De generale middelen, gemene middelen of middelen van consumptie werden geheven om uit de opbrengst daarvan de bijdrage aan de Generaliteit te kunnen betalen. Ze bestonden grotendeels uit verbruiksbelastingen op eerste levensbehoeften, luxe artikelen, vee, granen en alcohol. De heffing werd op lokaal niveau bij opbod verpacht. Ook gezamenlijk pachten met medestanders of vennoten was mogelijk. Voor de invordering konden de pachters collecteurs in dienst nemen "op behoorlyk salaris". De pachters moesten als onderpand voldoende onroerend goed ter beschikking stellen of door borgen laten stellen. Bij gebreke van betaling werden die goederen door de ontvanger publiek verkocht.

De pachters waren verantwoording schuldig aan de ontvanger der generale middelen in hun district. Daartoe moesten ze een behoorlijke boekhouding voeren. Bij de invordering kon steun van overheidsdienaren worden gevraagd. Een allerlaatste mogelijkheid tegen wanbetalers was de militaire executie, waarbij ten huize van de nalatige op zijn kosten een militair werd gestationeerd totdat de zaak was geregeld.

Azijnen

Vast bedrag per hoeveelheid, te betalen door de koper.



Bakkers- en tappersneringen

De bakkers en tappers betaalden een vast bedrag per hoeveelheid gemalen graan dat niet bestemd was voor hun eigen huishouding.



Bestiaal of geslacht

De slager betaalde de 8e penning van de prijs van het slachtdier, de zelf slachtende burger de 12e penning.



Bezaaide landen

Geheven op landerijen met een zaadgewas bezaaid, van minstens 12 jaar oude boomgaarden en van gronden beplant met hop of tabak. Als de grond met tienden was bezwaard moest de tiendheer ook een deel betalen.



Bieren

Vast bedrag per maateenheid of hoeveelheid.



Brandewijn en gedestilleerde wateren

Geheven in de vorm van een monopolie op alle gedestilleerde dranken. Alleen de pachter (monopolist geheten) mocht destilleren en in het groot verkopen. Gecombineerd met de impost op de tabak.



Familiegeld

Belasting naar inkomen en vermogen.



Gemaal

Geheven in de steden op alle gemalen of gebroken granen en op geïmporteerd brood en koek en gebak, vanaf 1756 ook op koek en gebak van het platteland die in de steden worden verkocht.



Haardstedengeld

Een vast bedrag voor elke haardstede, fornuis, oven of andere vuurplaats.



Hoofdgeld

Een vast bedrag voor iedereen ouder dan 12.



Hoorngeld

Geheven van dieren van 2 jaar of ouder



Oor- of paardengeld

Een vast bedrag per paard.



Tabak

Geheven in de vorm van een monopolie. Zie verder bij Brandewijn en gedestilleerde wateren.



Waag

Een vast bedrag per hoeveelheid van alle waren en koopmansgoederen die men naar gewicht verkoopt, behalve van metaal, lompen en steenkolen.



Wijnen

Vast bedrag per hoeveelheid, te betalen door de tappers.



Zeep

Vast bedrag per maateenheid of hoeveelheid.



Zout

Vast bedrag per geslacht beest, verschillend per soort dier.