0005
Staten van het Kwartier van Zutphen en hun Gedeputeerden
Inleiding *
03. Historisch overzicht
0005 Staten van het Kwartier van Zutphen en hun Gedeputeerden
Inleiding1
03.
Historisch overzicht
laatste wijziging 27-09-2013
In de middeleeuwen bestond het land van Gelre uit vier gebiedsdelen, kwartieren, die onderling heel verschillend waren:
- het rivierengebied met Nijmegen als hoofdstad (het Kwartier van Nijmegen)
- het oostelijk deel van de provincie, deels bestaand uit het voormalige graafschap Zutphen, met Zutphen als hoofdstad (het Kwartier van Zutphen)
- Veluwe en Veluwezoom met als hoofdstad Arnhem (Het Kwartier van Veluwe of Kwartier van Arnhem)
- Het gebied rondom Roermond, Venlo en Geldern met Roermond als hoofdstad (het Overkwartier of Kwartier van Roermond). Hier lag de oorsprong van het hertogdom, in het gedeelte dat tegenwoordig Duits is.
In 1339 werd Gelre een hertogdom, officieel Hertogdom Gelre en Graafschap Zutphen genoemd. Naast de hertog waren de steden en de ridderschap al vroeg betrokken bij het landsbestuur. In de loop van de 14e eeuw kregen ze steeds meer invloed, per kwartier of gezamenlijk als ‘Staten van Gelderland’.
Enkele delen van het huidige Gelderland waren tot en met de 18e eeuw zelfstandige graafschappen, zoals Culemborg en Buren, of maakten deel uit van het hertogdom Kleef, zoals Huissen, Zevenaar en de Liemers.
In 1543 onderwierp Willem van Kleef, de laatste hertog van het zelfstandige Gelre, zich aan keizer Karel V. Gelre werd een onderdeel van de Bourgondisch-Habsburgse Nederlanden. Als semi-officiële grondwet deed het Traktaat van Venlo uit 1543 dienst. Hierin werden de wederzijdse rechten en verplichtingen vastgelegd. Karel V beloofde de oude rechten en privileges te zullen erkennen. De geldende stads-, land- en dijkrechten zouden intact blijven. Geen schatting zou worden opgelegd zonder toestemming van bannerheren, ridderschappen en steden. Als bijzondere toezegging was opgenomen dat een aantal ambten en functies alleen bekleed zouden worden door mensen uit het gewest zelf, vanwege hun kennis van taal en gewoonten.
- het rivierengebied met Nijmegen als hoofdstad (het Kwartier van Nijmegen)
- het oostelijk deel van de provincie, deels bestaand uit het voormalige graafschap Zutphen, met Zutphen als hoofdstad (het Kwartier van Zutphen)
- Veluwe en Veluwezoom met als hoofdstad Arnhem (Het Kwartier van Veluwe of Kwartier van Arnhem)
- Het gebied rondom Roermond, Venlo en Geldern met Roermond als hoofdstad (het Overkwartier of Kwartier van Roermond). Hier lag de oorsprong van het hertogdom, in het gedeelte dat tegenwoordig Duits is.
In 1339 werd Gelre een hertogdom, officieel Hertogdom Gelre en Graafschap Zutphen genoemd. Naast de hertog waren de steden en de ridderschap al vroeg betrokken bij het landsbestuur. In de loop van de 14e eeuw kregen ze steeds meer invloed, per kwartier of gezamenlijk als ‘Staten van Gelderland’.
Enkele delen van het huidige Gelderland waren tot en met de 18e eeuw zelfstandige graafschappen, zoals Culemborg en Buren, of maakten deel uit van het hertogdom Kleef, zoals Huissen, Zevenaar en de Liemers.
In 1543 onderwierp Willem van Kleef, de laatste hertog van het zelfstandige Gelre, zich aan keizer Karel V. Gelre werd een onderdeel van de Bourgondisch-Habsburgse Nederlanden. Als semi-officiële grondwet deed het Traktaat van Venlo uit 1543 dienst. Hierin werden de wederzijdse rechten en verplichtingen vastgelegd. Karel V beloofde de oude rechten en privileges te zullen erkennen. De geldende stads-, land- en dijkrechten zouden intact blijven. Geen schatting zou worden opgelegd zonder toestemming van bannerheren, ridderschappen en steden. Als bijzondere toezegging was opgenomen dat een aantal ambten en functies alleen bekleed zouden worden door mensen uit het gewest zelf, vanwege hun kennis van taal en gewoonten.
In 1579 voegde Gelre zich definitief bij de opstandige noordelijke gewesten, verenigd in de Unie van Utrecht. Philips II, zoon en opvolger van Karel V, werd in 1581 door de Staten-Generaal afgezworen als landsheer. Voortaan maakte Gelderland deel uit van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
Na een uiterst verwarde periode, waarin delen van Gelderland afwisselend in Spaanse handen en aan de kant van de Opstand terechtkwamen, bleven de steden Zutphen en Nijmegen vanaf 1591 definitief aan Gelderland. Het Overkwartier ging verloren. Een later heroverd gedeelte werd als Generaliteitsland bestuurd door de Staten-Generaal. * .
De oorlogshandelingen in Oost-Gelderland woedden nog jaren voort. Zo werd Groenlo pas in 1627 door Frederik Hendrik definitief veroverd. De Vrede van Munster maakte in 1648 echt een einde aan de oorlogstoestand.
Als persoonlijk plaatsvervanger van de landsheer fungeerde de stadhouder. De eerste stadhouders werden door Karel V en zijn opvolger Philips II benoemd, maar bij de aanstelling van Jan van Nassau in 1578 beslisten in feite de Staten. Na de afzwering waren de Staten soeverein en konden ze zelf de stadhouder benoemen.
De stadhouder was formeel een dienaar van de Staten maar speelde in de praktijk een overheersende rol. Zijn bevoegdheden werden nog groter door het Regeringsreglement van 1675, vooral bij de aanstelling van functionarissen op alle niveaus. In 1702 werd het afgeschaft, na de dood van Willem III. Van 1748-1759 en 1766-1795 was het weer van kracht, in iets gewijzigde vorm. Bovendien werd het stadhouderschap erfelijk.
De stadhouder werd bijgestaan door kanselier en raden, meestal Hof van Gelre en Zutphen genoemd. Dat was de opvolger van de raad en de kanselarij van de hertogen.
Na een uiterst verwarde periode, waarin delen van Gelderland afwisselend in Spaanse handen en aan de kant van de Opstand terechtkwamen, bleven de steden Zutphen en Nijmegen vanaf 1591 definitief aan Gelderland. Het Overkwartier ging verloren. Een later heroverd gedeelte werd als Generaliteitsland bestuurd door de Staten-Generaal. * .
De oorlogshandelingen in Oost-Gelderland woedden nog jaren voort. Zo werd Groenlo pas in 1627 door Frederik Hendrik definitief veroverd. De Vrede van Munster maakte in 1648 echt een einde aan de oorlogstoestand.
Als persoonlijk plaatsvervanger van de landsheer fungeerde de stadhouder. De eerste stadhouders werden door Karel V en zijn opvolger Philips II benoemd, maar bij de aanstelling van Jan van Nassau in 1578 beslisten in feite de Staten. Na de afzwering waren de Staten soeverein en konden ze zelf de stadhouder benoemen.
De stadhouder was formeel een dienaar van de Staten maar speelde in de praktijk een overheersende rol. Zijn bevoegdheden werden nog groter door het Regeringsreglement van 1675, vooral bij de aanstelling van functionarissen op alle niveaus. In 1702 werd het afgeschaft, na de dood van Willem III. Van 1748-1759 en 1766-1795 was het weer van kracht, in iets gewijzigde vorm. Bovendien werd het stadhouderschap erfelijk.
De stadhouder werd bijgestaan door kanselier en raden, meestal Hof van Gelre en Zutphen genoemd. Dat was de opvolger van de raad en de kanselarij van de hertogen.
De stadhouder was zelden aanwezig. De kanselier verving hem dan. Al vrij vroeg werd geen kanselier meer benoemd maar trad de oudste raad in zijn plaats.
De bezetting door Franse troepen in december 1794 en januari 1795 liet de bestaande bestuursinstellingen vooralsnog intact. De Landschap noemde zich voortaan Provisionele vertegenwoordigers van het Volk van Gelderland. De resoluties werden gedrukt om een bredere verspreiding mogelijk te maken. Pas in 1798 schafte de Nationale Vergadering de gewestelijke soevereiniteit af. Op 29 januari 1798 besloot de Landdag zich te ontbinden en zich om te zetten in een Provisioneel Intermediair Administratief Bestuur, waardoor de Staten van de Kwartieren eveneens ophielden te bestaan. De Gedeputeerde Staten bleven, onder andere benamingen, hun taken tot 1805 uitvoeren. *
De bezetting door Franse troepen in december 1794 en januari 1795 liet de bestaande bestuursinstellingen vooralsnog intact. De Landschap noemde zich voortaan Provisionele vertegenwoordigers van het Volk van Gelderland. De resoluties werden gedrukt om een bredere verspreiding mogelijk te maken. Pas in 1798 schafte de Nationale Vergadering de gewestelijke soevereiniteit af. Op 29 januari 1798 besloot de Landdag zich te ontbinden en zich om te zetten in een Provisioneel Intermediair Administratief Bestuur, waardoor de Staten van de Kwartieren eveneens ophielden te bestaan. De Gedeputeerde Staten bleven, onder andere benamingen, hun taken tot 1805 uitvoeren. *
laatste wijziging 04-03-2024
1.931 beschreven archiefstukken
968 gedigitaliseerd
totaal 286.945 bestanden
Inventaris
laatste wijziging 04-03-2024
1.931 beschreven archiefstukken
968 gedigitaliseerd
totaal 286.945 bestanden
Kenmerken
laatste wijziging 04-03-2024
1.931 beschreven archiefstukken
968 gedigitaliseerd
totaal 286.945 bestanden