Uw zoekacties: Kelnarij van Putten

0324 Kelnarij van Putten

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden.

Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer.

Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden.

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.

Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen.

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien.

0324 Kelnarij van Putten

Delen

Doorsturen per email

Delen via Facebook

Delen via X (Twitter)

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Favoriet of een notitie maken

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Reageren

Stuur een reactie naar Gelders Archief

Inleiding

1. Openbaarheid en citeren

2. Geschiedenis van de archiefvormer

3. Archief en inventarisatie

4. De aanwinst 1962

5. Literatuur

laatste wijziging 18-05-2022

560 beschreven archiefstukken

269 gedigitaliseerd

totaal 26.335 bestanden

Delen

Doorsturen per email

Delen via Facebook

Delen via X (Twitter)

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Favoriet of een notitie maken

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Reageren

Stuur een reactie naar Gelders Archief

Inventaris

1. De kelnarij en de kelner

Toon details van deze beschrijving

2. Beheer van de kelnarij

Toon details van deze beschrijving

3. Uitoefening van aan de kelnarij verbonden rechten

Toon details van deze beschrijving

4. Oude inventarissen

Toon details van deze beschrijving

5. Elders berustend

Toon details van deze beschrijving

6. Regesten

Toon details van deze beschrijving

1 Keizer Henricus (II) bevestigt de schenking van bisschop Meynwercus van Paderborn aan het door de laatste te Paderborn gestichte klooster

2 Meginwercus, bisschop van Paderborn, schenkt aan het klooster aldaar vele eigendommen, o.a. de kerken en tienden te Radenghem, Putten, Worthusen en in Testerbant de kerken en tienden te Tulen, Haffhen, Gambron, Helliu en Nywelon

2A Conradus, abt van het klooster te Paderborn, stelt nieuwe hofrechten voor de hofhorigen te Putten en Radinchem vast

2B Otto, graaf van Gelria, en Richardis, zijn vrouw, verklaren, dat zij ten gunste van de H. Maria, de H. Ludgerus en alle heiligen (d.i. de kerk te Werden) de hof te Putten van de St. Ludgeruskerk te Werden ontheven hebben van de last om jaarlijks twee dienaren van de graaf te kleden, onder voorwaarde van het houden van een jaargetijde voor 's graven vader, voorgangers en opvolgers

2C Otto, abt, en proost en het conventus van Werdina verklaren, dat zij aan de horige lieden ('litones') van de hof in Putten op hun verzoek opnieuw verleend hebben het recht van wastynsige lieden, zoals het hun vroeger geschonken was ten tijde van Heribertus, abt, en van Henricus, proost van Werdina

3 Bertholdus abt, Berthramus prior, Albertus koster, Ludolphus, kameraar en Henricus, kelner en het convent van het klooster van de heilige Apostelen Petrus en Paulus te Paderborn geven op verzoek van Servatius van Aller een omschrijving van de rechten van een gevrijd goed

4 Nicolaus de Buren, vicecuratus in Vorthusen, en twee andere scheidslieden doen uitspraak in een geschil tussen het klooster te Paderborn en Everhardus de Westenappel over een pacht van 5 malder rogge van de goederen in Westenappell

5 Everth vann Westenappell oorkondt, dat hij aan het klooster te Paderborn een jaarlijkse rente van 2 pond uit zijn goed Westenappell verkocht heeft

6 Diderick vann Allaer, knape, ambtman en schout in Velwenn, oorkondt, dat Everth vann denn Besenn en echtgenote de Maet bij Westenvelde, gespleten uit Frederixguidth, te Appell heeft overgedragen aan Aernt, de smid te Vorthusenn

7 Gerard vann Merlo, pastoor te Vorthusenn, bevestigt en bezegelt een oorkonde van gelijke datum (reg.no. 6)

7A Rodolfus de Dotinchem, kanunnik van de kerk van St. Petrus te Trajectum, 'persona' in Putten, geeft ten verzoeke van Walterus de Diermen vidimus van een akte van 1279 (reg.no. 2c)

8 Claes van dem Stene, proost van Werden, oorkondt, dat heer Herbert van Putten, heer Bernt van den Dorenwert, ridder, heer Hinrick Mumme, priester, Arnt van der Lawick, richter van Veluwen, Jan van der Lawick, Claes en Diderick van Aller, gebroeders, en Hinrick van Herwin een uitspraak gedaan hebben tussen hem, proost, en degenen, die goederen van hem gebruiken, over de jaarlijkse betaling van rogge, aal, haring, varkens en hamels, waarbij is bepaald, wat ieder, in de akte met name genoemd, voortaan jaarlijks aan rogge en geld zal betalen

9 Florentius, bisschop van Utrecht, geeft aan abt en convent van het klooster te Paderborn het patronaatsrecht over de kerken te Putten en te Voerthusen, en incorporeert hen bij het klooster

10 Bartolt van Buren, proost te Werden, verleent de keurmedigen Giszelbrecht Bessell Loyensoen en zijn echtgenote Truda op Crakenguet van Halvinckhusen gedurende hun leven oprukking onder voorwaarde, dat het eerstgeboren kind uit hun huwelijk keurmedig zal worden

11 Arnt the Boechop, richter van Veluwen, oorkondt, dat Gerrit Schouteman tweehonderd zestig Gelderse guldens heeft ontvangen tegen onderpand van een kamp land, Telinxwerf geheten en gelegen in Nijkerk

11A Arnt the Boeckop, richter van Veluwen, oorkondt, dat Wouter van Neckevelde een keur aan de abt van Paderborn heeft toegezegd bij overlijden van zijn echtgenote voor het erf Gagelwijc en dat Ricout Wouterssoen van Neckevelde beloofd heeft een keur te zullen geven voor het goed Gerwerdinghen

11B Reyner van Aller, pander, oorkondt, dat Ghiisbert van Volenbeke en zijn echtgenote Ghertrud een keur aan de abt van Paderborn heeft toegezegd bij overlijden van Ghertrud, en dat Grawert van der Moelen hetzelfde heeft beloofd bij overlijden van zijn echtgenote, evenals Reyner Bessel Loyenzoen voor zijn oudste kind

11B1 Willem van Gulich, hertog van Gelre enz., verklaart, dat hij Claes van Dyrem, Cope Witlinxzoon, tot zijn vrije dienstman heeft ontvangen

11C Art van Bocop, richter van Veluwen, oorkondt, dat de gemene luiden, behorende tot de hof te Putten, een accoord gesloten hebben met Conraet van Allenhusen, abt van Paderborn, waarbij de rechten van de hofhorigen en hun goederen zijn vastgesteld

11D Claes van Direm erkent van heer Betolt van Buren, proost van Werden, de hof te Putten ontvangen te hebben zoals Gerit Scoutman daarmede was beleend

12 Floris Voss, notaris, geeft op verzoek van abt Conradus van het klooster te Paderborn een vidimus van de oorkonde van 1031 (reg.no. 2)

13 Reynalt, hertog van Gelre, etc., verheft Henrick tot vrije dienstman en de hof te Dierum tot een vrij goed, onder voorwaarde, dat hij als jaarlijkse pacht aan het klooster te Paderborn zes schepel rogge en zes schepel gerst levert

14 Hinricus, abt, prior en convent van het klooster te Paderburne, verklaren, dat zij de helft van de grote en de kleine tiend (waarvan de andere helft aan de abdis van Elten behoort) aan Otto van Asperen verpacht hebben, waarbij zij hem tevens het patronaatsrecht van de kerk te Hellu verlenen

15 Guntram van Graschop, proost van het munster te Werden, oorkondt, dat hij 2½ morgen land, gespleten uit Dijckmansguede, dat horig is in de hof te Putten, in tyns heeft uitgegeven aan Aelt Killenzoon

15A Guntram van Graescop, proost van het munster te Werden, oorkondt, dat hij Claes Noudenzoon een kamp, genaamd Woldeskamp, die gekocht was uit het goed te Norden en horig was in de hof te Putten, in tyns heeft gegeven

15B Ude van Averhulle, priester en pastoor van Rantwick, erkent jaarlijks 2 mud haver uit het erf Campen, gelegen bij Oyhus in de Oeverbettow, schuldig te zijn aan de proost van Werden

16 Paus Martinus (V) bevestigt het privilege van bisschop Florentius van Utrecht voor abt en convent van het klooster te Paderborn, inzake de incorporatie van de kerken te Putten en Vorthusen bij het klooster (zie reg.no. 9) en de bevestiging van deze incorporatie door paus Bonifacius IX

16A Arnolt, hertog van Gelre, etc., verklaart, dat hij Geertruydt Huysselmansdochter als horige van de abt van Paderborn heeft ontvangen en dat hij daarvoor in ruil heeft gegeven Bya Aeltsdochter van Dronckeler

16A1 Schepenen en raad van de stad Herderwiick oorkonden, dat Alfert ten Velde Ricoltszoon en Riklant zijn vrouw een hooimaat, gelegen op Roestsmeden, en een jaarrente van 3 molder winterrogge uit hun erf, Veldenerve genaamd, gelegen te Hierden, overdragen aan Otte Hermanss.

17 Claes van Dyrem verzoekt aan de abt, proost en het gemene kapittel van Werden om de overdracht van het goed, dat hij van de hof te Putten in leen hield, op zijn zoon goed te keuren

18 Arnolt, hertog van Gelre, etc., oorkondt, dat hij Wolff van Horseler en diens echtgenote en kinderen, en zijn goed tot Horseler, gelegen in het kerspel Bernevelt, uit de horigheid ontslaat en dat hij Wolff van Horseler c.s. als vrije dienstleden aanvaardt en het goed te Horseler tot een vrij erftynsgoed maakt

19 Arnolt, hertog van Gelre, etc., oorkondt, dat hij Peel Mentzoen en het Peel Mentzengoet, gelegen in het kerspel Nyekerck en buurschap Slichtenhorst, uit de horigheid ontslaat en dat hij Peel Mentzoen als vrije dienstman aanvaardt

19A Evert en Daem van Delen, gebroeders, Art van den Scarpenhues, Hinrick Hertgerszoon en Herman Roterdeszoon oorkonden, dat Godert Hinrixzoon van Essen heeft verklaard, dat hij, zijn moeder, zusters en broeders horig waren aan de proost van Werden in de hof te Putten en dat zij in een wissel met de (hertog) van Gelre gewisseld zijn tegen Johan Haeck

19B Arnolt, hertog van Gelre, enz., oorkondt, dat hij op verzoek van Claes van den Veen het volschuldig voogdgoed Veen met het Weyerslant, het halve Heinrics Meyns. erve te Spriel, twee morgen in Valenbeeckscamp, ¾ morgen in Kolenmaet, ¼ morgen in Sprielrecamp en drie roeden buitendijks gevrijd heeft tot tynsgoed en Claes van den Veen c.s. tot vrije dienstlieden

19C Johan van Lymborch, proost van de abdij, en het gemeen kapittel te Werden oorkonden, dat zij met Aelheit, weduwe van Geret Boesen, en Johan, haar zoon, een overeenkomst getroffen hebben over de betaling van tyns van het Crachtesguet, gelegen bij de kerk te Dorenspick, dat horig was in de hof te Putten en dat door de (hertog) van Gelren tot tynsgoed was gevrijd

20 Casiin van Oldenbernevelt, richter van Veluwen, verklaart, dat pastoor en kerkmeester van de kerk te Putten een O.L. Vrouwe vicarie gesticht hebben en daaraan allerlei goederen en inkomsten hebben verbonden

20A Casijn van Oldenbernevelt, richter van Veluwen, oorkondt, dat Griet van den Veen alle voorrechten, verworven bij een akte van 3 september 144, hier geïnsereerd (reg.no. 19b), heeft overgegeven en volschuldig eigen van de abdij van Elten is geworden

21 Rodolphus, bisschop van Utrecht, bevestigt de stichting en begiftiging van een O.L. Vrouwe vicarie bij de kerk te Putten (zie reg.no. 20)

21A Otto van Asperen en Vuren Johanszoon, knaap, erkent jaarlijks 5½ mark zilver schuldig te zijn aan Henrick, abt, Conraeth, prior, en het convent van het klooster St. Peter en Pawel te Paderborn wegens hun tienden te Haefthen en Hellu, die hij zal betalen in de hof te Redinchem in Veluwen of aan de priorinne van het klooster aldaar, en belooft de overeenkomsten, tussen zijn voorvaderen en de abt en het convent over de tienden en de kerkegift te Haefthen en Hellu gemaakt, te zullen nakomen en hiervan instrumenten van de officiaal Utert te zullen overleveren

22 Bertout van Dasselair en Geertrud, zijn echtgenote, verklaren uit hun goederen jaarlijks 1 goude kurforster Rinschen gulden schuldig te zijn aan de kerk te Putten

23 Arnolt, hertog van Gelre, etc., als erfvoogd, en Henricus de Vrede, abt te Paderborn, als erfheer, sluiten een overeenkomst over de horige lieden en goederen gelegen in de Velewen, waarbij bepaald wordt, dat de hertog 1/3 deel en de abt 2/3 deel van de breuken zal ontvangen

23A Peter van Egmont etc., richter van Veluwen, oorkondt, dat Castijn van Neckenvelde het goed to Steenler, gelegen in het kerspel van der Niekerck, heeft overgedragen aan Kylle van Vanevelt

24 Henrich dye Wrede, abt van het klooster te Paderborn, oorkondt, dat hij de vrijing van Peel Mensenzoon en zijn goed door de hertog van Gelre (zie reg.no. 19) goedkeurt en bevestigt

24A Henrick van Moersseler, Cosijn van Luxhoell, Greman Willemss. en Maes Aeltszoon maken een magescheid tussen Jan van Sprenkeler en diens zuster Trude

25 Casijn van Oldenbarnevelde van wege de onmondige hertog van Gelre, Johan van Brienen, als ambtman van abt Henricus van het klooster te Paderborne enerzijds, en Lieffer en Wylt Voet van wege Ricolt van Horseler anderzijds, als scheidslieden, sluiten een accoord, waarbij de abt de vrijing van het goed tot Horseler door de hertog van Gelre (zie reg.no. 18) erkent

25A Henrick, abt van het klooster St. Peters en Pauwels binnen Paderborne, beleent Henrick van Vanevelt met het Grobbenguet, gelegen in Erckemeden, 2½ morgen land, gekomen uit Heyn Abelenzoons goed, gelegen in Erckemeden, en 2½ morgen land, gekomen uit Vleyenguet, gelegen bij het dorp ter Nyekerke

25B Peter van Egmont etc., richter van Veluwen, geeft vidimus van een akte van 2 november 1453 (reg.no. 20a)

26 Johan van Brenen, ambtman van de abt van Paterborn en Liefert en Wilt Voet, gevolmachtigd door Ricout van Horsseler, stellen een nadere overeenkomst op over de verplichtingen van Ricout bij versterf (zie reg.no. 25)

27 Henrick, abt van het klooster te Paderborne, erkent en bevestigt de vrijing van het horige goed te Norden door de hertog van Gelre

28 Johan van Brienen, ambtman van de abt van Paderborn, getuigt, dat de vrijing van het goed te Norden (zie reg.no. 27) door de abt, met zijn voorkennis is geschied

29 Jacob van Direm verklaart, dat Johan van Limborcj, proost van het Stift van Werden, heeft toegestaan, dat hij zijn dochter Elisabet 5 morgen land uit de hof te Putten zal medegeven, op voorwaarde, dat hij deze binnen twintig jaar zal lossen of anders jaarlijks een engelse nobel zal betalen

29A Willem Willems. en Mergriete, zijn vrouw, erkennen een jaarrente van twee gouden overlandse rijnsguldens uit hun aandeel in het erf de Houwet, gelegen in de buurschap Hunen, verkocht te hebben aan Aelt Veenhuys

30 Henrich, abt van het klooster te Paderborn, oorkondt, dat hij aan Johan Overcamp, vicaris van het O.L. Vrouwe altaar te Putten, een stuk land van één morgen in erfpacht heeft gegeven

30A Willem Willems. en Mergriet, zijn vrouw, erkennen een jaarrente van een postulaatsgulden uit hun aandeel in het erf de Houwet, gelegen in de buurschap Hunen, verkocht te hebben aan Aelt Veenhuys

30B Hinrick Evers. en Margarite, zijn vrouw, erkennen een akker land, die nu tot een hofstede is 'geslagen', gepacht te hebben van heer Konraet Grevensten, pastoor te Putten, waarvan zij de pachtsom desgewenst in een ander stuk land mogen vestigen

31 Derick van der Horst, ridder, landdrost en richter van Velwen, oorkondt, dat Goessen Stevenssoen en zijn echtgenote een jaarlijkse rente van drie gulden, te betalen uit het goed te Nulde, overgedragen hebben

32 Griete van Blerynxhorst, burgeres van Harderwijk, verklaart, dat de proost van Werden toegestemd heeft, dat zij het horig goed Boichorst als een edel tynsgoed mag bezitten

33 Heynricus, abt, prior en convent van het klooster te Paderborn verklaren, dat zij de helft van de tienden te Haeften, waarvan de andere helft aan de abdis van Elten behoort, aan Johannes van Asperen verpacht hebben

34 Henricus, abt, en convent van het klooster te Paderborn, verklaren, dat zij de helft van de tiend van Gamberen, waarvan de andere helft aan de abdis van Elten behoort, aan Arnoldus Pieck, ambtman van Boemeler en Tielerwaarden, verpacht hebben

35 De heer van Egmondt, stadhouder, president en raad van de hertog van Bourgongien, veroordeelt Kille Maes, horige van de abdis van Elten, om het geld van de door hem omgehakte en verkochte bomen aan de abdis te restitueren

35A Henrick die Wrede, abt van Paterborn, verklaart drie hont land, gelegen op de Prost bij de 'abdij' (te Putten) in een erftyns uitgegeven te hebben aan Henric Reyners., schout te Putten

35A1 Henrick Reyners. de jonge, Elbert Reyners., Melis van Luxhoell en Kylle Maess. van Vanevelt verklaren een magescheid gemaakt te hebben tussen Gutte, weduwe van Kylle Kyllenzoon van Vanelvelt, Henrich Kyllenzoon de oude, Henrich Kyllenzoon de jonge en Greten Kyllendochter enerzijds en Claes Kyllenzoon en Gijsbert, zijn vrouw, anderzijds, over de nalatenschap van Kylle vnd., waaronder de goederen de Opstall, Steneler en het Dijckmansland

35A2 Jan van Brienen, ambtman van de abt van Ptorburren, verklaart, dat hij Mechtelt Dirck Henrixdochter uit de horigheid heeft ontslagen en dat hij als horige ontvangen heeft Griete, echtgenote van Gherit van Dasseler, dochter van Elbert Wyllemsz.

36 Gisbert van Aller, holtrichter in Sprielremerckt, verklaart, dat Reyner Henricksz, schout te Putten, in het holtgericht aan Jan, pastoor te Putten, een hoef hout verkocht heeft

36A Gerit van Mekeren, drost en richter van Velowen, oorkondt, dat Hinrick Dageraet erkent schuldig te zijn aan heer Evert van Estvelt, priester, en Aleyd van Estvelt 300 enkele overlandse keurvorster gouden rijnsgulden, waarvoor hij zijn goed te Dyrem verpandt

37 Lubbert Roest en echtgenote erkennen aan Johan van Riitbergen, pastoor te Putten, 60 Riinsche guldens schuldig te zijn

38 Joest van Hemert, ridder, drost en richter van Veluen, oorkondt, dat Grawert ter Moellen in het gericht de goederen ter Moellen eb Vaellenbeeck aan de gebroeders AMelrynck en Marys Janssoene ter Moellen heeft overgedragen

39 Johannes, abt van Bursfeld, en Valentinus, abt van Marienmunster, visitatoren van het klooster Abdinghove, stellen op verzoek van abt Johannes en het convent van dat klooster bepalingen vast voor het beheer van de goederen "in partibus inferioribus iacentium"

40 Giisberth van Aller, holtrichter in Sprielreholt, verklaart, dat Aert Melissz 65 rinsguldens schuldig is aan Jan van Rybbergh, pastoor te Putten, waarvoor hij als onderpand stelt een halve hoeve hout

41 Weeghe Wolterssz verklaart aan Jan van Rethbergh, pastoor te Putten, schuldig te zijn 34 Overlansche Riinsguldens, waarvoor hij als pand stelt een halve hoeve hout in Sprielre Holt

42 Giisberth van Aller, holtrichter in Putterenholt, verklaart, dat Henrick Bertsz. 28 Rinschguldens aan Jan van Retbergh, pastoor te Putten, schuldig is, waarvoor hij als onderpand een halve hoeve hout stelt

43 Giisbert van Aller, holtrichter in Sprelremerckt, verklaart, dat Gerit van Putten de jonge aan Jan van Retbergen, pastoor te Putten, 50 Averlensche koirfursteren gouden guldens schuldig is, waarvoor hij als pand een halve hoef hout gesteld heeft

44 Lubbert Rost en zijn echtgenote Geerthruyt verklaren aan Johan van Rathbergen, pastoor te Putten, 60 Rinssche guldens schuldig te zijn, tegen onderpand van hun goederen

44A Karole, hertog van Gelre, enz., verklaart de 150 gouden rijnsgulden, die de abt en het convent van het klooster te Paderborn hem hebben geleend, terug te zullen betalen uit de renten en pondschattingen op Veluwen

45 Ellert Ghoesen Grouensoen verklaart, dat hij aan Johan van Rethberch een jaarlijkse rente van drie molder winterrogge verkocht heeft, gaande uit Ellert Grouen erve, gelegen te Halvichuysen in het kerspel Putten

46 Lobberich, weduwe van Henrick van Husselen, en haar zoon Johan verklaren, dat zij aan Johan Rethbergh, pastoor te Putten, vier molder winterrogge als jaarlijkse rente verkocht hebben, gaande uit hun goed te Hussell, gelegen in het kerspel Putten

47 Bronysz Lubbertsz., pastoor te Bernevelt, vestigt, met toestemming van de abt van Baderborne, een jaarlijkse rente van 10 gouden Overlansche Riinsche guldens op zijn erf en goed te Wessel

47A Schepenen en raad van de stad Herderwick erkennen een jaarrente van 13 gouden rijnsgulden schuldig te zijn aan Johannes, abt te Paderborn, en zijn convent

47B Burgemeesters, schepenen, raad en gemeenslieden van de poort van Rotterdam oorkonden, dat zij een rente van 3 pond groten vlaams jaarlijks, gaande uit het Godshuis aldaar, verkocht hebben aan Comen Menens Bartolomeus'zoon

48 Henrich van Wittenhorst, abt tEgmont, eertijds kelner in het klooster te Werden, verklaart, dat Claes van Dyerem uit zijn erf en goed jaarlijks een gouden Henricus nobel betaalde

48A Willem de Wise, schout, Reyner Peters., Tomas Lumans. en Evert van Zile, schepenen te Amersvort oorkonden, dat Gort Duwer en Rutcher Wiick een kondschap hebben gegeven ten verzoeke van Reyner Stevens. over een jaarrente van 6 mud rogge, die Herteger Gorts. schuldig was aan Pelgrim van Estvelde, schoonvader van Reyner vnd..

48B De notaris Hermannus Dolcatori de Brylon te Paderborn instrumenteert, dat Johannes Ludeken ter behartiging van zijn zaken tot algemene gevolmachtigden benoemd heeft heer Everhardus, pastoor der parochiekerk in Voirthusen, en heer Henricus, (pastoor?) der kerk in Putten, om namens de comparant de parochiekerk in Hellaw, diocees Trajectum, waartoe hij door heer Johannes, abt van Paderborn, als collator gepresenteerd is, in bezit te nemen

48C Germen Boygen en Peter Jans., zijn vrouw, erkennen een rente van 6 schepel rogge jaarlijks uit hun halve erf Bogen, bij Helle gelegen, schuldig te zijn aan heer Johan, abt, Martyn, prior, en het gemeen convent van het St. Peter en Pawels klooster binnen Paderborn, en aan heer Johan van Lubeck, ambtheer en kelner tot Putten

48D Burgemeesters, schepenen, tresorieren en gemene vroedschap van Rotterdam oorkonden, dat de deken en het kapittel van de kerk van St. Pieter en St. Andreas te Paderborne de jaarrente van 3 pond groten vlaams, die dezen gekocht hadden van Comen Menens Bartlomeus' zoon, vergroot hebben van 16 penningen tot 20 penningen het pond

48E Willem de Wise, schout, Reyer Peters., Jacob Jans. en Willem van Lynlair, schepenen te Amesvort, oorkonden, dat Gort Henrixen een kondschap heeft gegeven ten verzoek van Reyner Stevens. over een jaarrente van 6 mud rogge, die Herteger Gorts. schuldig was aan Pelgrim van Estvelde

49 Kairle, hertog van Gelre, etc., gelast G. van Scherpenzeell, genant Palick, onderdrost van de Veluwe, om de kelner van Putten zekere gelden te restitueren

49A Hinrick Claess. en Mathies van Mulwick Peters., schepenen te Gorkem, oorkonden, dat Johan van der A, vrijheer tot Bochoven, drost van de stad Gorkem en het land van Erkel, heeft verklaard, dat, toen hij ambtman van Tilrewerde was, hij een uitspraak heeft gedaan in een geschil tussen de abt van Paderborn en die Vand er Duyn over tienden te Haeften en Hellu, waarbij hij Otto van Malborch had benoemd tot sequester, en dat Daem, Wouter en Cornelis Verduyn, gebroeders, beloofd hebben het verschuldigde bedrag aan de abt te zullen betalen

49B De officiaal van de curie te Trajectum, ordinaris rechter, maakt bekend, dat Adam van der Duyn, parochiaan te Werkedam, erfgenaam van zijn vader Cornelius van der Duyn, zoon van jonkvrouwe Elizabeth van der Duynen, afstand gedaan heeft van zijn aanspraken en rechtsvorderingen t.a.v. zekere tienden in de rechtskringen van Haefthen en Helluwe, ten gunste van abt en convent te Abdinchof

49C Adam van den Duen zoon van Cornelius van der Duyn erkent, dat de brief, die hij Walraven van Malburch heeft overgegeven, betrekking heeft op de tienden te Haefthen en Hellu, dat hij geen rechten op deze tienden heeft, eventuele rechten overgeeft aan de kelner te Putten en dat hij geen pacht ontvangen heeft in de tijd, dat Otto van Maelborch als sequester deze tienden onder zich had

50 Carle, hertog van Gelrenn, etc., bevestigt de privilegiën door de paus aan de abt en het convent van Paderborne gegeven

50A De kelner van Putten verzoekt vanwege de abt en het convent binnen Paderborn aan de hertog (van Gelre) confirmatie van het door de Paus verleende privilege, dat tienden, tynsen en 'ghehoiricheit' binnen 60 jaar niet zullen verjaren, en bijstand bij de restitutie en invordering van verduisterde goederen en inkomsten

50B Karole, hertog van Gelren enz., gelast Gerit van Scerpenzel genant Palick, onderdrost van Velowe, de hand te houden aan de privileges van het convent te Paderborne, die hij, hertog, heeft geconfirmeerd, en gelast hem de abt te helpen bij de invordering van verduisterde tienden, tynsen en 'ghehoricheit'

50C Wilhelmus Heda, proost van Arnhem, aartsdiaken van de kerk van Trajectum, verleent aan heer Lucas Vorsterman, priester, op voordracht van de abt van Paderborn als patroon, institutie tot de parochiekerk Hellu, welke vacant was door dode of afstand van heer Rotgerus Holl, na aan heer Egon Martinus' zoon, die tegen de voordracht van heer Vorsterman in verzet gekomen was, het zwijgen te hebben opgelegd

50D Johann, abt, Martinus, prior, en het gemeen convent van het klooster van Paderbornn, oorkonden, dat zij wegens de trouwe dienst van Elbert Roverss. en Grete, zijn vrouw, het horig goed Mansguth, gelegen in het kerspel van Niekercken in de buurschap tho Korten Hollick, tot een tynsgoed maken

51 Johannes, abt van het klooster te Paderborn, verklaart onder zekere voorwaarden de kerk te Vorthusen aan Franco de Estvelde, als vicarius perpetuus en kapelaan, verpacht te hebben

52 Derick van Wetten, als voogd van Jacop van Dyrem, erkent, dat hij de kelner jaarlijks één Henricus nobel schuldig is (zie reg.no. 48)

53 Veronica van Ryckenstein, abdis van Elten, en Arndt van Venloe, kelner te Putten, optredend namens de abt van Paderborn, komen door bemiddeling van scheidslieden tot een accoord, waarbij bepaald wordt, dat de opbrengsten van Lettenborch, Winstege, Weduwenguet en de Zeestege van Ozykenguet voortaan aan de abdis zullen toekomen

54 Johan, abt van het klooster Abdinghoff, beleent de kerk te Barnefeldt met de tiend aldaar

55 Jacob Riickszen, kerkmeester te Barneveldt, erkent ten behoeve van de kerk, van Johan, abt van het klooster Abdinghoff, de halve tiend te Barnefeldt ontvangen te hebben (zie reg.no. 54)

56 Abt Johan, prior Johannes en het convent van het klooster van Paderborn, oorkonden, dat zij Gort van Arler en zijn echtgenote, die het horige goed Stephen Artsen goet te Putten bezitten, uit de horigheid ontslaan en dat zij hen met bovenstaand goed als een vrij goed belenen

56A Johan, abt, Joannes, prior, en het gemeen convent van het klooster van Paderborn oorkonden, dat zij ten behoeve van joffer Aertgen van Wijnbergen, weduwe van Johan van Wijnbergen, het goed Bolencamp, gelegen in het kerspel van Nyekercken, uit de horigheid ontslaan en tot tynsgoed maken

57 Schepenen en raad van de stad Harderwiick verklaren, dat Besseltgen, de weduwe van Berent Loyen, een jaarlijkse tyns van één olde groot aan de kerk te Putten opdraagt

57A Schepenen en raad der stad Harderwick oorkonden, dat Besseltgen, weduwe van Berent Loyen, een jaarlijkse tyns van twee olde groten aan de kelner te Putten opdraagt, waarvan één gaande uit de kerk te Putten en één uit het erf Coestaepell

57B Henrick van Erler, schout te Putten, en joffer Naele, zijn vrouw, enerzijds, en Reynar Nanmans, en Herman Elberts., gildemeesters van het St. Anthoniusgilde te Putten, anderzijds, sluiten een overeenkomst, waarbij eerstgenoemden tegen betaling van een jaarlijkse erfrente een hofstede te Halvenkusen met bijbehorende landerijen mogen gebruiken

57C Johan, abt, Johannes, prior, en het convent van het klooster St. Peters en Pauwels, genaamd Abinchoff, gelegen binnen Paderborn, oorkonden, dat zij ten behoeve van Helmich van Spulde het halve goed den Acker, gelegen in het kerspel van Nijkerken in de buurschap Appell, van de horigheid ontslaan en tot tynsgoed maken

57D Johan, abt, Johannes, prior, en het gemeen convent van het klooster St. Peters en Pauwels, genaamd Abdinckhoff, binnen Paderborn gelegen, oorkonden, dat zij ten behoeve van Bernt van Rurlo, Wulff de olde, secretaris te Harderwijck, en de kinderen van Pelgrym van Ynghen het halve goed den Acker, gelegen in het kerspel van Niekercken in de buurschap Appel, van de horigheid ontslaan en tot tynsgoed maken

57E Henrick Plaetman en Luyken Bruyns, schepenen van Deventer, oorkonden, dat meester Frans van Ruremunde en Lieffken, zijn vrouw, een jaarrente van 3 gouden rijnse gulden uit hun twee woningen aan de Waterstrate te Deventer verkocht hebben aan broeder Arnt van Venlo

58 Giisbert Pecken verklaart voor het gericht te Putten onder ede, dat enige personen gaveltiend en smaltiend aan de abt van het klooster te Paderborn verschuldigd zijn

58A Broeder Arnt van Venlo, kelner te Putten, oorkondt, dat Morre Gisberts. van Achtevelt de helft van het leengoed ter Hoffstede, gelegen in het kerspel van Vorthusen in de buurschap Appel, dan wel de pandschap van het gehele goed vermaakt aan zijn vrouw Lucie

59 Ioannes abt, prior en het convent van het klooster te Paderborn verklaren, dat zij de helft van de grote en kleine tiend te Tuill, waarvan de andere helft aan de abdij te Elten behoort, aan Anthonius de Hooghwou verpacht hebben

60 Eraszmus von Eck, onderrichter, en schepenen van Nymegen verklaren, dat Peter van den Poll en diens echtgenote aan Seger Gorysz, burger te Venloe, een jaarlijkse erfrente van twintig Horniche gulden, gaande uit vier huizen te Nymegen, verkopen

61 Arnoldus van Venloe, kelner van Putten, en Bervo van Estveld sluiten een overeenkomst over een achterstallige tyns van vijf schillingen jaarlijks

62 Herman van Wiick verklaart voor het gericht te Putten onder ede, dat enige personen gaveltiend en smaltienden aan het klooster van Patelboren verschuldigd zijn

63 Henrick van Erler, schout te Putten, en anderen verklaren, dat zij aan de abt van Paderborren gaveltiend en smaltienden verschuldigd zijn

64 Reyner en Art van Erler verklaren, dat hun twist met de pastoor te Putten, Derrick van Ruremundt, en de kelner, Arnt van Venloe, is bijgelegd

65 Goessen Conraetzs en Maess Wolterssz verklaren voor de richter en gerichtsluiden van Veluwenzoem, dat zij steeds de van hun goederen verschuldigde tienden aan de pastoor van Reenckem ten behoeve van de abt van Patelboren betaald hebben

66 Schepenen en raad van de stad Harderwiick oorkonden, dat de smaltienden even goed uit een nieuw gebouwde hofstede moeten betaald worden als uit de oude

67 Diriick van Wetten en Aert van Venloe, kelner van Putten, sluiten een overeenkomst over de betaling van 27 gulden

68 Bernt van Nulde en zijn zoon Joachim verklaren aan de kerk te Putten 24 Gelresche riders schuldig te zijn, waarvoor zij als pand gesteld hebben het vierde deel van Jonge Puttens arff of VIerholtens arff, gelegen in het kerspel Putten, buurschap an de Hove

69 Jochim Berntsz van Nulde verklaart, dat hij aan Gerrit Blomedaell c.s. een jaarlijkse rente van vier Gelresche snaphaenen ten behoeve van de kerk en de pastorie te Putten heeft overgedragen

70 Arnt van Venlo, kelner te Putten, verpacht voor acht jaar de Grote Byvanch aan Reyner Artsz.

70A Hieronymus Marissz., keurmeester op de Veluwe van de keizer, stemt toe in een wederwissel van horigen tussen de keizer en de abt van Paterborren, waarbij Andriessz van Bloemendall horige van de abt en Diell Stevenss horige van de keizer (kamerling van de keizer) wordt

70A1 De raden van heer Wyhlhelm, hertog van Guylick, Gelre enz., doen een uitspraak in een geschil tussen de kinderen van Melys Wyneken en Claes Altsen over het Besselsgoed, gelegen in het ambt Putten in de buurschap Hell

70B Andreas Leisborn, kelner en keurmeester van de goederen van het klooster Abdinckhove binnen Paderborn te Putten, verklaart een wederwissel van horigen met Jheronimus Mauritii, keurmeester op Veluwen vanwege de keizer als hertog van Gelre, aangegaan te hebben, waarbij Diell Stevensen Gerit Arnts. dochter kamerling van de keizer en Andriesgen Gerrit van Blomendailsdochter horige van de abt wordt

70C Arnolt, abt van het klooster St. Peters en Pauwels binnen Paderborn, oorkondt, dat heer Elbert, priester te Niekercken, hem als erf- en grondheer de koop heeft geboden van het Art Altzenerf, gelegen in het ambt Niekercken in de buurschap Veenhuysen, hetwelk hij heeft overgegeven aan Elbert Elbers. en verklaart de reeds vóór deze gepasseerde verkoopakte van kracht

70D Arnolt, abt van het klooster St. Peters en Pauwels binnen Padeborn, oorkondt, dat scheidslieden een uitspraak hebben gedaan in een geschil tussen Elbert Tonis. en Nael, zijn moeder, enerzijds, en Johan Wolfes. anderzijds, over het goed Garwerdingen, gelegen in het ambt Putten in de buurschap Garwerdingen

71 Arnolt, abt van het klooster te Paderborne, bevestigt het magescheid, dat tussen de erfgenamen van Marisz Janszson was gemaakt

72 Stadhouder, kanselier en raden des keizers in Gelderlant wijzen vonnis in het geschil tussen de keizerlijke rentmeester van Velouwen en de abt van Padelborn over het goed to Bitterschoten en kennen het de laatstgenoemde toe

72A Magdalena, gravin van Weidt, abdis van het stift Elten en Nettelen, beleent na opdracht door de kerkmeesters van de stad Herderwijck, de gildemeesters van het Heilige Sacramentsgilde aldaar met het goed de Duerenkijck, gelegen in het kerspel Putten buurschap Spryel

73 Stadhouder, kanselier en raden des keizers in Gelrelandt doen uitspraak in het geschil tussen de keizer, als erfvoogd van de horige goederen en lieden van het klooster Padelborn, in de Velouwen, de kelner van Putten van wege de abt van Padelborn als grondheer en de erfgenamen van Weym Blommendaell over het goed Bitterschoten en wijzen ieder 1/3 deel toe

73A Cornelys Janss. en Mette, zijn vrouw, erkennen van Bessel Noyen en Bessel Garrytss., gildemeesters van sunctis Thoenygilde te Putthen, 17 enkele gelderse gouden rijdersgulden ontvangen te hebben en beloven daarvan jaarlijks 1 gulden als rente te zullen betalen

74 De erfgenamen en malen van Huynre Velt stellen bepalingen vast voor het gemeenschappelijk gebruik van de gemene gronden

74A Gort Heimans, verklaart van haar zusterszoon Heiman Elberts. haar vaderlijk en moederlijk erfdeel, te weten het Blancker Berntzguet, gelegen in het kerspel Voerthusen, ontvangen te hebben

74B A(rnoldus), abt (van het klooster Abdinckhof), verleent zijn goedkeuring aan de overdracht van het hofhorig goed, Zeger Wolters.guet genaamd, gelegen in het kerspel Niekerk in de buurschap op de Veinhuisen, door Gertgen, weduwe van Johan Wolters., aan haar zoons zoon Johan Segers., behoudens haar lijftocht aan dit goed, op voorwaarde, dat Johan na haar dood horig zal worden

74C Hinrick Splinter verklaart zijn aandeel in het hofhorig Schulkensguet, gelegen in het kerspel Niekerck in de buurschap Noutena, voor een lijfrente te hebben overgedragen aan Henrick van Stroe en Reiner Aelts. en Griet, zijn vrouw, die verklaren hun goederen voor de betaling der lijfrente te verbinden

75 Arnt van Venloe, abt van Abdynckhoeff te Paterborn, verleent, als collator van de vicarie van Onssz Liever Vrouwen Altaer in de kerk van Hellu in Tylrewert, deze vicarie aan Herman Jansz.

75A A(rnoldus), abt van het klooster A(bdinckhof), staat Maes Wolbers. en Elberta, zijn vrouw, en Hinrick Elberts. en Bie, zijn vrouw, toe het hofhorig Gijsedemansguet gezamenlijk te bezitten, land bij de zaalweer te voegen en het goed op elkander te laten vererven

75B Arnoldus, abt van het klooster A(bdinckhof) staat Maes Wolbers. en Elberta, zijn vrouw, toe de helft van het hofhorig Gisedemansguedt, gelegen in het kerspel Niekerk in de buurschap Hollick, te gebruiken en hun dienstmansrecht te behouden, in overeenstemming met een sententie, door de 'Kamer' van de keizer te Arnhem gewezen in een proces tussen hen en de weduwe van Hinrick Reiners

75C A(rnoldus), abt van het klooster A(bdinckhof), geeft transumpt van een overeenkomst tussen Hinrick Wichmans. en Gescken, weduwe van Wilhelm van der Mait, over het hofhorig Cluppelsgude, van een kwitantie en van twee certificatiën, op deze overeenkomst betrekking hebbende

75D A(rnoldus), abt van het klooster A(bdinckhof), verleent Maes van Tinteler, na opdracht van hun rechten door Elbert Reiners. c.s., in overeenstemming met een uitspraak van scheidsvrienden, het hofhorige goed Tinteler

75E Kanselier en raden des keizers in Gelderlandt geven Henrick Henrickss., scholt van der Nijckercken, opdracht de erfgenamen van Claes Heyndrickss., die niet verschenen zijn voor het Hof in de zaak die de abt van Paderborn tegen hen heeft, te bevelen te Arnhem te verschijnen en zich te verantwoorden

75F A(rnoldus), abt van het klooster A(bdinckhof), verleent Hinrick van Stroe en Pense, zijn vrouw, de helft van het door hen aangekochte hofhorige Schulkenshuet, gelegen in het kerspel Niekerk in de buurschap Noutena, en geeft hen toestemming elkander in dit goed te lijftochten

75G Wolter Gerrits. en Thorne, zijn vrouw, verklaren, dat zij de kelner te Putten hebben verzocht hen toe te staan hun aandeel in het hofhorig goed Schulkensguet, gelegen in het kerspel Niekerken in de buurschap Noutena, over te dragen aan Hinrick van Stroe en Pensen, diens vrouw, en aan Reiner Aelts. en Griet, diens vrouw

76 Maesz Jansz en Roloff Moliart, schepenen van de stad Saltbommel, oorkonden dat Andreas, kelner te Putten, verklaard heeft, dat de abt van Paterborn de tiend in Tiilre end Bommeler werden aan Gerrit Gielissz en Jan Henricsz verpacht heeft

76A Arnoldus, abt van het klooster St. Peters en Pauwels, tho dem Abdinckhove genaamd, gelegen binnen Paderborn, oorkondt, dat Cornelius Hermanss. en Jutgen, weduwe van Thonis Thonis., burgers en inwoners van de stad Utrecht, en Steven van Blomendaill, burger en inwoner van de stad Amersfordt, als erfgenamen van Weim van Blomendaill, het hofhorig goed Bitterschoten, gelegen in het kerspel Bernefelt, hebben overgedragen aan Johan van Culenborch, ridder, heer tot Rinsswolde, schout te Utrecht, waarvoor de oorkonder zijn consent heeft verleend

76B Arnoldus, abt, Gerhardus, prior, en het gemene convent van het klooster St. Petri en Pauli, tho dem Abdinckhove genaamd, gelegen binnen Paderborn, oorkonden, dat Cornelius Hermans. van Utrecht het goed Bitterschoten, gelegen in het kerspel Bernefelt, overgedragen heeft aan heer Johan van Culenborch, ridder, heer tot Rinsswolde, etc., en bevrijden het goed tot een tynsgoed

77 Cornelis van Wetten bekent schuldig te zijn aan de kelner Andreas Leysborn een bedrag van 74 Carolusguldens en 19½ Brab. stuivers

78 Andreas van Liisborn, pastoor te Putten, verklaart, dat hij, toen hij kelner te Putten was, aan de weduwe van Peell Beckmans had toegestaan om 100 ridderguldens op het hofhorig goed Roexwerff op te nemen

79 Euert Meussen en Goert Giisbertsz verklaren, dat zij twee kampen land, gelegen in het kerspel Barnefelt in de buurschap Wessel, genaamd Harmens Camp en Brughsmaet, verkocht hebben aan de broeders Wiillem en Philips Duricksz, behoudens de rechten van de abt van Paterborn op deze landen

80 Arnoldus, abt thom Abdynghove, beleent de gebroeders Rutger en Art Rutgerss met het hofhorig goed Bollenguet, in de buurschap Besteren te Putten

81 Arnoldus, abt van het klooster Abdinckhoff te Paderborn, verklaart, dat hij van een clausule in een overeenkomst, gesloten tussen de kelner van Putten en het convent te Redichem in 1540, afziet

82 Johannes Venlo, kelner te Putten, verklaart, dat hij de oudste zoon van Gerrit Gerritsz, die volgens een overeenkomst van 1532 hofhorige moest worden voor het goed Grevenguet, vergund heeft gedurende zijn leven dienstman te blijven

83 Lambert Lap, notaris, verklaart, dat een dochter van Gerryt Elberts van Bloemendaal volmacht heeft gegeven aan haar zusters om haar goederen te verkopen

83A Burgemeesters, schepenen en raad van de stad Herderwijck, oorkonden, dat Dierick Jacobs., kerkmeester aldaar, Wijnant Dirricks., Gouwe Arentz. en Johan Kess een kondschap hebben gegeven over het goed de Duerenkijck, gelegen te Spriell, toebehorende aan het Heilige Sacramentsgilde te Harderwijck

83B Wylhelm van Honseler, vanwege de keizer scholt te Herderwijck, oorkondt, dat Andrees Beertss. heeft verklaard, dat alle land van het goed de Duerenkick, gelegen te Spryell, toebehorende aan het Sacramentsgilde te Herderwijck, tiend geeft

83C Burgemeesters, schepenen en raad van de stad Harderwijck oorkonden, dat Johan Kess heeft verklaard, dat het goed de Duerenkick, gelegen te Spryel, indertijd viel onder de Spryelre tiend

83D Burgemeesters, schepenen en raad van de stad Herderwijck oorkonden, dat Aelt van Herderwijck, raad, heeft verklaard, dat de Spryelretiend mede gaat uit het goed de Duerenkuick

83E Wylhelm van Honzeler, vanwege de Keizer scholt te Herderwick, oorkondt, dat Andrees Beerndts. een kondschap heeft gegeven over het goed de Duyrekijck, gelegen te Spryel, toebehorende aan het Sacramentsgilde te Herderwijck

84 Johan van Horseler en Johan Hinricksoen van Wessel, tynsgenoten in de hof te Putten, spreken als oordeel uit, dat de kelner van Putten, Johan van Venlo, dezelfde breuken mag vorderen van hen, die verzuimden de tyns te betalen, als de rentmeester van de keizer te Bernevelt en Ermel

85 Arnoldus, abt van het klooster Abdinckhoff, beleent Peel Bernts met het hofhorig goed Pilgrimsguet van Lanckeren, gelegen in het kerspel Nikerkenn, buurschap Appell

85A Claes van Oldenbarnefelt Ernstz., dijkgraaf, en Evert van Nulde, vanwege Aelt ten Broeck Morrensz. enerzijds, en broeder Johan van Venlo, kelner te Putten, en Reyner van Arler Hendrixz., scholt te Putten, vanwege Jacob en Evert Everts., Joost Toll en Rijckelandt, zijn vrouw, Geertruyt Everts. en Merrye Everts., broeders en zusters, anderzijds, maken huwelijksvoorwaarden tussen Aelt ten Broeck Morrens. en Merrye Everts.

86 Johann Naegell, gevolmachtigde van de drost van de Veluwe, verklaart, dat Willem Jansz de helft van een stuk land, geheten Hegemansguet, aan de kelner te Putten heeft overgedragen

87 Philips, koning van Castilië, etc., verleent aan Johan van Venloe, kelner te Puttenn, het recht om bij het leengoed Grubenbecke, waar eertijds een watermolen was, deze te vervangen door een windmolen, tegen jaarlijkse betaling van 24 groten

88 Kanselier en raden van Gelderland wijzen in een proces tussen Johann vann Venloe, kelner te Puttenn, en de mombers van de onmondige kinderen van Charles Bentignck en anderen vonnis, waarbij de kelner het recht verleend wordt voor de hofhorigen te Putten een windmolen te bouwen

89 De huwelijkslieden van Wynich Claesz en Beertgen, dochter van Herman Wacker, maken een huwelijksovereenkomst, waarbij bepaald wordt, dat Wynich onder andere 1½ morgen land in Arckemehen binnendijks in het kerspel Nykerck zal inbrengen en Beertgen onder andere twee morgen land in de Arckemeen in het kerspel Putten

90 Iohannes, abt van het klooster Abdinghoff, draagt de door hem tot pastoor te Vorthusen benoemde monnik en biechtvader in het klooster te Wilbadeszen, Johannes Cluszer, aan de proost van St. Petrus te Utrecht voor met het verzoek om investituur

0324 Kelnarij van Putten

Inventaris

6. Regesten

Delen

Doorsturen per email

Delen via Facebook

Delen via X (Twitter)

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Favoriet of een notitie maken

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Reageren

Stuur een reactie naar Gelders Archief

Iohannes, abt van het klooster Abdinghoff, draagt de door hem tot pastoor te Vorthusen benoemde monnik en biechtvader in het klooster te Wilbadeszen, Johannes Cluszer, aan de proost van St. Petrus te Utrecht voor met het verzoek om investituur

1557 april 7 [in abbatia monasterii nostri prefati die quidem Mercurii septima mensis Aprilis]

Oorspr. met handtekening van de notaris in inv.no. 319, zegel verloren.
Gedrukt: J.S. van Veen, 'Stukken betreffende de kerken van Voorthuizen en Putten', in Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht, 37 (1911) 318, bijl. V, gedateerd 1557 April 17.

0324 Kelnarij van Putten

laatste wijziging 31-08-2011

91 Fredericus Schenck, baron van Thautenborch, proost van Oldenzaal en St. Pieter te Utrecht, aartsdiaken, verleent de investituur aan Johannes Cluszar als pastoor te Vorthuszen (zie reg.no. 90)

91A Johan van Venloe, abt van Abdinckhoff, oorkondt, dat Marrye, echtgenote van Evert Henrickss, en haar kinderen zich van de horigheid hebben vrijgekocht en dat zij daarvoor in de plaats hebben gesteld Nyese, echtgenote van Pauwels Riickssens, met haar kinderen

92 Dirick Snapper en zijn echtgenote sluiten een overeenkomst met de kelner van Putten, waarbij hun onder zekere voorwaarden oprukking voor het leven wordt toegestaan voor het hofhorige goed Waller

93 Philips, koning van Castillien, etc., verleent de kelner van Putten het recht om de windmolen bij de O.L. Vrouwe beuk in de Putter Enck te bouwen

94 Goertgen, weduwe van Jacop Goertsz, draagt de helft van het erf en goed Kleyn Bitterschoten, gelegen in het ambt en kerspel Bernevelt, op aan Reynier Henricksz.

95 Jacobb van Wetten belooft namens de kinderen van Cornelis van Wetten de jaarlijkse pacht van Schoutmanszgudt aan het klooster te Werden te zullen betalen

96 Andreas van Leyseborn, kelner te Putten, beleent Evert van Nulde met het hofhorig goed Zuetwich, gelegen te Huynen

97 Wilhelm van Houckell belooft de jaarlijkse pacht aan het klooster te Werden te zullen betalen

98 Abt en kelner van Paderbornn stellen een accoord vast tussen Casiin vann Aldenbarnefelt en zijn echtgenote enerzijds en Otto van Spoelde c.s. anderzijds over de abtshorige goederen Roelen en Doelen, gelegen in Schlichtenhorst

98A Reynar van Arler Henrickssz., scholt te Putten, oorkondt, dat Mette Stoffelz, echtgenote van Stoffel Zyvertssz, met haar dochters zich bij wederwissel in de plaats gesteld hebben van Agniet, echtgenote van Evert van Dronckeler, en haar dochters