 1 omslag
203 Josepha, vorstin tot Elten, geboren rijksgravin tot Salm Reifferscheid en Bettburg, abdis van het stift Vreden, beleent Anne Wilhelm Carl von Nagel, heer van Oud en Nieuw Ampsen, met het goed Half Anting, gelegen bij Grol, zoals hij daarmede beleend is op 12 november 1785, 1790 november 24; met bijlage, 1808 december 6.
N.B. Op papier, ondertekend door den secretaris W.J. Kries. Dito belening van 6 december 1808.
204 Alphard Philips Reinier Carel, vrijheer van der Borch, heer van Verwolde, Vorden, enz. beleent A.W.C. baron van Nagel, heer van Ouden en Nieuwen Ampsen, wegens het optreden van een nieuwen leenheer, met lediger hand, met de goederen Nijhof en ter Meulen of Meuleman, zoals hij daarmede op 15 october 1778 is beleend; ten overstaan van J.L. Solner en H.J. Raedt, leenmannen van Nettelhorst, 1792 december 11.
N.B. Op perkament, ondertekend door den leenheer en H.J. raedt, met opgedrukt zegel van den leenheer.
205 Alhard Philip Reinier Carel, vrijheer van der Borch, heer van Verwolde en Vorden, beleent A.W.C. baron van Nagell, heer van Ouden en Nieuwen Ampsen, met het goed Brekveld, gelegen in de buurschap Groot Dochteren, ten overstaan van mr. J.L. Solner en H.J. Raadt junior, leenmannen van Nettelhorst, 1792 december 11.
N.B. Op perkament, met opgedrukt zegel van den leenheer.
02. Diverse bundels
03. Leenkamer
04. Jacht en Visscherij
05. Kerk te Lochem
06. Vicarie in de kerk te Lochem
07. Marken
08. Goederen in de Betuwe
09. Kaarten
10. Inventarissen
11. Stukken geen betrekking hebbende op Ampsen
laatste wijziging 21-01-2021
350 beschreven archiefstukken
72 gedigitaliseerd
totaal 2.915 bestanden

Kenmerken

Datering:
1353-1861
Auteur:
P.N. van Doorninck
Categorie:
laatste wijziging 21-01-2021
350 beschreven archiefstukken
72 gedigitaliseerd
totaal 2.915 bestanden
 
 
 

Contact

location Westervoortsedijk 67-D
     6827 AT Arnhem
     (parkeerplaats aan de
     Mercatorweg)

E-mail Contactformulier
Telefoon  Telefoon
calender2 Openingstijden studiezaal

Handige links

Disclaimer
Klachten
Privacy statement
Toegankelijkheid
Wet open overheid (WOO)