30 Johan Laix en Gaerdt Laix, schepenen, en gemene schepenen tot Weze oorkonden, dat Frederick die Hesch aan Johan van Hartevelt overdraagt een jaarrente, groot 3 molder winterrogge, gaande uit de goederen van Gaert van Eyl in het kerspel Weze, en een jaarrente, groot 5 daalders, gaande uit de goederen onder Hassum van Peter Schinck van Nydeggen.
Oorspr. (inv.nr. 653), met een fragment van het schepenzegel.

31 op sunte Mertensdach in dem winter. Johan ingen Wordelom en John opten Berghe, schepenen, en gemene schepenen tot Weze oorkonden, dat Johan van Hartevelt en zijn oudste zoon Henrick van Hartevelt erkennen schuldig te zijn aan Derrick van Tygelen en zijn vrouw Elizabeth 150 Gelrische rijderguldens, hiervoor verbindende een stuk land, gelegen in dem Vorseler, genaamd dat Enge.
Oorspr. (inv.nr. 654), met een fragment van het zegel van Johan van Hartevelt; het zegel van Henrick van Hartevelt en het schepenzegel zijn verloren.

32 Gegeven tho Arnhem. Philips, koning van Castiliën etc, verklaart, dat hangende het proces tussen Derrick van der Horst en de naburen van Herwen over de dwang van de molen te Aerde, die van Herwen hun graan op deze molen moeten laten malen.
Oorspr. (inv.nr. 444); het contrazegel van de oorkonder is verloren.

33 Johann ingen Wordelumb en Johann Vurtgens, schepenen, en de gemene schepenen tho Weze, Gerit Nirssman en Derick Wemmer gnant Coeleman oorkonden, dat Johan van Hartevelt Henrickssoen en zijn zonen Bernt en Stheven van Hartevelt overgedragen hebben aan Henrick Schinck van Niedeiggenn en zijn vrouw Henrick van Gaelen een jaarrente, groot 18 daalders, gaande uit de halve hof Upgen Rull.
Oorspr. (inv.nr. 652), met het geschonden schepenzegel en de zegels van Johan van Hartevelt en Gerit Nirssman; dat van Derick Wemmer is verloren.