26 Ott van den Kolck en zijn vrouw Henrisken en hun kinderen Derick, Met en Wylhemken erkennen overgedragen te hebben aan Derick van der Horst 1 1/2 morgen land, de Kalverkamp genaamd, gelegen bij de windmolen te Aerd.
Oorspr. (inv.nr. 496), met de licht geschonden zegels van Ott van den Kolck, Goessen ter Poirten en de erfpachter Geerloch van den Kolck; het zegel van de erfpachter Wylhem van den Wardt is verloren.

27 Kaerle, Rooms keizer etc, beleent Derick van der Horst, na opdracht door zijn broeder Rutger van der Horst Johansz., met de wind en het gemaal met de dwang in de kerspelen Herwen en Aerde.
Oorspr. (inv.nr. 443); het zegel van de oorkonder is verloren.

28 Hermen Gheritsen en zijn vrouw Jennyken erkennen overgedragen te hebben aan Gerit Bylevelt als rentmeester van Derick van der Horst een jaarrente uit hun huis in het kerspel Aerd, groot 2 enkele Overlandse Rijnse keurvorster goudguldens.
Oorspr. (inv.nr. 497), met de geschonden zegels van Hermen Gheritsen en de erfpachter Derick van Heerd; het zegel van de erfpachter Gerit Ryckquyns is verloren.

29 op Manendach nae dat hoichtitt van Paesschen. Herman Craen gnant Toeboeckum, richter tho Weess en Aszperden, Johan Lax en Johan ingen Wordelumb, schepenen, en gemene schepenen tho Weess oorkonden, dat Johan van Hartevelt Henrixsoen overdraagt aan Peter, Arnt en Lysken ingen Mulray, broeders en zuster, een jaarrente van 2 gouden daalderguldens aan ieder van hen uit zijn halve bouwhof tho Wemb, Opgen Rull genaamd.
Oorspr. (inv.nr. 652), met het geschonden zegel van de richter en het geschonden schepenzegel.